Bijdrage Arie Slob aan de plenaire behandeling van de Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

woensdag 28 oktober 2015 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Fractievoorzitter Arie Slob als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de plenaire behandeling van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)

Onderwerp:   Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kamerstuk:    34 300 - VIII  

Datum:           28 oktober 2015

De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag en morgen bespreken wij hier de onderwijsbegroting. Ik vind dat eigenlijk wel een mooi moment om waardering uit te spreken voor al die mannen en vrouwen die zich dagelijks op al die verschillende niveaus inzetten voor het geven van goed onderwijs aan jongeren, en aan degenen die hen daarin ondersteunen. Respect voor wat zij doen.

Respect wil ik ook uiten tegenover de beide bewindspersonen die hier bij ons te gast zijn om hun begroting te verdedigen. De ChristenUnie is het niet altijd met hun keuzes eens, maar dat laat onverlet dat wij ook hen respecteren om hun werk. Ook zij zoeken immers — daar gaan wij vanuit en daar twijfel ik helemaal niet aan — het goede voor de jongeren in Nederland en voor degenen die aan die jongeren onderwijs geven.

Er gaat veel goed, maar er zijn ook zorgen. Dat zijn zorgen die we ook als een uitdaging kunnen beschouwen. In de spreektijd van de ChristenUnie wil ik er daar een aantal van noemen, namelijk de daling van de leerlingaantallen, de hogere werkloosheid onder leraren, een goede invoering van passend onderwijs voor iedere leerling in het regulier dan wel speciaal onderwijs waar ook in in Nederland, meer vluchtelingenkinderen op school en de bezuinigingen op groen onderwijs.

Ik begin met de daling van het aantal leerlingen. Wij vinden het positief — zoals bekend hebben wij ons daar ook voor ingezet — dat de kleinescholentoeslag overeind is gebleven. Dat heeft, zo is onze inschatting, veel schade voorkomen. Toch blijven er grote zorgen. Vorig schooljaar zijn er 124 basisscholen gesloten. Dat betekent dat veel kinderen naar andere scholen in andere woonkernen moeten uitwijken of dat de school die aansluit bij de eigen identiteit of opvoeding niet in de buurt is. Ook in het voortgezet onderwijs beginnen de gevolgen van de daling van het aantal leerlingen zich duidelijk af te tekenen. We moeten blijven zorgen — dat is de inzet van de ChristenUnie — voor goed onderwijs en keuzevrijheid dichtbij.

Binnenkort zullen we met de staatssecretaris doorspreken over oplossingen in krimpregio's. Ik zou hem nu vanaf deze plek echter al willen oproepen om zich te blijven houden aan de aangehouden motie van de leden Voordewind, Bisschop en Ypma, die steun heeft gekregen van een ruime Kamermeerderheid, over het behoud van de kleinescholentoeslag, die de mogelijkheid geeft om bij samenwerking of fusie te toeslag te behouden en de schoolbesturen in krimpgebieden vraagt om deel te nemen aan regionaal overleg over een toekomstbestendig en kwalitatief goed onderwijsaanbod. Dat is een lange zin, maar ik denk dat het een heel duidelijke uitspraak was. Dat is volgens mij de basis waarop we straks met de staatssecretaris verder zullen spreken. Misschien kan hij dat morgen nog even bevestigen.

De daling van het aantal leerlingen in de komende jaren zal ook leiden tot een lager budget voor scholen. Wij zien echter een aantal grote uitdagingen op ons afkomen, ook andere collega's hebben dat al aan de orde gesteld. Allereerst zijn scholen steeds meer geld kwijt aan het betalen van werkloosheidsuitkeringen aan leraren. Tussen 2010 en 2015 stegen de premies aan het Participatiefonds met 175 miljoen euro. Wij zien ook dat er over een aantal jaren juist een tekort aan docenten zal zijn. In het onderwijsakkoord stond de afspraak om 3.000 extra banen voor jonge leraren te creëren, waarvoor 150 miljoen beschikbaar was in 2014. Dat geld lijkt vooral te zijn gebruikt voor het Participatiefonds. Dit levert geen extra banen op, maar leidt, zo zeg ik erbij, wel tot behoud van belangrijke banen. Maar toch, we blijven behoefte hebben aan nieuwe jonge leraren. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris op dit vraagstuk, waar ook anderen op in zijn gegaan.

De ChristenUnie heeft een aantal jaren geleden gepleit voor het bevriezen van het budget voor onderwijs in de komende jaren, ondanks de dalende leerlingenaantallen. Staat het kabinet nog steeds open voor deze suggestie? Het voorstel heeft het toen niet gehaald, maar wij zien toch echt de noodzaak om daar weer over te beginnen met elkaar. Als wij dat niet doen, laten wij namelijk het budget de komende jaren dalen. Daardoor zullen weer veel leraren worden ontslagen, terwijl we ze juist, zeker in de toekomst, nodig hebben. Kortom, hoe gaan wij met dit grote vraagstuk om?

Het bestuursakkoord primair onderwijs bevat heel mooie afspraken over het gebruik van digitale leermiddelen. Geldt dat ook voor scholen in het buitengebied die met traag internet moeten werken, zo vraag ik de bewindspersonen. 900.000 basisschoolleerlingen hebben de komende jaren heel slecht toegang tot internet. Is het anno 2015 normaal dat je het digibord niet goed kunt gebruiken, wat gewoon op een aantal scholen wel de praktijk is, dat maar een of twee leerlingen tegelijk op een pc kunnen werken of dat de administratie even moet stoppen met achter de computer te zitten op het moment dat er in een klas wat gebeurt? Dat zijn echt situaties die zich nu, anno 2015, nog voordoen.

De ChristenUnie heeft hier al een aantal keren, in het voorjaar en een paar weken geleden, Kamervragen over gesteld. Wij zien dat de staatssecretaris en ook minister Kamp — die hoort daar ook bij en die bevragen wij altijd, maar de antwoorden worden altijd door de staatssecretaris gegeven — het probleem wel erkennen, maar dat echte oplossingen toch uitblijven. Inmiddels hebben internetaanbieders en decentrale overheden al toegezegd mee te willen werken. Dat meldt ook de PO-Raad en die geloof ik daarin. Met slimme oplossingen, bijvoorbeeld samenwerking met bedrijven in het buitengebied, moet dit toch op te lossen zijn? Wat doet de staatssecretaris? Is hij eventueel bereid om het investeringsfonds uit het bestuursakkoord open te stellen voor plannen voor snel internet?

Ik kom op het vraagstuk van het passend onderwijs. Daar zouden we de hele begrotingsbehandeling wel aan kunnen wijden. Ik heb dit dossier lang gevolgd en ik heb in het land rondgekeken. Ik zie dat er daar kei- en keihard wordt gewerkt om passend onderwijs mogelijk te maken, door docenten, door begeleiders, maar ook door ouders en bestuurders. Zij werken dagelijks keihard voor inclusief onderwijs en een fijne leeromgeving voor ieder kind. Ik wil ze daarmee complimenteren. Er zijn echter ook zorgen. Die zijn ook al door anderen geuit. De Kinderombudsman heeft zich daar ook in gevoegd met een toch wel behoorlijk kritisch rapport. Het kind staat niet altijd centraal. Er is onvoldoende maatwerk voor kinderen. Hoe kan het nou dat er nog zo veel kinderen thuiszitten? Dat was destijds, voor de invoering van passend onderwijs, ook al een groot probleem. Dat is het nog steeds. Daar wilden we toch juist iets aan doen? Hoe kan het dat scholen voor speciaal onderwijs zo veel mensen met expertise moeten ontslaan en zelfs deuren moeten sluiten? Is de bureaucratie voor besturen en docenten niet juist groter geworden nu scholen in allerlei samenwerkingsverbanden moeten overleggen en moeilijke verbanden moeten leggen met de Wmo en andere regelingen? Ik zou de staatssecretaris eens wat meer willen horen zeggen over de manier waarop we dit soort vraagstukken nou echt gaan aanpakken. Dit is niet alleen een financieel vraagstuk. Als het om de financiën gaat, heeft de Kamer ingegrepen en zijn bezuinigingen ongedaan gemaakt, zeg ik maar even onbescheiden. Dat is zelfs tot tweemaal toe gebeurd. Toch is het een probleem. Ook die negatieve vereveningen in de krimpgebieden vormen een probleem. Dat tikt daar gewoon heel hard door. In bepaalde gebieden kunnen kinderen gewoon niet altijd worden doorverwezen naar het speciaal onderwijs terwijl dat wel nodig is. We zien ook dat scholen zelfs ophouden te bestaan. Dat gebeurt zelfs bij mij in de achtertuin en ook bij mevrouw Siderius. De Ambelt, een school voor speciaal onderwijs, houdt gewoon op te bestaan. De ouders zijn echt de wanhoop nabij. Hoe kan dat gebeuren? Ik hoor hierover graag iets van de staatssecretaris.

De ChristenUnie heeft ook moties ingediend — ik herinner me dat we dat ook samen met de SP deden — over leerlingen met een ernstig meervoudige beperking. Mevrouw Siderius vroeg er ook al naar. De regeling voor groep A is begroot op 1.250 leerlingen, maar het lijkt erop dat er nu zelfs sprake is van een verdubbeling van de hoeveelheid aanvragen, namelijk van 2.500 aanvragen. Gaat dan het bedrag per leerling omlaag of blijft dat bedrag gelijk? Dat wil ik toch wel graag weten. Hoe zit het met de groep B en de groep C? Het is allemaal erg veel jargon, maar de mensen die het aangaat weten precies waar het over gaat. Voor die groepen is nu geen aanvulling geregeld. Gaat de staatssecretaris deze groep wel in de gaten houden en gaat hij, als het nodig is, extra financiering regelen? Ik weet dat dat heel makkelijk gevraagd is, maar er zit hier wel een reëel probleem.

Ik kom op onderwijs en asielzoekers, en onderwijs voor kinderen van asielzoekers. Er gebeuren op dit moment bijzondere dingen in het land. Mensen werken hier heel hard aan. Ik ben zelf zo'n drie weken geleden bij Oranje geweest, waar een school precies grenst aan de opvang voor de honderden asielzoekers die daar zijn gehuisvest. Daarover hebben we hier ook discussies gehad. Er gebeuren daar mooie dingen, maar er zijn ook problemen. De regels die wij voor het onderwijs hebben, gaan niet altijd op voor dit soort omstandigheden. Dat geldt met name voor bijvoorbeeld de reguliere teldata. Er is er nu wel eentje aan toegevoegd, maar toch voldoet dat niet helemaal. Kunnen we hiervoor maatwerk bieden, vraag ik aan de verantwoordelijk staatssecretaris. En ik vraag weer naar een aangenomen Kamermotie, namelijk een van de heer Klaver, de heer Pechtold en mijzelf. Daarin staat dat er ook echt budget moet komen voor onderwijs. Die motie is bij de Algemene Politieke Beschouwingen aangenomen. Ik heb de brief van de staatssecretaris hierover overigens gelezen. Volgens mij klopt het hart op de juiste plek. Er moet iets gebeuren. Het zou echter wel fijn zijn als we weten hoe dat gaat gebeuren. Ik heb zelf in de begroting gezien dat er minder geld nodig is voor de achterstandsmiddelen. We weten hoe de systematiek dan is. Als het geld niet wordt gebruikt, verdwijnt het. Is er een mogelijkheid om dat geld hiervoor te gebruiken? Ik geef deze suggestie gewoon mee. Als we het zo zouden doen, blijft het geld ook binnen het onderwijsveld. Dat zou toch ook wel iets waard zijn.

Over het groen onderwijs voerde ik net al even een interruptiedebatje met de heer Van Meenen van D66. Ik kijk naar het kabinet, maar ik kijk ook naar de coalitiepartijen. We weten namelijk hoe het werkt. Hier ligt gewoon een probleem. We hebben die 2% vorig jaar weg kunnen werken omdat de coalitie wilde meewerken. Met name de VVD was daartoe bereid. Nu drukt echter die bezuiniging nog steeds door. Die werkt door op die aoc's. Dat gaat ten kosten van de bekostiging per leerling. Die loopt dus uit de pas met de bekostiging per leerling op de roc's. Daarover kunnen we een hele discussie voeren en daarover zijn rapporten geschreven. De een zegt: het gaat om bijna €1.000. De ander zegt: het is maar €56 of €57. Hier zit gewoon een probleem. De scholen mekkeren echt niet — ik gebruik die term maar even — als er niets aan de hand is. Ze zien gewoon een probleem bij de basisbekostiging. Daar moeten we nu eens mee klaar zijn, want het komt ieder jaar weer terug. Ik vraag de bewindspersonen dat probleem op te lossen. Ik weet wel dat dat bij de behandeling van de landbouwbegroting terugkomt, want het probleem valt onder EZ, maar ik denk dat we dit punt het beste naar OCW kunnen overhevelen. Verder verdient het aanbeveling om kabinetsbreed te bezien hoe we de financiële problemen op dit punt kunnen oplossen.

Ik kom toe aan het leenstelsel. Of heet het studiekostenstelsel? Wat was de term van de bedenkers ervan ook alweer? Ik vergeet die term steeds. O ja, studievoorschot. Ik vind die term zo vergezocht dat ik iedere keer ver moet zoeken om me haar weer te herinneren. De keuze is gemaakt, een keuze die wij liever vandaag dan morgen terugdraaien. Dat zal waarschijnlijk niet zomaar gebeuren. Maar nu graag wel helderheid over hoe dat geld, dat bij studenten wordt weggehaald voor extra investeringen in de kwaliteit wordt gebruikt, want dat is op dit moment echt schimmig. Wij willen graag op dit punt duidelijkheid krijgen. Dan kunnen we ook iets terugzeggen tegen die studenten die vragen waar dat geld is gebleven.

De voorzitter:
Mijnheer Duisenberg wil u graag nog een vraag stellen. Ik neem aan dat de heer Slob daar geen bezwaar tegen heeft. Anders mag de heer Duisenberg de vraag toch stellen. Maar de heer Slob heeft geen bezwaar.

De heer Duisenberg (VVD):
De heer Slob interrumpeerde mij al eerder over dit onderwerp. Ik heb toen mijn best gedaan de vraag goed door te geleiden, maar dat is blijkbaar niet goed gegaan. Wil hij vooraf al van de minister weten waaraan ze het geld gaat uitgeven? Dan bepaalt Den Haag waaraan het geld wordt uitgegeven. Of wil de heer Slob weten — dat is volgens mij de aanpak van de minister — langs welke weg wordt geborgd dat het geld goed wordt uitgegeven, bepaald door de instellingen en belanghebbenden?

De heer Slob (ChristenUnie):
Dat is een heel goede vraag. Ik kan die vraag gebruiken om mijn positie nader te verduidelijken. Ik ben niet van de categorie die vindt dat we hier in Den Haag precies moeten gaan bepalen wat er bij de instellingen gebeurt. Dat is een stuk vrijheid dat je de instellingen moet geven, vrijheid die natuurlijk in verantwoordelijkheid moet worden waargemaakt. Als dat niet gebeurt, moet er wel worden ingegrepen, maar die ruimte moet worden gecreëerd. Maar wat hier wel is afgesproken, is dat de instellingen wel helder moeten zijn over wat ze aan extra investeringen in die kwaliteit gaan doen. Dat moet transparant zijn, er moeten studentenorganisaties bij betrokken zijn en de medezeggenschap moet er iets over zeggen. De heer Duisenberg wil er zelfs nog mensen van buiten bijhalen. Op dit moment is bij heel veel instellingen niet duidelijk of er al extra geld is. Ze moeten immers activiteiten die anders ook wel zouden plaatsvinden, voorfinancieren onder het mom van "dat hoort hierbij". Wij horen zelfs geluiden dat er bijvoorbeeld ergens een gymzaal of een nieuwe collegezaal is geopend. Ja, dat was men bij wijze van spreken toch al van plan. Hier is gezegd: er komt heel veel extra geld, dat natuurlijk langzaam oploopt, dat we gaan investeren in de kwaliteit. Ook al was je het niet eens met die keuze, dan nog is de vraag gerechtvaardigd waar dat extra geld dan is en wie daarover heeft meebeslist. In heel veel opzichten is dat op dit moment niet duidelijk. Misschien is dat een aanloop, maar laten we er vanaf het begin scherp bovenop zitten.

De heer Duisenberg (VVD):
De heer Slob en ik zijn het helemaal eens. Omdat de heer Slob ook sprak over het groenonderwijs, dat hij een warm hart toedraagt, wil ik hem nog de volgende vraag stellen. Er wordt daarbij veel samengewerkt met de agrarische sector, dus met het bedrijfsleven en de regio. Is de heer Slob het dan ook met mij eens dat het hierbij ook gaat om de externe belanghebbenden?

De heer Slob (ChristenUnie):
Zeker. Dat is een van de redenen geweest, waarom wij er heel lang aan hebben vastgehouden om het geld gewoon op de begroting van EZ te laten staan. Dan zit je in die kolom en kun je goed samenwerken met Wageningen en alles eromheen. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dat op zich klopt. Maar doordat het op de begroting staat, die heel veel beperkingen kent, ontstaan er financiële problemen. Ik ben er ook van overtuigd, gestaafd door onderzoek op dit punt, dat de samenwerking in de groene keten best door kan blijven gaan als de aoc's op dezelfde manier worden behandeld als de roc's en op de onderwijsbegroting staan. Dan zijn we af van het financiële probleem en kunnen we ons gewoon richten op wat we in Nederland allemaal kunnen en waarover u zulke mooie woorden hebt gesproken. Het is een waanzinnig goede en mooie sector. Hij is uniek in de wereld. Als onze minister ergens spreekt, noemt hij Heineken, maar ook deze sector. Dat zijn echt voorbeelden waarmee je kunt aankomen. Dan kan het toch niet zo zijn dat dit soort problemen gaat ontstaan? We moeten ons eigenlijk schamen als we die situatie laten voortduren.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Arie Slob
Bijdragen
Onderwijs

« Terug

Archief > 2015 > oktober