Bijdrage Esmé Wiegman aan het plenair debat Wet zorg en dwang psychogeriatrische cliënten.

woensdag 25 januari 2012 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink in een plenair debat met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie.

Onderwerp:   Wijz. van onder andere de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden i.v.m. de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten

Kamerstuk:   32 337

Datum:            25 januari 2012

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is een lange geschiedenis voorafgegaan aan het huidige moment, de dag waarop we het voorstel voor de Wet zorg en dwang behandelen. Oorsprong van de totstandkoming van dit wetsvoorstel ligt in de breed gedeelde onvrede over het feit dat mensen met dementie of een verstandelijke beperking samen met de geestelijke gezondheidszorg onder het regime van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen vallen. Door de Wet BOPZ te splitsen in een wet voor verplichte ggz en een wet voor mensen met psychogeriatrische aandoeningen of een verstandelijke handicap -- wat wordt geregeld in het voorliggende voorstel voor de wet zorg en dwang -- wordt er recht gedaan aan de specifieke kenmerken van de verschillende zorgsectoren en de mensen die zorg ontvangen.

Afgelopen jaren hebben we regelmatig gedebatteerd over schrijnende situaties die zich voordeden in de gehandicapten- en ouderenzorg. Het ging over mensen die soms jarenlang een dwangbehandeling ondergingen en gefixeerd werden. Namen hoeven we niet te noemen. In plaats van incidentenpolitiek zou een duidelijk, wettelijk kader uitkomst moeten bieden voor dit soort complexe zorgsituaties. Dat was althans de gedachte. In al die debatten heeft de ChristenUnie echter steeds de vraag opgeworpen of het ons aan wetten ontbreekt of aan voldoende kennis op de werkvloer waar een gebrekkige zorgcultuur heerst. Eerlijk gezegd is tijdens dit langdurige wetgevingstraject bij mij de twijfel gegroeid of dit wetsvoorstel een goed antwoord is op de vragen die spelen in de ouderen- en gehandicaptenzorg.

Wie is werkelijk met deze wet geholpen? Wat heeft deze wet concreet te bieden in situaties van complexe zorg? Het Centrum voor Consultatie en Expertise schrijft: wij beschouwen het langdurig en frequent toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen per definitie als een vorm van handelingsverlegenheid. Graag krijg ik een reactie hierop.

Als ik het kabinet goed begrijp, legt het voorstel de verantwoordelijkheid om kritisch en uiterst terughoudend om te gaan met vrijheidsbeperkende interventies neer waar die thuishoort, namelijk bij de zorginstellingen en zorgverleners. Over hun beleid moeten de zorginstellingen verantwoording afleggen, zowel op individueel niveau richting cliënten en hun vertegenwoordigers, mondeling in besprekingen en schriftelijk in zorgdossiers, als op maatschappelijk niveau richting de Inspectie voor de Gezondheidszorg over het beleid als geheel. Doordat zorgaanbieders een terughoudend beleid moeten voeren ten aanzien van het toepassen van vrijheidsbeperkingen en hun beleid ten aanzien van individuele cliënten moeten verantwoorden, ontstaat een klimaat waarin zorgaanbieders met betrekking tot vrijheidsbeperkingen bewuste keuzes kunnen en moeten maken, gebaseerd op zorginhoudelijke argumenten die het meest recht doen aan de positie van de individuele cliënt. Als ik dat zo lees, denk ik: mooi, dat vindt de ChristenUnie een goed streven. Maar de ChristenUnie vreest een paradoxale werking, namelijk dat de wet, die bedoeld is om dwang te verminderen, juist het tegenovergestelde bewerkstelligt. Hoe strakker je zaken vastlegt in regeltjes, hoe vaker het gebeurt. Dit effect zie je bijvoorbeeld in een toename van het aantal dwangopnamen in de psychiatrie nadat er sinds 1994 expliciete toestemming nodig is van de patiënt.

Tot zover mijn algemene vragen over nut en noodzaak van de wet zoals die nu voorligt. Ik wil nu verder inzoomen op zorgen en vragen die bij de ChristenUnie leven op de verschillende specifieke onderdelen van de wet, allereerst dreigende verdere bureaucratisering en juridisering, het ontstaan van een papieren werkelijkheid. De staatssecretaris laat in de nota naar aanleiding van het verslag weten: "Het wetsvoorstel gaat over de inhoud van de zorg, maar is in zijn vormgeving procedureel van karakter. Daardoor wordt wellicht gemakkelijk voorbij gegaan aan de waarden die ten grondslag liggen aan dit wetsvoorstel."

Het is goed om hier nadrukkelijk kennis van te nemen. Maar loop je niet het risico met een procedurele wet dat de praktijk ook procedureel gaat worden? Hoe voorkom je dit? Deze wet is gericht op de procedurele aspecten van de besluitvorming, maar moeten wij juist niet meer aandacht hebben voor de kwaliteit van de toegepaste dwangmiddelen? Deze discussie is volgens mij nog helemaal niet gevoerd. Wat betekenen de genoemde dwangmiddelen eigenlijk in de praktijk? In artikel 2 wordt geregeld dat de wet van toepassing is op maatregelen waarmee bijvoorbeeld toezicht op een cliënt wordt gehouden. Wat gaat dit betekenen voor al die camera's die in instellingen hangen, bijvoorbeeld voor bewaking in de nacht? Wat als een patiënt dit niet meer wil? Wat zijn dan de alternatieven? Dat er meer personeel wordt aangesteld? Hier zijn de budgetten natuurlijk te krap voor. Sterker nog, ik vraag mij af wat er gebeurt met een instelling die dit cameratoezicht bijvoorbeeld moet bespreken met haar cliënten. Creëren wij zo niet allerlei nieuwe problemen, problemen die er misschien tot dan toe nog helemaal niet zijn? Hoe zit het met maatregelen, wanneer het bijvoorbeeld gaat om beperkingen in de vrijheid om het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat de cliënt iets moet doen of nalaten? In hoeverre sluit deze wet goed aan bij de bestaande praktijk?

Zo kom ik terug bij mijn beginvragen over de wettelijke structuur in relatie tot de zorgcultuur. Volgens de ChristenUnie zul je vooral randvoorwaarden moeten stellen aan de zorginhoud in de praktijk. Zorg en dwang draait vooral om voldoende tijd, om passende bejegening, om voldoende aandacht. Andersom geredeneerd, in de huidige tijd van personeelstekort en een toename van complexe zorg met de daaraan verbonden handelingsverlegenheid staan de kwaliteit en inhoud van de zorg onder druk. Een andere kijk van professionals op moeilijk verstaanbaar gedrag; dat is wat een echte verandering teweeg kan brengen. Kortom, is deze wet eigenlijk niet veel te ingewikkeld? Zou je niet simpelweg een "verbod op dwang, tenzij"-wet moeten introduceren?

Nog even afgezien van de vraag of deze wet uiteindelijk de instemming van de fractie van de ChristenUnie kan krijgen, zou ik in ieder geval een aantal dingen geregeld willen zien in de wet, allereerst het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen. Dat zal altijd tijdelijk moeten zijn, zo kort mogelijk en altijd gericht op afbouw. Dit is niet expliciet opgenomen in de wet. Ik heb op dat punt een amendement ingediend..

Als het terugdringen van het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen niet lukt, is het belangrijk dat zorgaanbieders structureel om extern advies vragen. Hoe staat de staatssecretaris hier tegenover? Waarom is er niet voor gekozen om echt normen te stellen? Waarom worden onrustbanden niet verboden? Er is volgens mij veel meer behoefte aan instellingsbrede protocollen, maar deze worden niet door de wet gestimuleerd.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

De PvdA is van mening dat het vragen van extern advies en een frisse blik structureel moet worden ingebouwd, niet als straf, maar gewoon als een professionele houding om te voorkomen dat behandelteams, hoe multidisciplinair dan ook, eigen blinde vlekken gaan ontwikkelen. Ik hoor mevrouw Wiegman iets dergelijks zeggen. Zal zij een amendement dat ik wil indienen steunen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voordat ik een amendement steun, kijk ik eerst naar de tekst, maar het punt spreekt mij aan. Ik denk dat onze ideeën overeenkomen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Het is de PvdA vooral te doen om het uitbreiden van de professionaliteit en om intercollegiale toetsing. Mevrouw Wiegman zegt dat elke interventie gericht moet zijn op het zo snel mogelijk stoppen ervan. Hoe ziet de ChristenUnie dat precies? Hoe wil mevrouw Wiegman het zo snel mogelijk beëindigen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik denk dat het Centrum voor Consultatie en Expertise heel goede aanbevelingen doet en de afgelopen jaren ook heeft laten zien hoe het kan. Het is een kwestie van in gesprek gaan en met alternatieven komen. Daarmee moet je verdergaan. Ik zal zo dadelijk meer dingen noemen, bijvoorbeeld projecten die de afgelopen jaren hebben gespeeld om de kwaliteit op de werkvloer te verbeteren. Op dat traject moet je verdergaan. De goede praktijkervaringen moet je vastleggen, die moet je verplichten, daar maak je een protocol of een richtlijn van. Mijn hele verhaal draait om de volgende vraag: is dit wetsvoorstel het antwoord op deze wens? Heb je deze wet nodig om dit te regelen? Ik ben daarnaar op zoek. Ik zie die match vanavond nog onvoldoende. Ik hoop het morgen in de beantwoording veel meer terug te zien. Dat is uiteindelijk wat wij geregeld willen zien.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Hoor ik mevrouw Wiegman zeggen dat zij op zoek is naar praktijkondersteunende maatregelen, maar dat zij af wil van de volstrekte vrijblijvendheid rond het invoeren daarvan?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dat klopt.

Wij spreken over een specifiek en zorgvuldig afwegingskader. Dat moet zorginhoudelijk worden ingevoerd. Handelingsalternatieven zijn beschikbaar. Vilans heeft een heel mooi, praktisch boekje gemaakt met 50 alternatieven, zoals tentbedden, krabhandschoenen en bijzondere nachtverlichting. Het is een mooi boekje met mooie picto's. Zelfs ik kon het goed begrijpen. Dat in de wet wordt bepaald dat een zorgplan in beginsel geen onvrijwillige zorg bevat is mooi, maar het is niet voldoende. Er zou nog een extra stimulans in de wet moeten zitten voor het terugdringen van onvrijwillige zorg. De ChristenUnie is blij met de verschillende programma's en verbetertrajecten die in de afgelopen jaren hebben gespeeld. Kenmerken van deze trajecten zijn echter het projectmatige karakter en de tijdelijke subsidies van waaruit ze betaald zijn. Zijn Zorg voor Beter, Maatregelen op Maat, Ban de Band en Goede Gesprek inmiddels zorgbreed uitgerold, gemeengoed geworden en verwerkt in de zorgzwaartepakkettarieven? Ik zou graag meer inzicht krijgen in de betekenis van de inspanningen van de afgelopen jaren voor deze wet.

De staatssecretaris gaat ervan uit dat opleidingen en brancheorganisaties hun verantwoordelijkheid zullen nemen en aanpassingen in het curriculum zullen aanbrengen. Is dat inmiddels op een bevredigende manier gebeurd?

De Intentieverklaring Zorg voor Vrijheid liep eind 2011 af zonder dat daarbij de doelstellingen zijn gehaald. Is de staatssecretaris van plan om voor instellingen die achterblijven met het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen nieuwe stimulerings- en ondersteuningsactiviteiten te ontwikkelen?

Op 17 maart jongstleden installeerde de staatssecretaris de denktank Complexe zorg die tot taak heeft te verkennen hoe schijnbaar perspectiefloze zorgsituaties kunnen worden vlotgetrokken, zodat cliënten met complexe zorgvragen zich zo veel mogelijk in vrijheid kunnen bewegen. Gisteren ontvingen we een kabinetsbrief waarin wordt gemeld dat het werk van deze denktank nog niet is afgerond. De staatssecretaris meldt wel dat in het kader van het bredere plan van aanpak Complexe zorg alle personen die bij het CCE zijn gemeld waarbij er sprake was van complexe of vastgelopen zorg, door het CCE zijn bezocht. Uit overleg met het CCE is gebleken dat het met het overgrote deel van deze mensen beter gaat. Vrijheidsbeperkingen worden afgebouwd of daarop is ten minste perspectief. Kijk, dat is waar we naartoe willen als ChristenUnie. Maar weer die vraag: in hoeverre is de Wet zorg en dwang hiervoor nodig en hierin behulpzaam?

Massaal is er gehoor gegeven aan de oproep van de staatssecretaris om deel te nemen aan de pilot Regelarme instellingen. Er zijn door 230 zorginstellingen in twee maanden tijd 700 meldingen gedaan. Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot deze pilot? Hoe ziet de staatssecretaris haar eigen ambitie in relatie tot deze wet? Moeten er straks echt meldingen worden gedaan als een cliënt onvrijwillig uit bed is gehaald? Gewone afspraken lijken te worden verheven tot regels. Voor de ChristenUnie is het niet wenselijk als gewone dingen in de zorg gebombardeerd worden tot bijzondere dingen in een wet. Wantrouwen moet je niet organiseren. Het gaat om de kwaliteit van de zorg. De twijfel van de ChristenUnie betreft ook de stapeling van wetten en veranderingen tegelijkertijd en het gebrek aan samenhang. Hoe verhoudt de Wet zorg en dwang zich precies tot de Wet cliëntenrechten zorg en de Beginselenwet zorg, die beide nog in voorbereiding zijn en waar ook heel veel grote vragen rondom spelen?

Dan de thuissituatie. In het wetsvoorstel wordt ook gesproken over dwang door zorgaanbieders in de thuissituatie. Ook door mantelzorgers en familie zou in sommige situaties dwang worden toegepast. Ik heb even overwogen of wij de thuissituatie gewoon niet moeten schrappen uit deze wet. De wet van toepassing laten zijn op de thuissituatie is bijzonder ingewikkeld. Het wordt in de wet eigenlijk ook niet expliciet omschreven. Er wordt simpelweg geen onderscheid gemaakt tussen de thuissituatie en een instelling. Tegelijkertijd realiseer ik me dat als we de thuissituatie niet in de wet opgenomen willen hebben, we dan wel goede antwoorden moeten hebben op de vraag hoe het dan wordt geregeld wanneer er wel sprake is van onvrijwillige zorg. Zeker in een situatie waarin steeds meer dementerenden langer thuiswonen, betekent het dat er wel iets geregeld moet zijn voor de thuissituatie. En daarom maar gewoon een paar open vragen aan de staatssecretaris.Hoe gaat deze wet er in de thuissituatie nu in de praktijk uitzien? Wat betekent dit voor de mantelzorgers? Wanneer spreken we van fixatie in de thuissituatie?

Ter voorbereiding op dit debat las ik in een artikel over de grote meerwaarde van familie als het gaat om het voorkomen van dwang. Op een of andere manier spreken familieleden elkaars taal en begrijpen ze van elkaar wat ze bedoelen. Wensen van de patiënt kunnen beter vertaald worden naar de hulpverlener en andersom. Wanneer familieleden patiënten bijvoorbeeld vragen om iets toch te doen terwijl ze dat niet willen, zijn ze daartoe toch eerder geneigd. Met andere woorden: iets wat ze eerst niet wilden, willen ze nu misschien wel.

Het is mijn fractie niet duidelijk waar de grens ligt tussen de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder en die van de mantelzorgers die al dan niet in overleg met de zorgaanbieders dwang toepassen. Wat kan en mag de zorgverlener van familie en mantelzorgers vragen wanneer zorg en dwang aan de orde is en omgekeerd? Wie houdt er precies toezicht in de thuissituatie? Ik las dat de brancheorganisatie ActiZ ook met vergelijkbare vragen rondloopt. Tegelijkertijd zie ik de precieze antwoorden op mijn vragen met zorg tegemoet. Want als die antwoorden regels gaan worden, dan zou die informele mantelzorg wel eens veel formeler en bureaucratischer kunnen gaan worden.

Opmerkelijk in de wet is de bijzondere bevoegdheid van de wethouder. Volgens mij wordt dat nergens anders toegepast en zijn er ook vraagtekens bij te plaatsen. Na veel discussie heeft de burgemeester extra bevoegdheden gekregen vanuit het oogpunt van openbare orde, maar in de wet wordt nu voorgesteld: "In afwijking van artikel 19, eerste lid, is onvrijwillige opname in een geregistreerde accommodatie van een persoon zonder rechterlijke machtiging mogelijk met een beschikking tot lastgeving van de burgemeester van de gemeente waarin de betreffende persoon zich bevindt. De burgemeester kan de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid uitsluitend mandateren aan een wethouder". Een bijzondere situatie. Graag uitleg hierover.

De wet wordt toegepast indien sprake is van ernstig nadeel. Maar ligt met dit begrip willekeur niet op de loer?

De BOPZ gaat uit van het gevaarscriterium. Dat is veel duidelijker. De nieuwe Wet verplichte ggz spreekt over een aanzienlijk risico op ernstige schade. Wat wordt bedoeld met ernstig nadeel? Om wiens en om welk nadeel moet het gaan?

Volgens de ChristenUnie is een cliënt slechts wilsonbekwaam indien en voor zover een arts heeft vastgesteld dat dit het geval is. Het is aan het veld om normen op te stellen voor de wijze waarop de arts dit kan vaststellen. Ik krijg graag een bevestiging van dit uitgangspunt, want anders overweeg ik een motie op dit punt. De ChristenUnie ziet graag dat er ruimte is om rekening te houden met een mate van wilsbekwaamheid. Wij willen de rechtspositie van wilsonbekwamen verder versterkt zien in de wet. Wij zullen het amendement van de SP van harte steunen als het gaat om de cliëntvertrouwenspersoon. Wat ons betreft, zou deze een sleutelrol moeten hebben, want waarom is de rechtsbescherming in deze wet minder goed geregeld dan in de Wet verplichte ggz, die wij nog moeten behandelen in de Tweede Kamer?

De ChristenUnie is positief over de nota van wijziging, waardoor de rechten van gehandicapten een betere plek heeft gekregen. De nu voorgestelde fundamentele wijziging betekent dat niet de stoornis, maar het gedrag als gevolg van die stoornis wordt aangewezen als rechtsgrondslag. Ik wijs wel op het risico dat het CIZ gaat bepalen welke omgeving voor betrokkene het beste is. Hoe gaat de staatssecretaris dit voorkomen?

Mevrouw Dille (PVV):

Collega Wiegman had het net over wilsonbekwaamheid. De PVV heeft een amendement ingediend om te regelen dat wilsonbekwame mensen dat alleen op het gebied van dwangzorg zijn, maar op allerlei andere gebieden nog wel hun wil kunnen laten gelden. Kan ik ervan uitgaan dat de ChristenUnie dit amendement met liefde omarmt?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Er zitten heel veel goede amendementen in de stapel. Ik heb ook nog wat wijzigingen langs zien gaan. Ik heb niet het precieze overzicht, maar ik heb wel het idee dat dit amendement iets doet met mijn verzoek om aan de mate van wilsbekwaamheid en wilsonbekwaamheid wat meer aandacht te besteden in de wet. Ik denk dan ook dat de kans groot is dat wij dat amendement zullen steunen.

Voorzitter. Ik zou graag wat meer uitleg willen hebben over de relatie van deze wet tot het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

Dan de klachtenprocedure. Al in 2002 werd in het kader van de tweede BOPZ-evaluatie geconcludeerd dat de rechtsbeschermende functie van het klachtenrecht in de sectoren psychogeriatrie en verstandelijkgehandicaptenzorg tot op heden niet van de grond komt. Er is nu alle aanleiding om de positieve uitlatingen uit het veld en van de overheid over het introduceren van een cliëntvertrouwenspersoon of een cliëntvertrouwenspersoonachtige functionaris in de sectoren PG en ggz om te zetten in daden. Essentieel voor de beroepsuitoefening van de cliëntvertrouwenspersoon is dat hij onafhankelijk is van de instelling waar hij werkzaam is. Dat wordt erkend in de geestelijke gezondheidszorg, dat wordt erkend in de jeugdzorg en dat zou ook erkend moeten worden in de psychogeriatrie en de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking.

Dit kabinet maakt zich sterk voor de rechtspositie van cliënten, maar voor de cliënten in de sectoren voor wie het wetsvoorstel zorg en dwang bestemd is, staan maar liefst drie wetten in de steigers. Als het kabinet wil dat cliënten ook daadwerkelijk gebruik gaan maken van hun rechten dan is advies en bijstand door een cliëntvertrouwenspersoon onontbeerlijk. Het is ook van groot belang dat er één commissie wordt gevormd die als geschillencommissie op basis van dit wetsvoorstel en als klachtencommissie op basis van de beide andere wetsvoorstellen kan functioneren. Zo'n commissie kan zich de gezaghebbende positie verwerven die nodig is om het vertrouwen te krijgen van cliënten. De verantwoordelijkheid voor de instelling en instandhouding van deze commissie zou eigenlijk bij de minister van VWS moeten worden gelegd, zoals dat ook voor tuchtcolleges het geval is. Voorbeelden uit andere sectoren die inspirerend kunnen zijn bij de vormgeving van de commissie, zijn de landelijke klachtencommissie onderwijs en de geschillencommissie zorgverzekeringen.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb net in mijn betoog al de onafhankelijke commissie voor gedwongen zorg geïntroduceerd. Ik heb op dat punt ook een amendement ingediend. Wat mevrouw Wiegman zegt, is eigenlijk grotendeels mijn bedoeling. Ik vraag mij dan ook af hoe zij staat tegenover dat amendement.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik denk dat wij dezelfde intenties hebben. De precieze vormgeving heeft mevrouw Leijten misschien al iets meer uitgekristalliseerd dan ik. Vanavond benader ik de principes van onafhankelijkheid en noem ik wat voorbeeld waarvan ik denk: als je het op die manier regelt, lijkt mij dat goed. Ik zal met die ogen nog naar het amendement van mevrouw Leijten kijken en dan zeg ik misschien wel: ja, dat is de vorm waarin het moet.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat klinkt heel positief. Volgens mij moeten wij ook op die manier bekijken hoe wij deze wet kunnen verbeteren. Ik nodig mevrouw Wiegman dan ook uit om, wanneer zij in de toekomst verbeteringen ziet, dat vooral te melden. Als wij de wet gezamenlijk beter kunnen maken, is dat beter dan dat wij dat vanuit verschillende invalshoeken doen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het is in het licht van de amendementen goed als wij deze week de tijd nemen voor de eerste termijn en de beantwoording van morgen goed op ons in laten werken.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik hoor mevrouw Wiegman onderstrepen dat zij denkt aan een soort toetsing op de procedure, of dingen wel goed zijn verlopen, een meer formele toetsing dus. Denkt zij aan een second opinion naast het oordeel van de instelling, naast een klachtencommissie én landelijke bemiddeling? Kan zij iets specifieker zijn? Ik hoorde haar zo-even nog pleiten voor versimpeling.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik zal straks een paar mooie afsluitende opmerkingen maken over versimpeling versus zaken nog ingewikkelder maken. Ik vind het ontzettend belangrijk dat mensen bij een onafhankelijke commissie terecht kunnen. Dat is overigens niet de eerste weg die mensen zullen gaan. Bij problemen in een zorginstelling moeten die in eerste instantie in de instelling besproken worden. Dat heeft te maken met de zorgcultuur. Er moet ruimte in de cultuur van een instelling zijn om zaken bespreekbaar te maken met de zorgverleners. Als het goed is wordt ernaar geluisterd en verbetert de situatie. Soms komt men er in de instelling echter niet uit. Dan is het heel goed als men terecht kan bij een onafhankelijke klachtenpersoon of cliëntvertrouwenspersoon. Wij zijn het er, denk ik, over eens dat het ontzettend belangrijk is dat die cliëntvertrouwenspersoon er komt.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Het is dus een trits. Bij klachten over dingen die niet goed gaan, is de eerste stap die naar de medewerkers of misschien ook nog naar de leidinggevende van de medewerkers. De volgende stap is dan die naar de cliëntvertrouwenspersoon, die binnen de instelling kan bemiddelen. Als dat niet werkt, kan een cliënt nu al gebruikmaken van het gewone klachtrecht. Daar voegt dit wetsvoorstel niets aan toe. De cliëntvertrouwenspersoon kan de cliënt daarbij helpen. Wat wil mevrouw Wiegman daar dan nog naast zetten?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De voorzitter:

Mevrouw Wolbert, wij spreken via de voorzitter. U stelt een vraag, krijgt wellicht een antwoord en mag dan een vervolgvraag stellen. Wij gaan niet door elkaar praten.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb als volgt geredeneerd. De oude wet voldoet op heel veel zaken niet. In het wetsvoorstel mis ik echter dingen die wel in de oude wet zitten. Moeten wij die goede dingen niet beter meenemen in het wetsvoorstel? Dat is voor mij de beweegreden. Het gaat mij niet simpelweg om het idee wat wij allemaal nog kunnen toevoegen. Als iets goed werkt in een wet, is het toch waardevol om te bewaren? Dat geldt zeker voor de rechtspositie van de cliënt. Doen wij die cliënt niet te kort door juist dat soort zaken in het wetsvoorstel achterwege te laten? Maken wij zo de positie van de cliënt niet zwakker?

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Mij is het motief van mevrouw Wiegman in ieder geval stukken helderder. Wij moeten verderop in het traject maar eens verder praten over wat er aanvullend nodig is.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb aan het einde van mijn betoog nog één grote worsteling, namelijk die over het toezicht. De beslissingsbevoegdheid voor het toepassen van maatregelen in de Wet zorg en dwang ligt bij de in de wet niet nader gedefinieerde zorgverantwoordelijke. Er is geen zorgmachtiging nodig, terwijl ook de rol van de IGZ teruggedrongen wordt. Je zou kunnen concluderen: een mooie vorm van administratieve lastenverlichting. Beperking van de vrijheid grijpt echter diep in het leven van mensen. Daarom is het belangrijk dat een onafhankelijke instantie toezicht houdt op de toepassing van vrijheidsbeperkingen. De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen voorziet in een meldingsplicht bij dwangbehandeling en bij de toepassing van middelen en maatregelen. Die meldingsplicht vervalt zodra de Wet zorg en dwang in werking treedt. Zouden wij vanuit het oogpunt van de rechtspositie van de cliënt niet alsnog in de wet moeten opnemen dat zorginstellingen vrijheidsbeperkende maatregelen structureel bij de IGZ moeten melden?

Ten slotte vindt mij fractie het van groot belang dat er een gedegen evaluatiebepaling in de wet komt te staan, met daarbij een rol voor patiëntenorganisaties. Ik hoorde van mensen van een organisatie dat ze de wet wel een kans willen geven, maar alleen indien er zo snel mogelijk wordt geëvalueerd. Ik besef dat twee jaar krap is bij een wet, maar gezien de geuite twijfels en vragen van vandaag, maar ook al in eerdere stadia van dit wetstraject, is het voor de ChristenUnie erg belangrijk dat hieraan gehoor wordt gegeven.

Ik kijk uit naar de reactie en de antwoorden morgen van de staatssecretaris.

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2012 > januari