Bijdrage Esmé Wiegman AO Ketenzorg verloskunde

donderdag 26 november 2009 15:00

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De ChristenUnie is blij dat de uitkomsten bekend zijn geworden van het onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) naar de hoogte van het tarief en de rekennorm voor verloskundigen. De ChristenUnie gaat ervan uit dat de adviezen door de minister worden overgenomen. Ik hoor daar graag een bevestiging op.

De ChristenUnie had een grotere voortvarendheid verwacht als het gaat om preconceptiezorg, zodat deze zorg in 2010 geregeld zou zijn. Dat wordt nu 2011. Omdat eigenlijk alle potentiële voortgang opgehangen wordt aan de stuurgroep Zwangerschap en Geboorte vraag ik mij af wat wij in 2010 kunnen verwachten. Iedereen is het erover eens dat preconceptiezorg een belangrijk instrument is om gezondheidswinst te boeken. Preconceptiezorg moet goed gefaciliteerd worden om het gewenste bereik te realiseren. De eerste lijn zal hierin een belangrijke rol moeten spelen waarbij samenwerking tussen verloskundigen en huisartsen van groot belang is. Er zijn al voorbereidingen getroffen en op grond van een goede pilot is een scholingsaanbod voor verloskundigen ontwikkeld. Er moet een goed instrument komen dat protocollair vastlegt wanneer een vrouw in de preconceptiefase moet worden verwezen. Dit instrument is in ontwikkeling, maar wel afhankelijk van de financiering voor de keten. Ik begrijp dat de Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (ZonMw) een aanvraag niet heeft gehonoreerd. Dit zou een van de aanbevelingen van de stuurgroep kunnen worden. Al bij al maakt dit wel de toekomst onzeker en een nieuwe vertraging met de implementatie van preconceptiezorg zou het gevolg kunnen zijn. Wat kunnen wij in 2010 verwachten? Wij zien liever geen verdere vertraging, maar voortgang. Het zou mooi zijn als met zorgverzekeraars afspraken gemaakt kunnen worden over innovatie. Ik heb begrepen dat dit erg tegenvalt. Formeel gelden voor verloskundigen alleen tarieven voor zorg aan zwangere vrouwen. Zorgverzekeraars geven vooralsnog aan dat preventie geen door hen te financieren activiteit is.

De Zembla-uitzending van deze week heeft grote onrust veroorzaakt. Er zijn veel reacties binnengekomen, ook van zwangere vrouwen. De vraag komt op wie er nu nog thuis wil bevallen. In veel bijdragen wordt gesuggereerd dat de thuisbevalling achterhaald is en alleen nog wordt gepropageerd door een handvol verloskundigen en een klein groepje bijzondere ouders dat bij kaarslicht wil bevallen. De praktijk is natuurlijk anders: 70% van de Nederlands ouders wil graag thuis bevallen, blijkt uit een TNO-onderzoek van dit voorjaar. Om medische redenen lukt dit niet altijd, maar nog altijd bevalt 25% tot 30% van alle vrouwen thuis. Dat wordt gewaardeerd: 96% van de vrouwen die thuis bevalt, kijkt daar tevreden op terug. Ongeveer 90% van de thuisbevallers wil volgende keer opnieuw thuis bevallen. De thuisbevalling is nog steeds een hooggewaardeerde dagelijkse praktijk waar jaarlijks zo'n 50.000 vrouwen voor kiezen. Ik maak van het moment gebruik om afstand te nemen van alle onterechte negatieve publiciteit. Die is ontzettend jammer en ze ondermijnt het vertrouwen van zwangeren in hun verloskundige. Het zou mooi zijn als alle betrokken organisaties rondom de verloskunde en de ketenzorg hiervan afstand nemen. Ik vraag ook de minister om afstand te nemen van de uitspraken in de media. Die zijn duidelijk in strijd met de Nederlandse gegevens en de internationale evidence based informatie en doen onrecht aan de integriteit en beroepseer van de beroepsgroepen.

Mevrouw Arib (PvdA): Ik ben het met u eens dat de keuzevrijheid belangrijk is en dat vrouwen moeten kunnen kiezen tussen bevallen thuis of in het ziekenhuis. Wij moeten het systeem niet om zeep helpen. Tegelijkertijd vraag ik mij af of u de klachten erkent die er zijn. Thuisbevallingen kunnen gepaard gaan met complicaties en die kunnen ertoe leiden dat kinderen overlijden. Wat vindt u van de concrete klachten die ook door de beroepsgroep worden gesignaleerd?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Die moeten natuurlijk serieus worden genomen. Als het gaat om een discussie en een bepaald beeld dat neergezet wordt, vind ik dat wij met z'n allen hard moeten werken om dit op basis van feitelijke gegevens en juiste informatie te doen. Op basis daarvan voeren wij de discussie en worden beide kanten gehoord. Natuurlijk moeten de medische missers genoemd worden, het is belangrijk dat daar openheid over is, maar wat goed gaat en hoe het precies zit met de percentages moet ook genoemd worden om zo verder op zoek te gaan naar de oorzaak van de babysterfte in Nederland.

Voorzitter. Deze week ontvingen wij een brief van de minister over vrije prijsvorming in kraamzorg en verloskunde. De ChristenUnie steunt de minister in zijn inzet om dit niet overhaast in te voeren en vooral de uitkomsten van het advies van de stuurgroep Zwangerschap en Geboorte te kennen. Inderdaad: de inhoud moet domineren en niet de financiering. Als het gaat om de inhoud leven er nogal wat zorgen. Ik denk dan aan de brief van de Nederlandse Beroepsvereniging voor Kraamverzorgenden (NBvK) waarin verschillende zaken worden genoemd: de positie van de zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers), de loonontwikkeling, de rol van de zorgverzekeraars en het belang van kwaliteit en de scholing die daarbij hoort. Als wij met elkaar die scholing zo belangrijk vinden, wie moet en kan die dan betalen? Scholing is duur en het is lastig om daarin te voorzien met het inkomen dat een kraamverzorgende ontvangt.

Mevrouw Langkamp (SP): Even terug naar de vrije prijsvorming. Ik ben blij dat die niet overhaast ingevoerd wordt. Vindt u dat de vrije prijsvorming wel of niet ingevoerd moet worden in de kraamzorg en de verloskunde?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik steun de inzet van de minister die niet bij voorbaat zegt wanneer dat gebeurt, maar dat de uitkomsten van het advies van de stuurgroep heel belangrijk zijn. Het gaat om de inhoud: hoe kun je goede zorg leveren? Vervolgens kijken wij welke financieringssystematiek daarbij hoort. Ik kan niet bij voorbaat al zeggen dat ik een apert voor- of tegenstander ben van vrije prijsvorming.

Voorzitter. Ten slotte de certificering van zorginstellingen om een goed borstvoedingsbeleid te garanderen. De indicator waarover de minister in de borstvoedingsbrief spreekt, moet body krijgen. Dat betekent koppeling aan certificering. Op het moment dat wij alleen maar gaan werken met een percentage vrouwen dat borstvoeding geeft, zegt dat niets over de prestaties van de zorginstellingen. Ik vraag er aandacht voor om die indicator verder op te stellen.

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2009 > november