Bijdrage Joël Voordewind algemeen overleg passend onderwijs

woensdag 16 februari 2011 12:30

De heer Voordewind (ChristenUnie): Als het toch over de cijfers gaat, wijs ik op de 22% bezuiniging op cluster 2. Die is disproportioneel. Het argument van de minister voor de bezuinigingen is steeds geweest dat er een explosieve groei in het passend en speciaal onderwijs is. Die explosieve groei zien wij juist niet in cluster 2. Deelt mevrouw Ferrier de mening dat die grote bezuiniging van 22% op cluster 2 disproportioneel is?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is heel goed dat mevrouw Ferrier mensen oproept om te kijken hoe wij verder in de bureaucratie kunnen snijden. Ik herinner eraan dat wij hierover een motie hebben aangenomen bij de behandeling van de begroting. De opdracht aan de minister ligt er al. Mevrouw Ferrier heeft ook voor die motie gestemd, maar wat lezen wij nu in de brief van de minister? Er kan maar een derde worden gesneden in de bureaucratie en twee derde komt uiteindelijk toch weer terug in de grootte van de klassen en de bezuinigingen op de ambulante zorg. Ik vraag haar nu om zich uit te spreken over het feit dat wij dit niet hebben gered. Wij hebben die leemlaag er niet onbeperkt kunnen uithalen en dat had dus een maximum. Wat vindt zij van de conclusie die de minister nu trekt?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mevrouw Ferrier gaat niet in op de brief van de minister waarin zij schrijft dat zij haar uiterste best heeft gedaan. Een derde deel van de bureaucratie kan inderdaad nog worden weggesneden. Lof voor de minister, maar zij concludeert dat het voor twee derde deel dus niet lukt. Sterker nog, straks zullen 160 regionale samenwerkingsverbanden en dus een nieuwe bureaucratische laag ontstaan. Daar kun je voor of tegen zijn, maar het is de vraag of de bureaucratie wel afneemt.

 

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Iedere keer als wij een vraag stellen, antwoordt mevrouw Ferrier dat zij daarop terugkomt. Zij kan ook nu gewoon antwoord geven.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik werd geprikkeld door de laatste opmerking van de heer Beertema. Hij zegt dat wij nu eenmaal gezamenlijk de prijs moeten betalen en dat wij daarom moeten bezuinigen. Ik heb echter van de coalitie begrepen dat er niet wordt bezuinigd op het onderwijs. Ik begrijp het even niet meer.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Met alle respect: ombuigingen zijn bezuinigingen. De heer Beertema geeft dus toe dat er 100 mln. wordt bezuinigd, net als het CPB zegt?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is moeilijk om, na alle opmerkingen van de collega's, nog wat creatieve vragen toe te voegen over het beleid van de minister. Ook mij hebben heel veel brieven bereikt, van zowel kinderen als onderwijsinstellingen die met grote zorgen de brief hebben gelezen. Epilepsiescholen moeten bijvoorbeeld echt dicht als zij 65% moeten bezuinigen. Ook hoor ik van gedoogpartner PVV en de VVD dat hun dat grote zorgen baart. Ik neem dus aan dat de minister die signalen van de Kamer heel sterk zal oppakken.

De klassen worden groter door de enorme bezuiniging van 300 mln. Premier Rutte zei dat dit "snoeien om te groeien" genoemd zou kunnen worden. Ik wist niet dat met "groeien" grotere klassen werden bedoeld. Dan is dat bij dezen duidelijk gemaakt. In de brief staat dat ieder kind recht heeft op talentontwikkeling en perspectief, "zoveel als mogelijk" staat erbij. Wie heeft dat recht dan niet?

Bij de begroting heb ik een motie ingediend met het verzoek om de mogelijke gevolgen van deze gigantische bezuiniging te onderzoeken. Ik heb die gevolgen nog steeds niet in beeld, waar het gaat om de overloop naar de jeugdzorg, schooluitval, onderwijskwaliteit et cetera. De minister heeft wel geschreven -- daar is zij eerlijk in -- dat de klassen groter worden en dat er veel ontslagen zullen vallen bij de ambulante ondersteuning. Dat betekent feitelijk dat er meer zorgkinderen per klas komen en minder begeleiding in de klas. Hoe kan het dan dat de begeleiding beter wordt, zoals de minister stelt? Ik kan die twee dingen niet met elkaar rijmen.

In wie wordt er uiteindelijk geïnvesteerd? De minister zegt steeds -- zij deed dat ook bij de behandeling van de onderwijsbegroting -- dat er meer wordt geïnvesteerd in leraren. Dat brengt mij bij de prestatiebeloning, eigenlijk een speeltje van de VVD. Zij heeft dat goed uitgespeeld in de coalitieonderhandeling. Het lijkt een beetje op de animal cops: niemand zit erop te wachten. Ik heb veel mensen uit het onderwijsveld gesproken, zoals mensen uit de besturen, de raden, de koepels en de vakbonden. Allemaal zeggen zij dat zij niet op prestatiebeloning zitten te wachten. De kosten hiervan zijn ongeveer gelijk aan de bezuiniging op het passend onderwijs. Ik leg het nogmaals bij de minister neer. Ik zie weinig beweging bij de coalitiepartijen.  Het bedrag is vrijwel gelijk, namelijk 300 mln. We zouden het zo kunnen oplossen. Wij zijn voor een functiemix. Die lijn is al ingezet en daar moeten wij mee doorgaan. Wij moeten wel af van de nullijn voor leraren, maar op die prestatiebeloning zit het veld echt niet te wachten.

Ook ik heb, net als veel andere collega's, tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting aandacht gevraagd voor bureaucratie. Daar zou de minister heel scherp op gaan letten bij het opstellen van de brief. Mevrouw Ferrier van de CDA-fractie heeft daar ook uitdrukkelijk naar gevraagd, net als de heer Elias van de VVD-fractie. Er zijn drie moties over ingediend. Nu kijken wij naar de brief en zien wij dat er een derde uit de zogenaamde "leemlaag" kan worden gesneden. Ook de heer Elias had de minister nog aangemoedigd om de stofkam door de bureaucratie te halen. Hij moet ook teleurgesteld zijn dat er maar een derde uit die leemlaag kan worden gehaald. Ik voorspelde bij de behandeling van de begroting al een beetje dat er niet meer in zou zitten. Waar bestaat dat bedrag van 124 mln. uit? Er worden ook andere projecten genoemd. Welke projecten zijn dat dan? In hoeverre heeft die bureaucratie effect op het primaire proces? In mijn motie vroeg ik om in elk geval het primaire proces te ontzien.

Wij weten dat er minder ambulante begeleiding en grotere klassen gaan komen. Die voorspelling heeft de minister gedaan. Wij weten ook dat in cluster 2 de grootste klappen gaan vallen, namelijk een bezuiniging van 22%. Dat is een disproportionele bezuiniging, juist in het cluster dat het minst is gegroeid. Het argument van de minister was steeds om nu de explosieve groei tegen te gaan. Die zit echter juist niet in cluster 2. Ik vraag de minister vooral om naar die disproportionele bezuiniging van 22% op cluster 2 te kijken. Als de hele prestatiebeloning niet van de baan kan, kijk dan naar een deel ervan. Al is het maar 50 mln. Beperk daarmee dan die heel grote bezuiniging op cluster 2.

Ik kom nu op het nieuwe stelstel. Ook wij hebben gezegd dat de stijging van leerlingen in het passend onderwijs groot is. Het is goed om te kijken wat de leerling wel kan, om dat te benadrukken en om niet te veel labels te plakken. Dat geef ik toe. Het is ook goed om te bezien hoe wij de prikkel om leerlingen binnenboord te houden, kunnen versterken zodat ze niet buiten het reguliere systeem worden geduwd. Vroeger zaten scholen voor speciaal onderwijs in de bossen. Gelukkig bestaat dat systeem niet meer. Daar hebben wij de rugzak en de integratie met het regulier onderwijs voor teruggekregen. Is dat hele traject wel haalbaar? Wij hebben maar anderhalf jaar voor de stelselwijziging. Wij kunnen de precieze effecten nu nog niet overzien. Het praktijkonderwijs heeft een grote meerwaarde en haalt goede resultaten, maar de druk van de bezuinigingen zal ook de druk op het praktijkonderwijs en de reboundvoorzieningen verhogen. Er komen nu al berichten van het speciaal onderwijs dat scholen terughoudend worden met het aannemen van nieuwe leerlingen. Zij anticiperen al op de bezuinigingen.

Ik kom nu op de clusters. Cluster 1 en 2 kennen een relatief stabiel aantal leerlingen, het aantal leerlingen in cluster 3 stijgt licht en in cluster 4 stijgt het aantal leerlingen veel meer. Cluster 3-leeringen zijn in veel gevallen moeilijk in te passen in het reguliere onderwijs. Waarom kan cluster 3, waar ook de epilepsiescholen onder vallen, niet volgens hetzelfde landelijke bekostigingsmodel worden gefinancierd als cluster 1 en 2?

Er moeten 160 nieuwe samenwerkingsverbanden worden opgericht. Mijn vraag is -- ik was blij dat ook mevrouw Ferrier daarnaar vroeg -- wat er gebeurt met de bestaande samenwerkingsverbanden. Die draaien op zich goed en zijn ingericht volgens de lijnen van het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs. Zij houden ook de onderwijsvrijheid op basis van artikel 23 van de Grondwet in stand. Hoe ziet de minister dat in de toekomst? Is zij bereid om de goedfunctionerende samenwerkingsverbanden in stand te houden in plaats van ze allemaal op te heffen en er 160 voor in de plaats te zetten? Als de minister kiest voor de nieuwe benadering, voorziet zij dan niet dat er tussen schoolbesturen een strijd kan ontstaan om de macht en het geld?

Er komt ook een referentiekader. Op die manier zou toch weer een verkapte indicatiestelling per samenwerkingsverband kunnen ontstaan tussen de regio's. Beschouwt de minister de indicatiestelling als een minimumeis? Er kunnen allerlei factoren zijn die ertoe leiden dat er lichtere zorg wordt geïndiceerd dan nodig is, zoals de kosten. Budgetkrapte kan hier een prikkel voor zijn. Ouders hebben nauwelijks iets in te brengen. In cluster 3 is de indicatie vaak duidelijk te stellen, zeker in geval van zwaardere problematieken. Ik hoor daar graag een reactie op.

Mijn volgende punt is de keuzevrijheid voor ouders. Ouders worden nu duizelig van het gedoe rond het vinden van een passende plek voor hun kind. Dat betekent niet dat wij de samenwerkingsverbanden een vrijbrief moeten geven om het kind te plaatsen waar het kan. Ouders moeten nog steeds kunnen aangeven wat de school van hun voorkeur is. Dat wordt doorkruist door het principe van centrale aanmelding bij de samenwerkingsverbanden. Hebben ouders straks nog wel grip op waar hun kind wordt geplaatst, als het gaat om speciaal of regulier onderwijs? De fractie van de ChristenUnie is voor een scherpe afbakening van de zorgplicht en het vastleggen van het recht van de ouders om hun eerste voorkeur voor een school leidend te laten zijn. Moet een school aantonen dat er geen goed onderwijs kan worden geboden conform de zorgplicht? Ik overweeg in de tweede termijn een motie in te dienen op dit punt. Waar is de geschillencommissie voor de ouders gebleven? Hebben zij voldoende inspraak? Is er een medezeggenschapsraad? Hoe zit het met het leerlingenvervoer? Wordt het recht daarop opgeheven op het moment dat het kind geplaatst wordt, ook als dat gebeurt op een school die niet de voorkeur van de ouders heeft? Hoe zit het als de voorkeursschool van de ouders verder weg ligt?

Ik heb in mijn eerste termijn een hoop vragen gesteld. Ik heb vier thema's aan de orde gesteld. Het eerste betrof de totale bezuiniging. Ik heb daarbij nog eens appel gedaan om naar de prestatiebeloning te kijken. Het tweede thema betrof de onevenredige bezuinigingen in cluster 2. Het derde was de mogelijke nieuwe bureaucratielaag met die 160 samenwerkingsverbanden en was het verlies aan expertise. Het vierde thema was de keuzevrijheid en de keuzebeperking door die samenwerkingsverbanden. Ik hoop dat de minister openstaat voor de vele vragen van mijn fractie en de dilemma's die ik heb geschetst.

 

De voorzitter: Naar aanleiding van uw opmerkingen over een motie, het volgende. Het is de vraag of wij in dit debat aan een tweede termijn toekomen. Bovendien is moties indienen in een algemeen overleg niet gebruikelijk. Ik wil u die illusie vast ontnemen, mijnheer Voordewind.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan zou het een VAO worden.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik begrijp dat de minister in het spanningsveld zit tussen specialisatie van scholen voor bepaalde zorg aan de ene kant en keuzevrijheid aan de andere kant. Ik wil haar meegeven dat tot nu toe de keuzevrijheid van ouders altijd leidend is geweest. Kan zij mij op dat punt geruststellen? Ik heb ook gevraagd hoe het staat met het leerlingenvervoer.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het gaat mij juist om ouders die aanspraak willen maken op scholen buiten het samenwerkingsverband. Hebben zij daar nog steeds het recht toe?

 

Labels
Bijdragen
Joël Voordewind

« Terug

Archief > 2011 > februari