Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat Invoeringswet Participatiewet

dinsdag 18 februari 2014 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan een plenair debat met staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid   

Onderwerp:   Invoeringswet Participatiewet

Kamerstuk:    33 161

Datum:            18 februari 2014

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Op welke wijze kunnen we ervoor zorgen dat mensen met een arbeidsbeperking hun talenten zo goed mogelijk kunnen inzetten? Dat is de vraag die ik mezelf heb gesteld bij het heel lange aanlooptraject van deze wet. Dat is wat mij betreft de kernvraag die centraal moet staan in dit debat. Ieder mens heeft capaciteiten en talenten, en ieder mens heeft ook beperkingen. Ons ideaal is een samenleving waarin plek is voor iedereen, ook op de werkvloer. Dan is het belangrijk om per individu te bekijken wat daarvoor nodig is. Tijdens werkbezoeken en de vele gesprekken die ik gevoerd heb in het kader van deze wet valt namelijk in ieder geval een ding steeds weer op: als iets kenmerkend is voor mensen met een arbeidsbeperking is het wel dat ze meestal heel graag willen werken. Helaas lukt ze het alleen niet om ertussen te komen. Niet alleen in de wet, maar ook in onze maatschappij zal er iets moeten veranderen. We moeten de talenten van alle mensen centraal stellen. Dat vraagt soms wat meer aanpassingen van de werkgever, van werknemers, maar uiteindelijk levert dit de samenleving ook heel veel op: mensen die tot hun recht komen en talenten die niet onbenut blijven.

De Participatiewet die nu voorligt, bevat een grote wijziging voor mensen met een arbeidsbeperking. Wij snappen dat dit onrust veroorzaakt. Sterker nog: op gezette momenten heb ook ik die onrust ervaren. Enerzijds kunnen wij volledig instemmen met de gedachte achter de wet om de begeleiding van mensen met een arbeidsbeperking te decentraliseren en om niet meer vanuit verschillende regelingen, met alle goede bedoelingen, te proberen om mensen te bemiddelen naar werk. Hoe vaak is niet geprobeerd om deze mensen van de ene naar de andere regeling over te hevelen, terwijl het juist zou moeten gaan om het naar werk begeleiden van deze mensen? Het opheffen van hokjes en het onderbrengen van de doelgroep bij de gemeente hebben dan ook zonder meer onze instemming.

Het is echter bekend dat er bij mijn fractie ook grote twijfels over het wetsvoorstel waren. Ik begin met de opmerking dat de Participatiewet een verbetering betekent ten opzichte van de Wet werken naar vermogen. Ook in het sociaal akkoord zijn enkele afspraken gemaakt die wat ons betreft een verbetering zijn. Zo krijgen mensen onder de nieuwe wet straks niet te maken met loondispensatie, maar met loonkostensubsidie. Mensen die met een loonkostensubsidie aan de slag gaan, verdienen ten minste het wettelijk minimumloon. Dit past binnen de visie van de ChristenUnie. Als mensen naar vermogen volwaardig meedoen in de maatschappij, moet daar ook een volwaardige beloning tegenover staan.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat klinkt mij als muziek in de oren. Dat is een belangrijk punt om voor te strijden en te blijven strijden, want we zijn er nog niet. Bijvoorbeeld op het punt van mensen met een medische urenbeperking heeft de ChristenUnie volgens mij samen met D66 een voorstel gedaan. Dat voorstel is misschien een stapje vooruit, maar volgens mij regelt dat amendement nog steeds niet dat iedereen met een medische urenbeperking die naar vermogen volop werkt, echt het wettelijk minimumloon krijgt. Klopt dat? Zo ja, kan ik dan op de steun van mevrouw Schouten rekenen voor ons amendement, waarmee wij dat wel willen regelen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Mevrouw Karabulut heeft inderdaad gehoord wat ik heb gezegd. Wij hebben in een wetgevingsoverleg al eerder aangegeven dat er op het punt van die medische urenbeperking wat ons betreft een groot probleem was. Ik kom daar straks op terug. Ik heb in alle oprechtheid gezocht naar de maximale ruimte binnen de financiële kaders — daar ben ik ook heel eerlijk in — om daar invulling aan te geven. Ik ben blij dat we in ieder geval de extra 15% die mensen van hun inkomen mogen overhouden — daarop wordt dus niet gekort — hebben kunnen regelen. Laat ik het zo zeggen: als ik de wet had geschreven, had ik die op een aantal punten misschien ook anders gemaakt, maar uiteindelijk is het ook een kwestie van geven en nemen, van wikken en wegen. Wij hebben gemeend dat wij met deze stap vooruit — dat onderkent mevrouw Karabulut gelukkig — in ieder geval een stap verder zijn gekomen in de richting van dat ideaal.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat begrijp ik oprecht niet, want op dit punt gaat het om het terugdraaien van een verslechtering. Daar stemt de ChristenUnie mee in, maar niet helemaal, want als mevrouw Schouten staat achter wat zij zegt — daar ga ik van uit — waarom stemt de ChristenUnie dan in met een bezuiniging van maar liefst 2 miljard euro op mensen met een arbeidsbeperking, op banen, op inkomens en op begeleiding? Daarmee krijgt ook een hele grote groep jonggehandicapten onder het wettelijk minimumloon via loondispensatie betaald.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Volgens mij begon ik met aangeven hoe mijn ideaal eruit zou zien: zo veel mogelijk mensen op een reguliere arbeidsplaats plaatsen. Te vaak is ervoor gekozen om mensen een uitkering te geven. Ik heb aangegeven dat er zelfs overhevelingen plaatsvonden van groepen mensen. Dat stuit mij tegen de borst. Dat is volgens mij niet de manier waarop in onze samenleving moet worden omgegaan met mensen met een arbeidsbeperking. Ik zie dat in deze wet stappen worden gezet om juist dat punt aan te pakken. En ja, ik geloof ook dat gemeenten dit goedkoper kunnen. We hebben ook een aantal maatregelen genomen waarin de harde kanten van de wet af zijn gehaald. Dat zijn zaken waarvoor ik in de Kamer bij wijze van spreken dag en nacht bezig ben. Ik geloof dat we door deze wijziging — meer decentralisatie naar de gemeenten, echt kijken naar de mensen en niet naar de hokjes waar ze in zitten — in de wet aan te brengen wel stappen vooruit kunnen zetten.

De voorzitter:
Gaat u verder, mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik kijk even waar ik ben gebleven. In het sociaal akkoord werd echter ook de in onze ogen ongelukkige keuze gemaakt om de huidige Wajongers met arbeidsvermogen over te hevelen naar de bijstand. De partner- en de vermogenstoets zouden dan ook voor hen gaan gelden. Wajongers, die nu vaak een aangepast huis hebben, zouden dan eerst hun eigen huis moeten opeten. Ook zouden zij spaargeld, dat bijvoorbeeld ouders speciaal opzij hebben gezet voor later, moeten opmaken. Pas dan zouden ze weer in aanmerking komen voor een uitkering. Dat was zo verstrekkend en ingrijpend voor de groep Wajongers dat we alles op alles hebben gezet om dit te voorkomen. Ik ben blij dat dit uiteindelijk is gelukt.

Ik heb nog wel een aantal vragen over de nieuwe instroom van arbeidsgehandicapten. Zij gaan straks onder het bijstandsregime vallen. Dan kan de situatie ontstaan dat iemand die een letselschade-uitkering heeft ontvangen, die straks eerst moet opeten voordat er recht op een uitkering ontstaat. Heeft de staatssecretaris hierover contact gehad met bijvoorbeeld de Raad voor de rechtspraak? Wat betekent deze wet voor jongeren die straks recht krijgen op een letselschade-uitkering? Wordt daar bij de vaststelling van de letselschade dan ook rekening mee gehouden? Ik hoop dat de staatssecretaris hierover meer inzicht kan bieden.

De voorzitter:
Wilt u nog verder, mevrouw Schouten, of hebt u dit punt afgerond?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ja.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Karabulut. Het hoeft niet, hoor.

Mevrouw Karabulut (SP):
Heel graag wel, want het is een belangrijk punt. De ChristenUnie, mevrouw Schouten, was begrijpelijkerwijs blij met het akkoord dat ze met deze coalitie sloot, omdat jonggehandicapten niet meer worden overgeheveld naar de bijstand. Dat is terecht, zo zeg ik erbij. Maar waarom vindt de ChristenUnie het dan blijkbaar wel goed dat voor onze toekomstige jeugd met een structurele functionele beperking vanaf 2015 die vermogens- en inkomenstoets in de bijstand en die keiharde strafwetten, met een verhuisplicht et cetera, gaan gelden?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik hoop dat er straks op een heel andere manier naar die mensen zal worden gekeken. Ik hoop dat we straks met elkaar zullen kunnen zeggen: die mensen moeten we zo veel mogelijk bij bedrijven aan de slag kunnen krijgen. Dat is voor deze groepen uiteindelijk de beste waarborg voor inkomen. Als dat niet kan, als mensen volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, houden ze een Wajong-uitkering. Dat zou voor mij het ideaal zijn. Ik hoop echt dat we met deze wet de stappen kunnen zetten om dat te realiseren.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dit is geen antwoord op mijn vraag. Dit is eerder het ontwijken van de vraag. Dat ben ik niet van mevrouw Schouten gewend. De vraag is namelijk: als mevrouw Schouten terecht blij is dat de huidige groep jonggehandicapten niet richting de bijstand gaat met een vermogens- en inkomenstoets, waarom regelt ze dat dan niet ook voor de toekomstige groep? Sterker, ik heb een daartoe strekkend voorstel. Kan ik daarvoor de steun van mevrouw Schouten verwachten? Ze weet immers ook wel dat we die werkloosheid in de toekomst niet meteen opgelost zullen hebben.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het was niet mijn intentie om de vraag te ontwijken. Ik wil echt vanuit mijn diepste motivatie aangeven hoe wij graag willen dat die wet wordt en uit zal werken. Ik zal de staatssecretaris daarover ook nog een aantal vragen stellen. De huidige groep Wajongers zit al in een bepaalde situatie. Zij moesten in één keer om naar een heel nieuw regime, waarin opeens heel andere regels gingen gelden. Ik noem nog een keer het voorbeeld van de letselschade, waarover ik net een vraag aan de staatssecretaris stelde. Sommige Wajongers hebben een letselschade-uitkering toegekend gekregen, maar bij de toekenning daarvan is geen rekening gehouden met het feit dat ze naar de bijstand zouden gaan. Dat zou heel zwaar uitpakken voor die groep. We vonden dat we die groep niet in één keer die overgang moesten laten maken, omdat de consequenties zo groot waren. Bij de nieuwe gevallen is het anders dan bij de huidige. Zij krijgen wel een vermogenstoets en een partnertoets. Zij weten straks echter wel waar ze aan toe zijn en dat was in de oude situatie niet het geval.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het is natuurlijk een goede zaak dat mensen na de herkeuring niet, zoals PvdA en VVD wilden, in de bijstand belanden. Dat is en blijft een goede zaak. Maar wat is nu nog het nut van de herkeuring als er vervolgens nog steeds niet wordt geïnvesteerd in begeleiding, in aanpassing op het werk en in coaching? De bezuiniging staat nog steeds. Waarom houdt u dan toch vast aan de herkeuring?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik ben niet principieel tegen een herkeuring, omdat ik geloof dat die mensen kansen biedt. Je zult maar in een uitkering zitten en voor de rest niet zo veel meer horen, terwijl je wel capaciteiten hebt. Daarmee word je eigenlijk bijna vergeten. Dat vind ik bijna erger dan dat we gewoon nagaan wat iemands arbeidscapaciteit is, ongeacht hoeveel onrust dat geeft; ik weet dat dit het geval is. Ik ben ervan overtuigd dat als mensen de kansen hebben, zij de kans krijgen als gezien wordt dat zij veel meer kunnen dan zij nu doen. Tegelijk is de herkeuring niet mijn idee. Zij is terechtgekomen in het sociaal akkoord. We weten allemaal dat een sociaal akkoord een samenstel is van allerlei regels. Die regels pakken aan de ene kant wat ons betreft positief uit; ik noem maar het punt van de loonkostensubsidie. Aan de andere kant hadden we het misschien anders gedaan. Ik zie dat de maatregel erin staat. Laten we proberen om daar het beste uit te halen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik denk dat het inderdaad een goed idee is dat je nagaat wat mensen nodig hebben om aan het werk te komen. De herkeuring kost 70 tot 120 miljoen, zoals het UWV desgevraagd tegen ons heeft gezegd in de hoorzitting over de Participatiewet. Je kunt dat geld toch veel beter steken in het aan het werk helpen van die mensen? Dat zou toch veel zinvoller zijn? Als het mevrouw Schouten er echt om te doen is om te kijken naar de mensen, dan moet het geld daarin gestoken worden en niet in een herkeuring.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik sluit niet uit dat dit samenvalt. Ook als je kijkt naar wat die mensen nog wel kunnen, weet je wat ze nodig hebben om de stap naar de arbeidsmarkt nog wel te zetten. Als een herkeuring noodzakelijk is om na te gaan wat de mogelijkheden van iemand zijn en wat we diegene kunnen bieden om de stap naar de arbeidsmarkt te zetten, zie ik dat alleen maar als winst.

De voorzitter:
Ik stel voor dat u uw betoog voortzet, mevrouw Schouten. Ik zie mevrouw Karabulut staan, maar ik pleit ervoor dat u wat verder komt met uw betoog.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik doe mijn best.

De voorzitter:
Het ligt niet aan u, absoluut niet. Het is geen verwijt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik kom op het punt van de medische urenbeperking. Mensen die nu een beperkt aantal uren per week kunnen werken en een inkomen hebben dat lager is dan de bijstandsnorm, worden aangevuld tot de bijstandsnorm. Als het dan lukt om iets meer te gaan werken, ga je er op inkomen niet op vooruit. De aanvulling wordt dan immers alleen maar kleiner. Om meer werken lonend te maken voor mensen met een medische urenbeperking heb ik samen met de heer Van Weyenberg een amendement ingediend. Wij stellen voor om een deel van het inkomen, 15%, structureel niet mee te laten tellen. Ik hoor graag de mening van de staatssecretaris over dit amendement.

In de huidige Wajong is er daarnaast een studieregeling. Wajongers kunnen dan naast hun studiefinanciering als extra aanvulling een uitkering van 25% van het wettelijk minimumloon ontvangen. De gedachte hierachter is dat het voor iemand met een arbeidsbeperking lastiger kan zijn om via een baantje nog geld naast de studie te verdienen. In het voorstel van de Participatiewet ontbreekt zo'n studieregeling echter. Dit pakt slecht uit voor de mogelijkheden van mensen met een beperking om te gaan studeren, terwijl een goede studie juist de kansen op de arbeidsmarkt vergroot. De ChristenUnie vindt goede studiemogelijkheden voor mensen met een arbeidsbeperking dan ook essentieel. Ik heb gezien dat de heer Van Weyenberg een amendement heeft ingediend op dit punt. Dat amendement ondersteun ik van harte.

Ik heb nog een vraag over specifieke voorzieningen, bijvoorbeeld de tolkenvoorziening voor doven. Tijdens de hoorzitting over de Participatiewet kwamen al van diverse kanten geluiden, ook van een werkgever, dat het wel heel lastig zou kunnen worden om telkens bij verschillende gemeenten deze voorzieningen aan te vragen. Ik heb gezien dat hier gisteravond een brief over gestuurd is. Is de staatssecretaris nu met de VNG aan het bekijken of die voorzieningen meer centraal kunnen worden aangevraagd en aangeboden? Dat zou heel veel belemmeringen voor mensen wegnemen op dit punt.

Mevrouw Karabulut (SP):
Wat betekent dat, "meer centraal"? Ik heb de brief ook gelezen, maar ik vind die nogal vaag. Wij hebben gesproken met mensen die gebruikmaken van doventolken en daarvoor ook afhankelijk zijn voor hun functioneren. Wij pleiten allebei voor de instandhouding van de huidige regeling. Wil mevrouw Schouten dat nog steeds?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik vond de brief ook een beetje vaag; daarom heb ik verder gevraagd. Het is er mij om te doen te voorkomen dat een werkgever straks bij drie gemeenten voorzieningen moet aanvragen voor drie werknemers die een tolk of iets dergelijks nodig hebben. Die versnippering wil ik voorkomen. Ik geef de staatssecretaris de vrijheid om dit samen met de VNG vorm te geven, maar ik wil er wel van overtuigd worden dat het geen versnipperd landschap wordt. Wat mij betreft zou je dit op één punt moeten organiseren, maar ik hoor graag hoe de staatssecretaris hierover denkt.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dan versta ik mevrouw Schouten zo dat zij tegen een versnippering over 403 gemeenten is. Zij pleit voor een overzichtelijke voorziening die via het werkbedrijf of het UWV wordt geborgd en wil geen wijziging ten opzichte van het huidige goed functionerende stelsel.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Nogmaals, waar het dan moet gebeuren, moeten partijen zelf bekijken. Mevrouw Karabulut spreekt over de werkbedrijven. Dat lijkt mij een goede suggestie, maar ik hoor graag wat de staatssecretaris daarover te zeggen heeft.

Uiteindelijk gaat het erom dat mensen met een arbeidsbeperking een baan krijgen. Dat is de beste manier om talenten te ontplooien en inkomen te genereren. Het is goed dat werkgevers en werknemers afspraken hebben gemaakt over het creëren van arbeidsplaatsen voor mensen die onder de doelgroep van de Participatiewet vallen. Met het Herfstakkoord zijn deze afspraken nog eens aangescherpt. Toch heb ik hier ook nog een aantal vragen over.

De banen onder de quotumregeling gelden voor mensen met een arbeidsbeperking die minder dan 100% van het wettelijk minimumloon verdienen. Dat begrijp ik, maar is het risico niet groot dat de mensen die daar net boven zitten, straks de rekening betalen? Immers, de banen voor deze mensen tellen straks niet mee voor de quotumregeling. Ik zou daarom graag zien dat de banen voor mensen met een arbeidsbeperking die meer dan 100% van het wettelijk minimumloon verdienen, straks wel gedeeltelijk kunnen worden meegewogen voor de quotumregeling. Ziet de staatssecretaris daartoe mogelijkheden en is zij daartoe bereid?

Een ander punt van zorg is de manier waarop straks arbeidsplaatsen worden gedefinieerd die meetellen voor de quotumregeling. Die wet zullen wij nog behandelen, maar ik voorzie dat hier een bottleneck kan ontstaan om mensen met een arbeidsbeperking juist in te schakelen. Bedrijven hebben bijvoorbeeld niet altijd de mogelijkheid om mensen met een beperking zelf in dienst te nemen. Zij besteden echter wel graag werk uit aan SW-bedrijven of laten de mensen uit de SW detacheren. Ook schakelen zij wel sociale ondernemers in. Dat is prima, want dit alles biedt mensen kans op een baan. Dat is iets wat wij allen graag willen, maar het is onduidelijk of deze banen meegeteld kunnen worden voor het quotum. Dit soort procedurele vragen mag het creëren van werk toch niet in de weg staan? Kan de staatssecretaris duidelijkheid bieden op dit punt, juist ook in de richting van de werkgevers? Kan zij aangeven hoe dit straks wordt geregeld in de quotumregeling?

Ik noemde zojuist de sociale werkvoorziening al; een bedrijf waar mensen met een arbeidsbeperking een plek hebben waar zij hun capaciteiten kunnen laten zien. Deze bezuinigingen op de SW-bedrijven zijn dan ook niet gemakkelijk. Ik sprak al eerder over de onrust die ik heb gevoeld en die voel ik vooral bij dit onderwerp. Tegelijk geloof ik oprecht in het ideaal om de mensen met een WSW-indicatie een kans te geven te werken bij reguliere bedrijven. Ik geloof erin dat SW-bedrijven juist de kennis en kunde hebben om mensen te detacheren naar banen in reguliere bedrijven. Ik geloof er ook in dat wij een voorziening moeten behouden voor diegenen die daartoe niet in staat zijn.

De plannen die nu voorliggen, passen bij het streven van de sector om een derde van de mensen bij reguliere werkgevers, een derde via detachering en een derde in een beschutte werkplaats werk te bieden. Ik zie ook dat gemeenten financieel gezien meer lucht krijgen om de efficiencykorting door te voeren. Daar ben ik blij mee.

Voor mijn fractie is het echter ook van groot belang om de vinger aan de pols te houden. Ik heb gelezen dat de staatssecretaris de effecten jaarlijks wil monitoren. Mijn fractie zou ook graag zien dat de evaluatie naar voren wordt gehaald. Nu staat deze op zes jaar. Wij zouden het op prijs stellen als deze evaluatie ten minste een jaar eerder plaatsvindt. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

PWRI, het pensioenfonds voor de SW, heeft aan de bel getrokken over de gevolgen van de wet voor medewerkers in de sociale werkvoorziening. Dat is begrijpelijk. Het is goed dat de staatssecretaris jaarlijks 10 miljoen beschikbaar stelt om hieraan tegemoet te komen. Dit is echter onder de voorwaarde dat er ook een afspraak komt tussen het pensioenfonds en de VNG. Is hier al meer zicht op?

Zorgen over het wetsvoorstel leven ook bij gemeenten in enkele specifieke regio´s van Nederland. Ik geloof dat alle woordvoerders daar al over hebben gesproken. Ik denk bijvoorbeeld aan Groningen, Zuid-Limburg of Zeeuws-Vlaanderen. Volgens mij is ook bijna iedereen daar op werkbezoek geweest, dus we hebben het zelf kunnen zien. Er zijn regio's waar relatief meer mensen met een arbeidsbeperking zijn, die een grotere werkloosheid hebben of waar andere omstandigheden meespelen die een nadelig effect hebben op de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking en de kosten voor gemeenten. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat er bij de verdeling van financiële middelen aan gemeenten rekening wordt gehouden met regionale verschillen. De staatssecretaris heeft al eerder toegezegd dat dit een plaats krijgt in de uitwerking van het nieuwe verdeelmodel voor de budgetten van gemeenten. Kan zij ondertussen al meer zeggen over deze uitkering en in het bijzonder de criteria waarmee straks wordt gewerkt bij de vaststelling van het verdeelmodel?

Ik ga afronden. De Participatiewet zal een grote verandering betekenen voor mensen met een arbeidsbeperking en ook voor de gemeenten. Naar mijn overtuiging kan die verandering alleen een succes worden als niet alleen de overheden, maar juist de hele samenleving erkent dat ieder mens talenten heeft. Dat vraagt wat van ons allemaal.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb nog een vraag over de sociale werkvoorziening. Ik heb destijds het debat gevoerd over bijna dezelfde wet, maar met een andere naam, met mevrouw Ortega-Martijn. Zij heeft het heel mooi gezegd in 2011: grotere participatie van mensen met een arbeidsbeperking door verandering en aanpassing van het sociaal stelsel is niet het probleem. Het probleem is wel dat het misgaat als de hervormingen gepaard gaan met bezuinigingen waarvan de allerzwaksten de dupe worden. Mevrouw Schouten sprak net ook haar zorgen uit over de sociale werkvoorziening. Waarom heeft de ChristenUnie dan toch ingestemd met de korting van 650 miljoen op de sociale werkvoorziening, waardoor deze nu kopje-onder dreigt te gaan?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb geconstateerd dat het kabinet zelf ook stelt dat er middelen blijven voor 30.000 plaatsen in de sociale werkvoorziening. Daarnaast is er een quotumregeling gekomen, zoals ik net bij de interruptie van mevrouw Voortman al zei. Daardoor moeten er voor deze mensen meer plaatsen komen bij reguliere werkgevers. Ik heb de staatssecretaris ook opgeroepen om bij de quotumregeling veel meer kansen te bieden, bijvoorbeeld om werkzaamheden die bij de SW-instellingen voor bedrijven worden uitgevoerd, daar ook onder te laten vallen. Dat zijn voor ons waarborgen dat de banen van beschut werk voor de echte doelgroep blijven waar zij moeten zijn. Tegelijkertijd moeten wij alles op alles zetten, zodat er een echt inclusieve samenleving komt, waarin mensen ook op een reguliere arbeidsplaats hun kwaliteiten kunnen laten zien.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dit alles neemt niet weg dat overeind blijft staan dat de ChristenUnie heeft ingestemd met een fikse bezuiniging, van 2 miljard in totaal, die de allerkwetsbaarsten raakt. Als het de ChristenUnie menens is dat zij de sociale werkvoorziening, of wat daarvan over is, intact wil houden voor de mensen die deze echt nodig hebben, is zij dan ook bereid om op z'n minst het voorstel te steunen dat die 30.000 plekken dan ook echt geleverd moeten worden, in plaats van mogen worden, zoals de staatssecretaris het nu heeft geregeld?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik zie dat er financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor 30.000 plaatsen en ik hoop van ganser harte dat de gemeenten die ook zullen inzetten voor beschut werk. Ik heb toch behoorlijk wat vertrouwen in de gemeenten. Zij zullen ook kijken naar wat hun eigen inwoners nodig hebben. Ik wil niet vanuit dat wantrouwen gaan werken. Ik zie dat er geld beschikbaar wordt gesteld voor die 30.000 plaatsen. Dan ga ik ervan uit dat gemeentes daar de goede keuzes in maken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik heb ook heel veel vertrouwen in gemeentes, maar ik zie wel dat er enorme kortingen op hen afkomen, terwijl ze veel taken hebben.

Ik heb nog een vraag over de herkeuring. Mevrouw Schouten gaf net aan dat zij het het belangrijkst vindt dat er wordt bekeken wat mensen nog kunnen. Dat zou je op zichzelf ook zonder die herkeuring kunnen doen, maar mevrouw Schouten geeft aan dat die herkeuring nu eenmaal moet. Zou het mogelijk zijn om in ieder geval een deel van de Wajongers uit te zonderen van die herkeuring? Dan denk ik aan de oudere Wajongers. Stel dat je wel met mensen vanaf 50 jaar in gesprek gaat over de vraag wat ze wel of niet kunnen, maar dat je bij hen niet meer een herkeuring doet. Zou dat een idee zijn, mevrouw Schouten?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik zou echt niet weten waarom iemand van 50 jaar niet meer herkeurd zou worden en iemand van 45 jaar wel. Elke grens is arbitrair. Dat weet ik. Volgens mij wordt er ook gekeken naar het tempo en naar de groepen die met de herkeuring te maken hebben. Degenen die nu duurzaam arbeidsongeschikt zijn, zullen niet meteen opgeroepen worden. Ik vind het moeilijk uit te leggen dat iemand van 51 jaar niet meer herkeurd hoeft te worden en iemand van 45 jaar wel. Het gaat niet zozeer om de herkeuring an sich. Het gaat veel meer om wat eruit komt. Wat heeft iemand nodig om naar werk te gaan? Dat gun ik iemand van 51 jaar net zo hard als iemand van 45 jaar.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Mevrouw Schouten heeft gelijk dat elke grens arbitrair is, maar het is wel een punt waar veel mensen zich zorgen over maken. Als je al weet dat de kansen van de ene Wajonger wellicht groter zijn dan die van de andere, kun je overwegen om het geld niet in een herkeuring te stoppen maar om het aan andere zaken te besteden. Zo'n herkeuring kost namelijk een hoop geld. Ik begrijp echter dat een dergelijk voorstel niet op de steun van de ChristenUnie kan rekenen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Volgens mij ben ik daar helder in geweest. Nogmaals, als iemand echt volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, zal er bij een herkeuring echt niet iets anders uitkomen. Ik snap de onrust die er is, maar ik denk dat mensen er zeker van kunnen zijn dat als ze die arbeidsongeschiktheidsregeling nodig hebben, ze die nog steeds krijgen. Sterker nog, wij hebben ervoor gezorgd dat die mensen niet overgeheveld worden naar de bijstand. Dat was in de oorspronkelijke kabinetsplannen en in het sociaal akkoord wel het geval. Daar ben ik nog steeds erg dankbaar voor.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Carola Schouten

« Terug

Archief > 2014 > februari