Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Handelsbevordering

woensdag 29 mei 2019 00:00

Bijdrage Joël Voordewind aan een algemeen overleg met minister Kaag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Kamerstuknr. 34952

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Goed dat we over de handelsagenda van deze Minister kunnen spreken. Die handelsagenda is ambitieus. We zien duidelijk de uitbreiding van de fondsen en we zien ook de focus op de SDG’s. Daar is mijn fractie, de fractie van de ChristenUnie, erg blij mee. De ChristenUnie heeft samen met de collega’s een aantal moties in stemming gebracht de afgelopen maanden die eventueel ook richting gaven aan de invulling van een aantal van die fondsen. Daar zal ik in mijn bijdrage op terugkomen.

Voorzitter. Handel wil je bevorderen, maar sommige handel wil je juist niet bevorderen. Daarom vraag ik aan de Minister of ze het met mij eens is dat bepaalde sectoren die weigeren een imvo-convenant op te stellen, uitgesloten moeten worden van bepaalde buitenlandfaciliteiten zoals de exportkredietverzekeringen, subsidies uit de fondsen, DGGF, DTIF en DRIVE. Ik begrijp nu dat dat het geval is voor de steenkolen-, olie- en gassector, maar zijn er ook andere sectoren waarvan de Minister nu al zegt: daar gaan wij straks niet mee in zee? Ik hoor dat graag van haar. Dan – ik noemde het al – de fondsen die onze warme belangstelling hebben: het Challenge Fund, de opvolger van Addressing Root Causes of Migration. We zijn er heel dankbaar voor dat dat fonds nu van start gaat. We begrijpen dat er een aanbestedingsprocedure is voor een fondsma-nager. Ik vraag de Minister wel of maatschappelijke organisaties nog de gelegenheid krijgen om hun visie te geven op de criteria voor de subsidietoekenning, als er straks een bredere tender komt. Kortom, komt er nog een consultatieronde? Ik begrijp dat die tender in het vierde kwartaal moet worden uitgezet. Zijn daar nog maatschappelijke organisaties bij betrokken?

Voorzitter. De ChristenUnie acht het van groot belang dat straks bij de beoordeling van de subsidievoorstellen ook rekening gehouden wordt met de volgende punten. Ik noem ze nog maar eens; de motie ging daar voor een groot gedeelte over. Ten eerste: betrokkenheid van lokale ondernemers en organisaties. Ten tweede: flexibiliteit in de financiële ondersteuning, ook met kleinere bedragen voor startende ondernemers. Zijn die straks ook mogelijk? Is het werk dat gecreëerd wordt van deze fondsen ook daadwerkelijk decent werk? Dat moet uiteraard voldoen aan de OESO-richtlijnen, maar wordt daar ook op toegekeken? En wordt er ook op toegekeken dat er leefbaar loon wordt uitbetaald? Gaat de Minister erop toezien dat deze criteria en de punten die ik net noemde straks daadwerkelijk als beoordelings- en toetsingskader worden gebruikt? Dan het Fonds Bestrijding Kinderarbeid, een van de andere 22 fondsen die nu weer gaan lopen. Het is goed dat het fonds wordt voortgezet: tot en met 2022 35 miljoen, gericht op het bedrijfsleven, om de productieketens aan te pakken als het gaat om het verwijderen van kinderarbeid. Veel steun voor dit initiatief. Kan de Minister ook uiteenzetten welk soort acties hier specifiek mee worden gefinancierd bij bedrijven? Wordt dit fonds ook maximaal benut door het bedrijfsleven? Is er een onderbesteding of wordt het volledig opgesoupeerd?

Voorzitter. Dan een vraag over het vrijmaken van de tweede 35 miljoen die toebedeeld is – daar waren wij ook zeer verheugd over – aan de alliantie Child Labor Free Zones en Stop Kinderarbeid. Ik mocht daar afgelopen donderdag bij zijn, samen met een medewerker van het Ministerie van Buitenlandse Zaken omdat we daar Stop Kinderarbeid 15 jaar vierden. Daar kwam de heuglijke mededeling dat de 35 miljoen toegewezen werd aan de alliantie; iets waar wij als ChristenUnie ons eerder voor hebben hardgemaakt. Ik ben ook blij dat het is toegewezen aan die alliantie, dat de organisaties niet als concurrenten tegen elkaar moeten spelen als het gaat om de tender en dat de kwaliteit die er is gebundeld wordt in die alliantie. Ten slotte het Klimaatfonds. Allereerst zou ik graag een reactie van de Minister willen op de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer, die zegt dat de effecten van de klimaatinvesteringen niet duidelijk genoeg zijn. Graag een reactie van de Minister op dat punt.

Ook zou ik willen weten van de Minister hoe zij gaat garanderen dat nu de fondsbeheerder bekend is – FMO samen met twee of drie andere partners – FMO ook de ngo’s voldoende in stelling gaat brengen, de vrouwen en de kleine ondernemers. Komen die straks voldoende aan bod via deze fondsbeheerder? Waarom is de keuze gevallen op FMO? Zijn er geen andere aanvragen ingediend door sterkere en beter gekwalificeerde private partijen die juist uitblinken op het gebied van klimaat, ontwikkeling en het bevorderen van ontwikkeling in verafgelegen arme gebieden? Hoe wordt met de keuze van FMO rekening gehouden met de motie-Voordewind/Kuik/Bouali die vraagt het fonds in te zetten voor het bevorderen van ontwikkeling in lage-inkomenslanden, de LDC’s? Voorzitter, ik ga afronden. De eerste 40 miljoen uit het fonds gaan naar Access to Energy. Dat is goed en dat is belangrijk, maar ik zou ook willen vragen hoe het staat met de mitigatie. Uiteindelijk moeten we ook hier weer de root causes van het klimaat aan gaan pakken. Ik hoor graag de reactie van de Minister op deze punten.

Dank u wel, voorzitter.

Meer informatie

Labels
Bijdragen
Buitenlands beleid
Joël Voordewind
Ontwikkelingssamenwerking

« Terug

Archief > 2019 > mei