De heer Rouvoet (ChristenUnie) beschouwt het instellen van een onafhankelijke commissie die alle vragen die al zijn genoemd tot op de bodem uitzoekt als de enig juiste beslissing. Dat feitenonderzoek moet uitdrukkelijk onderscheiden worden van het strafrechtelijk onderzoek. Ook hij vindt het van belang dat, als er nog aarzelingen zijn over de commissie, die nu uitge-sproken worden. Hij waardeert het zeer dat de bijdrage van de heer Hoogendijk ondanks alle gevoeligheden heel goed paste in het karakter van een algemeen overleg, een politiek overleg over zaken die onder de verantwoordelijkheid van ministers vallen.
De brief van 14 mei is in feite een kennisgeving aan de Kamer dat het kabinet een commissie heeft ingesteld. De heer Rouvoet acht het strijdig met de zorgvuldigheid om daarover nu inhoudelijke vragen te stellen. Hij vindt voortijdige mededelingen onverstandig. Een begin van een indicatie wanneer het rapport van de commissie er komt, lijkt hem niet te veel gevraagd. Hij vraagt of de begeleidingscommissie voor het strafvorderlijk onderzoek een initiatief is geweest van het college van procureurs-generaal. De positionering is dan wel anders dan wanneer het kabinet tot de begeleidingscommissie heeft besloten. Hij vraagt of de ambtsberichten van de politieregio’s aan deze begeleidingscommissie of de commissie-Van den Haak zijn overgedragen.
De heer Rouvoet hecht eraan afstand te nemen van de term «vogelvrij verklaren». Hetzelfde geldt voor het schoonvegen van stoepjes. Hij vermoedt dat op 6 mei de kritiek niet van de lucht was geweest als toen was volstaan met enkele korte mededelingen. Als de bewindslieden vandaag inhoudelijk al diep op de zaken ingaan, zou hun pas echt defensief gedrag verweten kunnen worden.