Bijdrage Algemene Beschouwingen 2016

Pieter Grinwisdonderdag 09 juni 2016

Voorzitter,

Wat bindt u en mij samen, wat verbindt ons? En collega's wat bindt jullie en mij? En wat verbindt de bezoekers op de publieke tribune en de kijkers thuis aan elkaar en aan mij? En laat ik de kring nog eens wat uitbreiden: wat verbindt nieuwe Hagenaars - Haagse statushouders - aan mij, aan ons?

Nogal wiedes zullen sommigen van jullie zeggen: we zijn allemaal mens. Of zoals Jefferson het in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring schreef: “all men are created equal.” Dat universele gegeven bindt ons. Voor anderen is het een gevoel, bijvoorbeeld de saamhorigheid die we ervaren als Oranje speelt, dat deze weken schittert door afwezigheid op een niet nader te noemen sportevenement. En weer een ander denkt: “wat verdeelt ons?”, dat was een logischer openingsvraag geweest. Kijk alleen al eens rond in deze zaal: 15 fracties notabene die op niet de kleinste punten fors van elkaar verschillen.

De vraag naar wat ons samenbindt is zeker in deze tijd een spannende én relevante vraag. Deze vraag veronderstelt een samen-leving. Dat we niet als los zand toevallig in elkaars buurt leven, maar dat we deel zijn van een gemeenschap. Dat Den Haag meer is dan een optelsom van individuen.

De afgelopen twee jaar hebben we de grote beschouwende debatten - in juni 2014 over het coalitieakkoord en begin juli 2015 de Algemene Beschouwingen - gehouden tegen de achtergrond van oplopende spanningen in stadswijken die voor een groot deel een parallelle samenleving vormen; twee jaar geleden in de context van demonstratie-uitingen die haaks op onze kernwaarden staan en vorig jaar van rellen, misschien wel onze Nederlandse variant van rassenrellen.

En iedere keer spitst het debat in onze raad zich al snel weer toe op sociaal-economische factoren. Op meedoen en eerlijke kansen voor iedereen. En op de noodzaak van meer banen. In 2014 zei ik bij het debat over het coalitieakkoord dat het in onze stad niet alleen moet draaien om de economie, maar als eerste om in vrede samenleven. En ik citeer: “Niet omdat we elkaar hebben uitgekozen, niet omdat we elkaars beste vrienden zijn, maar wel omdat we geen andere keuze hebben dan een keuze voor een gezamenlijke toekomst.”

Ook in het afgelopen jaar opgelaaide vluchtelingen- en integratiedebat ging het de eerste maanden steevast over zo snel mogelijk onderdak regelen, gelijk de taal leren en alles op alles zetten om te gaan participeren. Super belangrijk natuurlijk. En mijn fractie heeft hier bij herhaling voor gepleit en is met concrete voorstellen gekomen. Maar er is meer nodig dan alleen deze sociaal-economische integratie. Sociaal-culturele integratie is minstens zo belangrijk. Ik heb in februari daarom een vrij scherp betoog gehouden voor een noodzakelijke vierde pijler in het integratiebeleid: naast de drie pijlers van onderdak, taal en werk is ook de pijler van waardenoverdracht essentieel.

Tijdens dat debat half februari benadrukte ik het reeds: Haagse statushouders zijn fysiek naar ons land, naar onze stad verhuisd, maar het is ook nodig dat ze mentaal verhuizen. Mensen die naar ons land zijn gekomen en een status hebben gekregen, zijn oorlog en onderdrukking ontvlucht. Op zoek naar veiligheid. En natuurlijk naar toekomst. Maar dat maakt deze vluchtelingen nog niet allemaal vrijheidslievende mensen, nog geen democraten, geen mensen die staan voor de vrijheid van godsdienst, van meningsuiting, voor de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Integendeel, met de nieuwe stroom aan vluchtelingen uit Syrië, Eritrea en andere landen uit het nabije oosten en noordelijk Afrika komt vaak een cultuur van onvrijheid en ongelijkwaardigheid mee.

En deze mensen komen terecht in een land, in een werelddeel dat gestempeld is door het christendom. En u mag best weten dat ik blij en dankbaar ben op onze door joods-christelijke waarden gestempelde cultuur. Met onze vrijheden, zoals de vrijheid van godsdienst, geboren in de onafhankelijkheidsstrijd tegen Spanje, onder aanvoering van Willem van Oranje, waar standbeelden op het Plein en aan het Noordeinde nog zichtbaar aan herinneren. Deze waarden hebben we hoog te houden. Niet omdat hier alles is goed gegaan - slavernij en vooral genocide liggen nog vers in ons Europese geheugen - maar omdat ze waardevol en het uitdragen en verdedigen waard zijn; waarden waarbij we met alle verschil in vrede en vrijheid met elkaar kunnen samenleven.

In Den Haag hebben we al decennia te maken met nieuwkomers met geheel andere gewoonten, culturen en religies. Door het ruimtelijk uiteengroeien van bevolkingsgroepen en culturen - segregatie - merkten we lange tijd niet eens zo veel van elkaar en werden conflicten vermeden. Maar zoals we wel weten is segregatie geen duurzaam recept. Vroeg of laat komen we elkaar tegen en gaat het schuren. En dan botsen we op verschil. Op afwijkende ideeën, afwijkende normen, afwijkende gebruiken. Op bijvoorbeeld in onze ogen weerzinwekkende zaken als eerwraak, kindhuwelijken en genitale verminking. Zaken die bij andere culturen horen, maar beslist niet het verdedigen waard zijn, integendeel. Het cultuurrelativisme, wat zich sinds de jaren ’60 meester heeft gemaakt van velen, werkt niet meer; het heeft trouwens nooit gewerkt. Samenleven is nu alleen nog mogelijk met een beroep op gedeelde waarden en normen. In onze stad met zo veel nationaliteiten en verschillen in etniciteit, met zo veel verschillende culturen en religies, zijn gemeenschappelijke waarden en normen, is een gemeenschappelijke basis, harder nodig dan ooit. Alleen zo bewaren en bewaken we onze open samenleving.

Het was mooi dat wethouder Wijsmuller, dat het college in februari mijn pleidooi voor het actief overdragen van onze kernwaarden aan nieuwkomers omarmde. Dat hij instemde met het grote belang van het leren kennen en erkennen van de Nederlandse waarden en normen door Haagse statushouders. Zoals toegezegd kwam het laten kennismaken van statushouders nadrukkelijk terug in de Haagse aanpak Statushouders Sociaal Domein.

De invulling mist echter nog grotendeels. En om het college een handreiking te doen presenteert de ChristenUnie/SGP vandaag een initiatiefvoorstel, waarbij we een nadere invulling geven aan het overdragen aan Haagse statushouders van onze kernwaarden en van de context, van de geschiedenis waarin deze waarden zijn ontwikkeld.

Na in dat initiatiefvoorstel eerst een aantal van onze gemeenschappelijke kernwaarden te hebben geschetst - gelijkwaardigheid, vrijheid, verantwoordelijkheid, omzien naar elkaar (naastenliefde zogezegd) en tolerantie - doen we een aantal concrete voorstellen.

  1. Een serie waardenlessen, die door ProDemos ontwikkeld en gegeven gaan worden, over de Nederlandse kernwaarden. Deze serie lessen culmineert in het ondertekenen door de statushouder van een waarden- en participatieverklaring.
  2. Het laten kennismaken van Haagse statushouders met Haagse cultuurankers, zoals ProDemos, Muzee Scheveningen, Het Haags Historisch Museum en Madurodam. De taal- en dus ook waardenmaatjes krijgen een voucher om met ‘hun’ statushouder hier naartoe te gaan. Genoemde organisaties zijn zeer enthousiast en bereid om hieraan mee te werken.
  3. Het entameren van het morele debat door stadsgesprekken over onze kernwaarden, waarbij de nieuwe en de al langer hier wonende Hagenaars elkaar ontmoeten.

We doen deze voorstellen natuurlijk in het besef dat een cursusje hier en een informatiekrantje daar echt niet gaat zorgen voor het soepel omarmen van onze kernwaarden en het verdwijnen van alle multi-etnische, -culturele en -religieuze spanningen. Maar net zoals we bij huisvesting, taal en werk alles op alles zetten om de integratie van nieuwkomers te laten slagen, zo hebben we dat ook te doen bij het overdragen van onze waarden. En dan volstaat één avondje niet, net zo goed dat je onze taal niet in één dag leert spreken.

Kerels voor de klas

Voorzitter, onderwijs speelt een cruciale rol in de overdracht van waarden, in burgerschapsvorming, maar dat thema wil ik nu even laten voor wat het is en mij richten op iets anders. En wel op de vraag: wie staat er eigenlijk voor de klas? Kleine kans dat u een meester treft.

Neem nou de school van mijn kinderen. Daar tel ik 29 vrouwen en 4 mannen. En van die mannen is er - ik zou bijna zeggen ‘natuurlijk’ - 1 directeur en 1 conciërge. En de school van de kinderen van mijn fractiemedewerker: daar zijn alleen maar juffen te bekennen en slechts 1 man, en dat is opnieuw de directeur. In mijn zoektocht naar meesters kwam ik 1 school tegen met wel 10 meesters, maar daar stonden dan wel weer 45 juffen tegenover.

De feminisering van het basisonderwijs is natuurlijk niet iets van vandaag of gisteren. Het aandeel mannen was in 1995 nog een dikke 30%, 10 jaar later was hier nog ruim 20% van over en inmiddels zitten we op ruim 15%. Een halvering dus in 20 jaar. En deze dalende trend zet nog altijd door. In Den Haag is de situatie vergelijkbaar. De SCOH-scholen zitten met een dikke 17% mannelijke leerkrachten iets boven dit percentage en andere scholen zitten er weer onder. En het percentage mannen dat daadwerkelijk voor de klas staat ligt dus nog iets lager.

Maar wat is het probleem? Juffen geven toch niet minder goed les dan meesters? Waar maak je je druk om? Nou, dat is nogal wiedes. Uit veel onderzoeken is gebleken hoe zeer de aanwezigheid van mannelijke leerkrachten, van rolmodellen, op school goed is vanwege sociale redenen voor jongens én meisjes. Meer kerels voor de klas heeft dus een positief effect op de persoonlijke ontwikkeling van alle kinderen.  En het onderwijzend personeel vindt de huidige verhouding en ontwikkeling ook een slechte zaak. Maar liefst 91% van de leerkrachten vindt het een slechte zaak dat er te weinig mannen werken in het primair onderwijs. Bovendien geldt ook hier: gemengde teams functioneren beter.

Daar komt in een grote stad als Den Haag nog iets bij. Het aantal eenoudergezinnen neemt toe. Jongens - uit heel de stad, maar niet in het minst uit de achterstandswijken - die opgroeien zonder ooit met een mannelijk rolmodel of identificatiefiguur te zijn geconfronteerd tot pak ’m beet hun 12e jaar, dat is een slechte zaak.

Voorzitter, ik besef dat in deze kwestie vooral op landelijk niveau beleid moet worden ontwikkeld, bijvoorbeeld waar het gaat om het aanpassen van de PABO’s, van onderwijsprogramma’s; enfin, mijn partij is daar op landelijk niveau al mee aan de slag.

Echter, ook op lokaal niveau kunnen we ook iets doen. In Rotterdam is bijvoorbeeld de Vereniging voor Katholiek onderwijs begonnen met een “hij-instromersproject”. Ook in Amsterdam is er politiek een dergelijk initiatief gestart. En naar de mening van mijn fractie wordt het hoog tijd om daar in Den Haag ook mee aan de slag te gaan, en daarom de volgende motie met als dictum:

verzoekt het college te onderzoeken welke beleidsinzet en initiatieven, waaronder een pilot met hij-instromers in samenwerking met het ministerie van OCW, de dienst OCW, Haagse PABO's en schoolbesturen, bijdragen aan meer kerels voor de klas en hierover de raad hierover voor het einde van dit jaar te informeren,

en deze motie dien ik mede namens Richard de Mos en Robert van Asten in. Ik zie uit naar een welwillende reactie.

Voorjaarsnota

Voorzitter, in dit debat naar aanleiding van de voorjaarsnota wil ik het daar natuurlijk ook even over hebben. De voorjaarsnota is een buitengewoon helder, maar ook puur technisch financieel kader. En daarmee mijns inziens ongeschikt om als uitgangspunt te dienen voor algemene beschouwingen, maar dat terzijde.

Wat ik opmerkelijk vind is dat in de voorjaarsnota 3,9 miljoen uit de Algemene Reserve betrokken wordt bij het budgettaire kader, terwijl bijvoorbeeld de financiële gevolgen van de komst van statushouders nog op PM staat. Ik heb natuurlijk het antwoord op onze technische vragen gelezen, maar is het niet zuiverder om voortaan een voorziening in de voorjaarsnota op te nemen, vanuit financiële voorzorg. Nu lijkt het budgettaire kader ruimer dan het daadwerkelijk is. Boekhoudkundig klopt het allemaal als een bus, dat weet ik ook wel, maar ik zou graag een zo reëel mogelijk budgettair kader terugzien in de voorjaarsnota.

Ook opmerkelijk is de incidentele omgang van het college met een zo langzamerhand structurele tegenvaller op de bijstand. Politiek natuurlijk handig, want op deze manier omzeilt de coalitie pijnlijke politieke keuzes en wordt voorgesorteerd op een greep uit de algemene reserve, zoals we ook afgelopen jaar hebben kunnen zien. Graag reactie op beide punten

Ten slotte

Voorzitter, ik begon met de vraag naar wat ons samen bindt. En ik ben best bezorgd. Bezorgd over toenemende verschillen, gevoelens van onveiligheid en vervreemding. Bezorgd over hoe we de boel bij elkaar houden. Bezorgd bijvoorbeeld over de groeiende groep jonge radicale moslims, die wel gebruik maken van onze vrijheden, maar helemaal niets hebben met onze stad, ons land en onze democratie. Bij de integratie van de nieuwe statushouders moeten we én gaan we het anders en beter doen dan voorheen. In het besef dat integratie, dat de Haagse samenleving niet maakbaar is: een stad vol kwetsbaarheid, maar ook vol Haagse kracht, vol hoop.

Ik heb benadrukt dat in onze stad met toenemende verschillen er een gedeelde basis van kernwaarden nodig is als gelijkwaardigheid, vrijheid, verantwoordelijkheid, naastenliefde en tolerantie en dat we deze dienen over te dragen. Niet om verschillen tussen u en mij op te heffen, maar juist om met verschillen, soms pijnlijke, om te kunnen gaan. Immers, om onze democratische rechtsstaat in stand te houden dienen we onze rechtscultuur en rechtsgemeenschap te onderhouden. Ik wens ons allen en niet in het minst het college daar wijsheid en zegen bij en ik zie uit naar de reactie van het college.

 

 

Labels
Onderwijs
Vluchtelingen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage Algemene Beschouwingen 2016'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Eerdere nieuwsberichten > 2016

Geen berichten gevonden