Bijdrage Carola Schouten aan het algemeen overleg Arbeidsmarktbeleid

donderdag 23 april 2015 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan een algemeen overleg met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Onderwerp:   Arbeidsmarktbeleid

Kamerstuk:    29 817

Datum:           23 april 2015

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Na dit vurige pleidooi over en weer om ons aan de feiten te houden, denk ik dat er nu hoop is voor Young & United. Zoals de heer Mulder zojuist al mompelde, heeft het CPB onlangs een onderzoek gedaan naar de effecten van de verhoging van het wettelijk minimumjeugdloon. Dat onderzoek is van eind 2012. Uit dat onderzoek blijkt het volgende. Mensen, dat komt van het CPB, ik heb het niet zelf verzonnen! Als de arbeidsmarkt niet competitief is – dat is niet echt het geval op het moment dat er een jeugdwerkloosheid van 11% is – en als het uitgangsniveau van het minimumloon laag is, heeft een verhoging van het wettelijk minimumjeugdloon geen gevolgen voor de werkgelegenheid. Dat heeft ook geen verdringing tot gevolg. Het uitgangsniveau van het minimumloon is in Nederland lager dan 60% van het wml. Dat is, Europees gezien, laag. Kortom, het pleidooi van Young & United is volgens het CPB volledig terecht. Ik zeg dit ook in de richting van de heer Mulder. Hij hangt zeer aan de feiten. Ik verwacht dan ook dat hij zich volledig bij mijn woorden zal aansluiten.

De heer Anne Mulder (VVD): Volgens mij staan in het rapport van het CPB uit 2012 drie dingen. 1. Het verhogen van het wettelijk minimumjeugdloon leidt tot een hogere jeugdwerkloosheid. 2. Laagproductieve jongeren hebben minder kans op het vinden van een baan. 3. Door het relatief lage minimumjeugdloon blijven jongeren langer studeren. Dat is precies wat je wilt. Volgens mij heeft de Minister daar ook in deze trant op gereageerd. Als je ervoor pleit om dat wettelijk minimumjeugdloon te laten oplopen, dan kun je wel zeggen: fijn, jongeren hebben recht op een hoger loon. Maar wat is dat recht op een hoger loon waard als je werkloos op de bank zit? Ik zou zeggen: niks.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dat laatste wordt dus ontkracht door het CPB. Het CPB zegt alleen dat je die risico’s loopt als je het wettelijk minimumjeugdloon compleet loslaat. Dat is het geval als je het wettelijk minimumjeugdloon in een keer optrekt naar het niveau van het wml. Daartussen zitten echter nog heel veel varianten. Ik kan de heer Mulder wel gelijk geven op het punt van de scholing. Er is inderdaad sprake van een risico op dat vlak. Volgens mij gaat het daarbij echter ook weer om de vraag met hoeveel het wettelijk minimumjeugdloon verhoogd moet worden om dat soort effecten in beeld te krijgen.

De heer Van Weyenberg heeft gevraagd om een notitie hierover. Ik denk dat er al best wel veel ligt van het CPB. Ik wil de Minister vragen om gerichter te kijken naar de mogelijke varianten van een wettelijk minimumjeugdloon, met bedragen die dan ergens tussen de huidige hoogte van het wettelijk minimumjeugdloon en het wettelijk minimumloon liggen. Wat zou eraan kunnen worden verbeterd zonder dat er allerlei negatieve effecten plaatsvinden, bijvoorbeeld op het terrein van scholing? Ik wil de onderzoeksopdracht van de heer Van Weyenberg dus wat nader preciseren.

Mevrouw Vermeij (PvdA): Wij werden gisteren geconfronteerd met een aantal voorbeelden uit het buitenland, onder andere uit vergelijkbare landen in Scandinavië, waarin dat is gebeurd en het geen effect heeft gehad op de studieduur of het moment waarop jongeren het onderwijs verlaten. Het is dus ook interessant om die voorbeelden erbij te betrekken. We hebben die aanname en delen die zorgen ook allemaal, maar het is wel goed om er heel precies naar te kijken, ook aan de hand van ervaringen in andere landen die voor ons relevant zouden kunnen zijn.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dat is een vraag die ik doorgeleid naar de Minister.

De heer Van Weyenberg (D66): Ik bedank mevrouw Schouten voor haar aanvulling op mijn vraag. Dat is ook precies wat ik in mijn hoofd had. Zij verwoordt het alleen beter. Er moet niet alleen worden gekeken naar de leeftijdsgrens, maar ook naar de wijze waarop de tabel überhaupt is opgebouwd. Het gaat om die staffel, maar ook om wat je met jongeren onder de 18 jaar doet. Ik zou niet willen dat je het tot 18 jaar gelijk houdt en dat je voor jongeren vanaf 18 jaar bijvoorbeeld in één keer naar een volledig wettelijk minimumloon gaat. Dan gaat iedereen 17-jarigen in dienst nemen. Je kunt dit volgens mij dus niet half doen. Is mevrouw Schouten dat met mij eens? Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ook dit is volgens mij een vraag die moet worden doorgeleid naar de Minister. Ik kijk puur naar wat het CPB zelf heeft geschreven. In de huidige situatie in Nederland zou een verhoging van het wettelijk minimumjeugdloon niet direct leiden tot meer werkloosheid. Dat is de conclusie. Ik denk dat we met elkaar moeten bekijken wat dan wel goede verhoudingen zijn in de tabel, hoe het in andere landen is geregeld en welk effect het op de studie heeft. Dat zijn allemaal heel zinnige voorstellen die de Minister, wat mij betreft, nader mag onderzoeken.

Op het punt van de contracting sluit ik mij aan bij de vragen van mevrouw Karabulut en mevrouw Vermeij.

Ik kom te spreken over de Wet werk en zekerheid. We hebben van de week de krantenkoppen over Nationale Nederlanden gezien. We hebben vorige week al een uitvoerig debat gehad. Ik ga dat hier nu niet overdoen. Wij hebben de Minister vorige week gevraagd of hij signalen heeft dat dit meer zal gebeuren. Wat gaat hij doen als dat soort signalen elke keer naar voren komt? Ik heb vorige week ook al de vrees uitgesproken dat we er straks bijna elke week een debatje over kunnen voeren. Is het niet verstandiger om dit in een wat breder verband, ook met de sociale partners erbij, te bespreken? Anders wordt het immers vooral voor de mensen aan deze kant van de tafel een werkgelegenheidsproject. Wat nog belangrijker is, is dat we vooral preventief moeten handelen, dat we ervoor moeten zorgen dat de mensen die deze banen hebben, niet ontslagen zullen worden. Dat moet in ieder geval tot een minimum beperkt worden. Is de Minister bereid met de sociale partners om de tafel te zitten om te bekijken wat we hieraan kunnen doen?

Ik heb nog één onderwerp: de werkgelegenheid in de grensregio’s. Dat is altijd mijn hobby. Er is op dat punt in de Kamer een aantal moties aangenomen. Ik noem een motie inzake diploma-erkenning en moties om het werken en het stagelopen over de grens aantrekkelijker te maken. Er zijn in de grensregio’s zelf grensbalies opgezet. Daar komt heel veel expertise samen en daar kunnen dat soort zaken centraal geregeld worden. Als men daar echter tegen bepaalde zaken aanloopt, moet men elke keer weer in Den Haag zijn weg zoeken. Is het niet handiger als Den Haag naar de grensbalie toekomt? Er moet niet elke keer een zoektocht langs de departementen nodig zijn om praktische problemen aan te kunnen kaarten. Is de Minister dat met mij eens? Hoe denkt hij dat te kunnen organiseren? Ik heb een aantal weken geleden gevraagd of de Minister bereid is om naar de Eems Dollard Regio te gaan, omdat men daar een aantal concrete voorstellen heeft gedaan die men ook graag met de Minister wil bespreken. Ik heb begrepen dat die uitnodiging nog steeds bij het ministerie ligt. De Minister heeft toegezegd dat hij zou bekijken wat mogelijk was. Kan hij dit nu echt even oppakken en gewoon even kijken wanneer hij naar die regio kan gaan? Dan kan hij zien wat er al gebeurt en wat er misschien nog nodig is om ervoor te zorgen dat het werken over de grens daadwerkelijk wordt vergemakkelijkt.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Carola Schouten
Werkgelegenheid

« Terug

Archief > 2015 > april