ChristenUnie/SGP kritisch over keuzevrijheid Jeugdwet

woensdag 01 oktober 2014 13:18

Volgende week woensdag 8 oktober zal de commissie Samenleving spreken over de nieuwe Jeugdwet. In aanloop daarnaar heeft de fractie technische vragen gesteld over de gedane voorstellen. Met name het onderwerp keuzevrijheid is erg belangrijk en lijkt in het huidige voorstel niet sterk verankerd. De ChristenUnie/SGP zal tijdens de behandeling van de nieuwe wet er op toezien dat de keuzevrijheid voor de burgers wel duidelijk verankerd wordt in de verordeningen. Hieronder kunt u de gestelde vragen lezen:

1. In de Jeugdteams zijn de grootste, huidige spelers in de jeugdzorg in de stad betrokken. Dat is een logische keuze, maar wel is besef nodig dat de werkelijkheid van de jeugdzorg groter is dan de wereld van de in de Jeugdteams vertegenwoordigde spelers. Hoe zorgen de Jeugdteams ervoor dat ze goed zicht krijgen op het brede pallet (portfolio) van informeel hulpaanbod (vrijwilligers) en gespecialiseerd hulpaanbod op stedelijk, regionaal en landelijk niveau?

2. Op welke wijze worden cliënten op de hoogte gesteld van het reguliere aanbod vanuit de Jeugdteams en het aanbod daarbuiten, met het oog op een optimale aansluiting bij de zorginhoudelijke behoeften, levensovertuiging en cultuur?

3. In het Regionaal Uitvoeringsplan is op blz. 7 sprake van vrijwillige overdracht van taken en medewerkers tussen bestaande aan Haaglanden verbonden aanbieders en eventuele nieuwe aanbieders. Kunt u toelichten waaraan dan kan worden gedacht? Is van een dergelijke ketenafspraken / overdracht van taken in de huidige situatie geen sprake?

4. Artikel 2 van de verordening biedt “een zo compleet mogelijk overzicht” van voorzieningen, een aanbod dat zich “in de praktijk zal moeten ontwikkelen” (blz. 10/11 raadsvoorstel). Begrijpen wij goed dat de tekst van de verordening niet limitatief is? Zo ja, betekent dat de nadere regels die het college kan stellen ook buiten de kaders van deze lijst kunnen vallen?

5. Het college verstrekt een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet (zie raadsvoorstel, blz. 6). Dit betekent onder meer dat het budget wordt verstrekt als de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de geboden individuele voorziening niet passend achten. Hoe verhouden naar het oordeel van het college het gemeentelijk aanbod en het besluit van de gemeente enerzijds en de keuzevrijheid van de hulpvrager anderzijds zich tot elkaar en hoe wordt de ‘bewijslast’ hierbij georganiseerd?

6. In voorkomende gevallen zal de jeugdige of zijn ouders niet in staat zijn om een PGB te organiseren en beheren. Hoe zorgt het college in die gevallen voor een aanbod dat past bij de zorgvraag en eigenheid van de cliënt en diens sociale omgeving, ook als het gemeentelijk aanbod niet het meest passend is?

7. Een voorwaarde voor verstrekking PGB uit art. 8.1.1 Jeugdwet is dat naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de hulp die met de PGB wordt ingekocht van goede kwaliteit is. Welke criteria hanteert het college hierbij? Welke ruimte is er voor het betrekken van zorg van personen in het eigen sociale netwerk, die niet bij een gecertificeerde instelling werken en/of zelfstandig ondernemer zijn (bv. een afgestudeerd psycholoog die nog werkzoekend is)?

8. Hoe verhouden artikel 7.2.b en c van de conceptverordening zich tot elkaar als de individuele voorziening in natura niet passend wordt geacht en de passende hulp op basis van PGB duurder is?

9. Op basis van art. 8.4 van de conceptverordening kan een PGB-besluit worden ingetrokken als blijkt dat deze niet binnen zes weken is aangewend. Op grond waarvan verwacht het college dat deze termijn van zes weken in praktijk toereikend zal zijn?

10. Hoe waarborgt het college dat bij de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en van de jeugdreclassering redelijkerwijs rekening wordt gehouden met behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders en met hun godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond?

11. Professionals in de jeugdzorg krijgen een ruim mandaat (Kadernota, blz. 7). Hoe verhoudt zich bij het invullen van de toegangsfunctie de loyaliteit van de professional (op blz. 11 van het raadsvoorstel “voorman” van het jeugdteam genoemd) naar enerzijds de gemeente (verantwoordelijk voor het zorgaanbod) en anderzijds de cliënt?

12. Staat de Haagse CJG Academie (Kadernota, blz. 35) ook open voor zorgaanbieders die niet in de Jeugdteams vertegenwoordigd zijn?

13. Hulpverleners zijn verplicht te werken op basis van een hulpverleningsplan (in het raadsvoorstel ‘ondersteuningsplan’ genoemd). De Jeugdwet bepaalt daarnaast dat bij vroege signalering eerst de mogelijkheid wordt geboden aan ouders e.a. om zelf een familiegroepsplan op te stellen. In het raadsvoorstel (blz. 9) wordt gesproken van het familiegroepsplan als afgeleide van het ondersteuningsplan. Kunt u nader toelichten op welke wijze het familiegroepsplan een plaats krijgt in het gemeentelijk jeugdzorgbeleid?

14. Er is financieel gezien sprake van behoorlijke onzekerheden (raadsvoorstel, blz. 2). Hoe worden deze onzekerheden in de begroting beantwoord? Wat kan uitputting van het beschikbare budget in de loop van 2015 voor de gemeente enerzijds en cliënten anderzijds betekenen? Kent de begroting voldoende flexibiliteit om op onder- dan wel overuitputting van budgetten in te spelen?

« Terug

Reacties op 'ChristenUnie/SGP kritisch over keuzevrijheid Jeugdwet'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Eerdere nieuwsberichten > 2014 > oktober

Geen berichten gevonden