Bijdrage debat regeringsverklaring Balkenende III

vrijdag 07 juli 2006 19:00

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat mij de spreektijd maar eerlijk gezegd ook de lust ontbreekt om uitvoerig terug te blikken op het debat van vorige week, op de aanleiding tot de val van het kabinet-Balkenende II. Hetzelfde geldt voor het opmaken van een balans van het kabinet, al moet ik er wel bij zeggen dat de wat eenzijdige overzichten die de afgelopen dagen voorbij kwamen over de verdiensten van het kabinet voor aanvulling vatbaar zijn. Ik denk aan de stijging van de energielasten waarover wij gisteren forse berichten hebben kunnen lezen en de koopkracht van ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. Maar dat komt op een ander moment wel. Ik wil mij richten op de feiten van vandaag, op het aantreden van een nieuw kabinet met een regeringsverklaring.

Het advies dat ik vorige week namens de fractie van de ChristenUnie aan de Koningin heb mogen uitbrengen, behelsde een missionair kabinet met een beperkte taak en verkiezingen in november. Ik heb gezegd dat de agenda van dat kabinet zou moeten worden verkend in een korte informatieronde en dat de hoofdtaak zou moeten zijn het voorbereiden van de verkiezingen en het indienen van een begroting, waarbij grote terughoudendheid op zijn plaats is. Voor de fractie van de ChristenUnie staat centraal dat het na de val van het kabinet van groot belang is om weer een bestuurlijke situatie te krijgen die kan bijdragen aan het noodzakelijke herstel van rust, stabiliteit en vertrouwen in de samenleving.

Daarvoor is de komst van een meerderheidskabinet via vervroegde verkiezingen dringend gewenst. Die vervroegde verkiezingen komen er in november.

Het zou niet goed zijn als in de tussentijd niets besloten kon worden, als alles nu meteen controversieel verklaard zou worden. Ik moet er niet aan denken dat wij het komende jaar niets aan de koopkracht van kwetsbare groepen zouden kunnen doen nadat zij de afgelopen jaren keer op keer klappen gekregen hebben. Om die reden hebben wij geadviseerd om te komen tot een missionair kabinet. Daarbij zijn andere overwegingen relevant. Ik noem de positie van de Antillen. Ook daarvoor is het van belang dat wij een “volwaardig” kabinet hebben. Ook de missie naar Uruzgan is genoemd. Ik beschouw het als een bijkomend voordeel dat wij de komende periode met een missionair kabinet te maken hebben.

Voor ons is cruciaal dat dit tussenkabinet geen gewoon kabinet is en dat grote terughoudendheid vereist is. Ik verwijs naar de woorden van informateur Lubbers, die overigens in zijn persconferentie op dat punt aanmerkelijk duidelijker was dan in het verslag dat wij van hem ontvangen hebben. De intentie was echter duidelijk: grote terughoudendheid. Dan kun je het hebben over volwaardig of niet volwaardig, over geen taboes, over het gewoon een begroting en belastingplan indienen, maar dit moet geen woordenspel worden. Van gewoon doorregeren kan geen sprake zijn.

Er is wel iets gebeurd. Het kabinet is gevallen. De essentie is dat dit een minderheidskabinet is met een zeer beperkte levensduur. Zoals de informateur zei, moet zo’n kabinet niet over zijn graf heen regeren. De politieke marges zijn dus zeer smal. Prudentie en terughoudendheid zijn een eerste vereiste.

De uitspraken van mijn collega’s Verhagen en Rutte gisteren gaven daar wat minder blijk van, maar ik was blij met de opmerking van de heer Verhagen vandaag, die het met mij eens was dat er gestreefd zou moeten worden naar ruimere parlementaire meerderheden dan de helft plus één.

Onze insteek is dat het gaat om politiek fatsoen, om politieke waarden en normen, om een favoriete term van de minister-president, en ook van mij, te gebruiken.

De regeringsverklaring -- en daarom gaat het natuurlijk vandaag -- gaf meer blijk van het besef van de beperkte armslag van dit kabinet. Al in de eerste zin zei de minister-president dat het kabinet zich bewust is van zijn begrenzingen én dat de prioriteit van de begroting 2007 duidelijk aangeeft wat de programmatische opdracht van dit kabinet is. Dat klinkt op zichzelf goed, maar het komt natuurlijk aan op de invulling. Wij hoeven wat mijn fractie betreft hier geen uitputtende lijst van thema's op te stellen waarover wel en waarover niet kan worden gesproken en besloten, maar de fractie van de ChristenUnie heeft wel meer duidelijkheid van de minister-president nodig over hoe het kabinet zich zal opstellen en wat die terughoudendheid precies behelst. Want als hij ook zegt dat hij krachtig wil voortbouwen op de stevige fundamenten van de hervormingen, dat een volwaardige begroting essentieel is en dat de bewindslieden alle mogelijkheden moeten benutten om de komende maanden invulling te geven aan het motto "Nederland werkt weer", dat ons al was geworden via de media, dan klinkt dat allemaal een stuk minder terughoudend dan wij zouden willen. Graag krijg ik een nadere verklaring van de minister-president op dit voor ons belangrijke punt.

De begroting verstaan wij vooral in technische zin, namelijk als het vaststellen van een uitgavenplafond voor volgend jaar, een machtiging om geld te kunnen uitgeven. De kern is natuurlijk dat dit uitgeven door het volgende kabinet zal gebeuren. Daarom zal de begroting in de meer gebruikelijke politieke zin, namelijk de route om ook nieuw beleid door de Kamer te laten accorderen, echt beleidsarm moeten zijn. Een cruciale vraag van mijn fractie is dan ook of de minister-president zich in die houding kan herkennen .

De heer Verhagen (CDA): Voorzitter. In antwoord op de interruptie van de heer Rouvoet in mijn betoog heb ik gezegd dat ik mij een bepaalde terughoudendheid kon voorstellen. Ik vind dat de heer Rouvoet nu de andere kant doorslaat. Hij heeft zelf een missionair kabinet bepleit. Hij kan niet een missionair kabinet eigenlijk weer demissionair verklaren in de maatregelen die het kan voorstellen. Terecht spreekt hij van marges en terughoudendheid gelet op de tijd en op het feit dat er een minderheidskabinet zit dat toch meerderheden moet zien te verwerven. Maar als hij meer terughoudendheid eist en eigenlijk de facto een demissionaire status bepleit, gaat hij volgens mij te ver.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik begrijp deze opmerking. Ik pleit hier niet voor een demissionair kabinet, want dan had ik dat wel in mijn advies gezegd. Als ik tegen de heer Verhagen zeg dat ik mij heel wel kan vinden in de woorden van informateur Lubbers tijdens zijn persconferentie, is hem dan voldoende helder wat wij van dit kabinet verwachten?

De heer Verhagen (CDA): Nee, want de informateur heeft ook een advies uitgebracht aan de formateur en de formateur heeft op basis van de bevindingen van de informateur daaraan conclusies verbonden. Die conclusies bespreken wij vandaag op basis van de regeringsverklaring.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Met enige vreugde heb ik geconstateerd dat informateur Lubbers in iedere zin minstens twee keer het woord terughoudendheid gebruikte. Dat gaf duidelijk aan hoe hij daarover dacht na zijn verkenning van het hele terrein en waarom hij het verantwoord vond om aan de Koningin verslag uit te brengen zoals hij heeft gedaan. Hij heeft dat ook met zoveel woorden gezegd. Hij zei: iedereen gehoord hebbend, heb ik voldoende vertrouwen om dit te adviseren.

Hij heeft dat nadrukkelijk gekoppeld aan die vereiste terughoudendheid. Dat is ook onze insteek. Inderdaad wil ik van de minister-president horen dat hij zich kan vinden in die benadering van de informateur, die ik in de formuleringen die de minister-president in de regeringsverklaring gebruikte enigszins kon terugvinden.

Maar ik zal enkele voorbeelden geven van een aantal andere formuleringen die mij iets minder aanspraken. Ik wil het graag nader ingekleurd hebben. Hoe dichter de minister-president in de buurt van informateur Lubbers komt, hoe liever.

De heer Verhagen (CDA): Uiteraard mag u dat vinden. Die mening betwist ik u niet, maar zodra er een missionair kabinet zit, staat het dit kabinet vrij om met voorstellen te komen. Het staat de Kamer vrij om die al dan niet aan te nemen. De minister-president en naar ik aanneem ook de overige ministers zullen zich zeer wel realiseren dat zij, gelet op het minderheidskarakter van dit kabinet, daarbij niet op voorhand kunnen rekenen op de steun van een meerderheid van de Kamer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begrijp niet zo goed waarom de heer Verhagen dit tegen mij zegt. Bedoelt hij te zeggen dat hij het eigenlijk niet zo eens is met de regeringsverklaring? Ik wil weten hoe de minister-president het woord terughoudendheid verstaat dat hij -- het aantal keren dat het is geturfd varieert -- vier tot zes keer heeft gebruikt. Ik wil weten hoe het kabinet die terughoudendheid invult. Misschien vindt de heer Verhagen dat ook interessant. Voor mijn fractie is het antwoord op die vraag van belang voor de beoordeling van de regeringsverklaring.

De heer Verhagen (CDA): Dat is helder. Ik steun de interpretatie van de minister-president, zoals naar voren gebracht in de regeringsverklaring. U vraagt niet alleen om meer helderheid, maar u geeft er ook een invulling aan. Die invulling is mij te beperkt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Maar ik stelde de vraag ook niet aan u. Ik vraag de minister-president of hij zich kan herkennen in de invulling die mijn fractie geeft aan het begrip “terughoudendheid”. Ik ben erg benieuwd naar het antwoord van de minister-president. Hij gaat in ons dualistische systeem namelijk over de regeringsverklaring.

De heer Verhagen (CDA): Uw en mijn interpretatie kunnen niet onder één noemer worden geschaard.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik zal niet proberen, u verder te krijgen dan u gegaan bent, maar ik was wel ingenomen met het feit dat u in ieder geval in antwoord op mijn vragen twee keer het woord “terughoudendheid” in de mond hebt genomen. Tot dan toe had u dat niet gedaan. Verder hebt u gezegd het met mij eens te zijn dat er moet worden gestreefd naar bredere meerderheden dan de helft plus 1. Dat wil ik nu ook graag van de minister-president horen.

De heer Bos (PvdA): Voorzitter, mag ik van de gelegenheid gebruik maken de heer Verhagen een vraag te stellen?

De voorzitter: Een simpele vraag en een kort antwoord dan.

De heer Bos (PvdA): Mag ik uit de woorden van de heer Verhagen afleiden dat hij het eens is met de interpretatie van het begrip “terughoudendheid” van de minister-president en oneens met de interpretatie van informateur Lubbers op zijn persconferentie?

De heer Verhagen (CDA): Sommige kranten hebben geconcludeerd dat er licht zit tussen beide interpretaties. Ik heb naar voren gebracht dat een missionair kabinet een volwaardig kabinet is dat de vrijheid heeft om met voorstellen te komen. Die vrijheid klonk voldoende door in de regeringsverklaring van Balkenende III.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Voor mijn fractie ligt het simpel. Zowel de minister-president als informateur Lubbers heeft het woord “terughoudendheid” gebruikt. Ik wil graag weten of zij het eens zijn over de interpretatie van dat woord. Vandaar mijn vraag aan de minister-president.

Ik ben ook niet helemaal gerust over de regeringsverklaring als het gaat om steun die voor voorstellen moet worden gevonden. In de regeringsverklaring is sprake van twee open deuren. In de eerste plaats dat voor alle voorstellen een meerderheid moet worden gevonden – dat is nogal duidelijk – en in de tweede plaats dat de bewindslieden zich moeten vergewissen van voldoende steun voor hun begrotingen in Eerste en Tweede Kamer. Ook dat is nogal wiedes. Ik mis hierin de notie dat dit kabinet geen genoegen mag nemen met een meerderheid van de helft plus 1. Een zeker politiek fatsoen past een minderheidskabinet en mijn fractie vraagt op dit punt iets meer duidelijkheid.

Hoe staat mijn fractie in het algemeen tegenover dit kabinet? Niet anders dan tegenover andere kabinetten. Het is niet ons kabinet. Wij maken geen kabinetten mogelijk. Wij steunen geen kabinetten en geven geen blanco cheques. De laatste jaren is wel gebleken dat wij op belangrijke onderdelen van het kabinetsbeleid andere keuzen maken. Wij zullen altijd trachten het beleid in christelijk-sociale richting bij te sturen. Onze moeite met het asielbeleid en het sociale beleid onder Balkenende II is bekend en dat zal de komende maanden natuurlijk niet veranderen. Ook Balkenende III mag op deze terreinen rekenen op een kritische ChristenUnie-fractie. Tijdens alle kabinetten waarvan mijn fractie geen deel uitmaakte – en dat zijn er nogal wat – heeft zij deze opstelling gekozen. Het woord “gedoogsteun” komt niet voor in ons politieke woordenboek. Het woord “gedogen” op zich staat er sowieso niet in. Dus wij gedogen geen kabinetten.

Net als voorgaande kabinetten zal ook het kabinet-Balkenende III, dit tussenkabinet, keer op keer de steun van de fractie van de ChristenUnie moeten verdienen.

Dit geldt wat ons betreft ook voor de begroting en voor het belastingplan. De behandeling is mogelijk; dat hebben wij ook duidelijk gemaakt met onze keuze voor een missionair kabinet, maar het kabinet zal toch terughoudend moeten zijn, alleen al om praktische redenen. Er is geen tijd om volwaardige begrotingshoofdstukken met nieuw beleid te behandelen.

Nog belangrijker voor ons is echter dat het dit kabinet niet past om allerlei min of meer omstreden voorstellen te doen. Nu wij het er met zijn allen over eens zijn dat er vervroegde verkiezingen moeten komen, zou het politiek niet fatsoenlijk zijn om daarvoor nog allerlei zaken door te zetten. Dus moet er voortdurend worden gestreefd naar brede parlementaire meerderheden. Er zijn veel voorbeelden te noemen, de lijstjes zijn overal gepasseerd, alle lijstjes zijn openbaar bijvoorbeeld op onze website, alles is beschikbaar. Wij denken onder andere aan de Wet inburgering, een nationale politie, omstreden snelwegen, verfoeide omroepplannen van D66, en noem maar op.

Mevrouw Van der Laan (D66): Ik probeer uit te rekenen op welke parlementaire steun dit parlement nu kan rekenen om überhaupt aan de slag te kunnen. Ik heb gezegd dat die steun niet van D66 komt, ik hoor de heer Rouvoet nu zeggen dat die niet van de ChristenUnie komt en volgens mij geldt dit ook voor de LPF. Ik begrijp de houding van de heer Rouvoet niet precies, want ik heb hem eerder dezer dagen in interviews horen zeggen dat hij bijvoorbeeld geen motie van wantrouwen tegen dit kabinet zal steunen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik heb het toch helder gezegd; onze houding is niet anders dan in die 12 jaar dat ik hier rond loop en dit kan ook nog eens gemakkelijk worden doorgetrokken naar de voorgeschiedenis van de ChristenUnie en de GPV- en RPF-traditie. Wij geven geen gedoogsteun. Of je maakt deel uit van een coalitie en dan geef je steun aan het kabinet, zit je niet in het kabinet, dan bekijk je per onderwerp of het je steun verdient of niet. Volgens mij is het zo helder als glas. Ik begrijp wel dat mevrouw Van der Laan een optelsommetje maakt, maar dit is onze positie.

Mevrouw Van der Laan (D66): Ik begrijp dit wel als het gaat om de beslissingen die het kabinet wil nemen. Vandaag staan wij echter voor de vraag of dit kabinet überhaupt kan gaan werken. Komt er een kabinet-Balkenende III of niet? Ik corrigeer dit: de vraag is, kan het kabinet-Balkenende III voor zijn aantreden op een parlementaire meerderheid rekenen. Dat is de vraag die nu voorligt en niet een concreet voorstel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Parlementaire meerderheden worden per voorstel bekeken. Het minst populaire kabinet tot nu toe was uw droomkabinet van Paars, maar wij hebben bij de aanvang van dat kabinet niet gezegd dat wij niet wilden en dat wij moties zouden indienen. Het was duidelijk dat het niet ons kabinet was, maar zelfs bij Paars hebben wij gezegd dat wij zouden afwachten welke voorstellen er zouden worden ingediend, ook al was duidelijk dat wij op veel terreinen zeer kritisch zouden zijn. Diezelfde boodschap hebben wij de gehele geschiedenis door gegeven en die geldt ook voor dit kabinet. Ik het twee terreinen genoemd waarop wij in ieder geval kritisch zullen zijn: het asielbeleid en het economisch beleid. Dit kan toch geen verbazing wekken, want het moet toch de afgelopen jaren zijn opgevallen dat wij, anders dan D66, nogal wat kritiek hadden op die terreinen en ook durfden door te duwen.

Mevrouw Van der Laan (D66): Sterker nog, wij hebben op het terrein van het asielbeleid vaak samen opgetrokken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Tot er een zware motie werd ingediend.

Mevrouw Van der Laan (D66): Het is ook duidelijk dat wij de zware motie van afkeuring samen hebben gesteund. Dit is niet vergelijkbaar met de situatie bij het aantreden van Paars. Ik vraag hiernaar bij dit specifieke kabinet, omdat de ChristenUnie ook de motie van afkeuring tegen minister Verdonk heeft gesteund.

Toch zit zij weer in dit kabinet. Begrijp ik goed dat dit geen aanleiding voor de ChristenUnie is om bijvoorbeeld niet in te stemmen met het aantreden van dit kabinet?

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Dient u een motie in, dan zult u het zien. Wat wil mevrouw Van der Laan nu eigenlijk horen, dat wij instemmen met de komst van dit kabinet? Ik heb dit kabinet niet geformeerd, ik had het vorige kabinet ook niet geformeerd en ik heb nog nooit een motie van wantrouwen ingediend gezien bij de aantreding van een kabinet. De laatste keer dat dit gebeurde, was in 1939 bij het kabinet-Colijn V dat na twee dagen zijn ontslag weer kon indienen. Mevrouw Van der Laan zou een herhaling daarvan kunnen initiëren, maar ik heb geen aanleiding, evenmin als bij vorige kabinetten, om op voorhand, nog voordat ik een daad van het kabinet gezien heb, een rode kaart te trekken. Als mevrouw Van der Laan op een gelegen of ongelegen moment een rode kaart wil trekken, wij hebben daar vorige week een voorbeeld van gezien, is dat aan haar fractie. Ik vraag haar om mijn fractie te gunnen dat wij ook dit kabinet op zijn daden zullen beoordelen. Het mag duidelijk zijn dat het ons zwaar op de maag ligt dat minister Verdonk in dit kabinet terecht is gekomen en dat zij haar beleid in principe kan voortzetten, ook al is het met de kanttekening van grote terughoudendheid, geen nieuwe voorstellen, denk om je positie als kabinet.

Dat hebben wij de vorige week ook uitgesproken. Maar eerlijk gezegd, vind ik dat de kiezers op 22 november hun oordeel erover moeten uitspreken dat dit kabinet van CDA en VVD zijn asielbeleid moet doortrekken.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik wil niet opnieuw een uniek tafereel creëren door mijn collega Rouvoet te interrumperen; zo vaak komt dat niet voor.

Maar ik heb een informatieve vraag. Hij stelde voorafgaand aan het interruptiedebat de eis dat een besluit dat iets om de hakken heeft eigenlijk breed in de Kamer zou moeten worden gedragen. Bedoelde hij dat in getallen, dus eigenlijk dat CDA en VVD in stemmingen bijgevallen zouden moeten worden door bijvoorbeeld LPF, SGP en ChristenUnie en nog ten minste één andere partij? Mag ik hem zo verstaan? Zo vertaalt zich dat natuurlijk wel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Nou, zo vertaalt ú dat op dit moment, dat vertaalt zich nooit zelf; vertalingen gebeurt altijd door vertalers. Ik heb dit niet concreet ingevuld. Ik heb de minister-president gevraagd naar wat hij daaronder verstaat. Ik heb de heer Verhagen daarnaar gevraagd en wij waren het erover eens dat de helft plus een niet zomaar voldoende is. Ik heb dat ook bij de minister-president beluisterd in de regeringsverklaring, maar ik wil graag dat hij dat nader inkleurt. Mij gaat het erom dat we te maken hebben met een minderheidskabinet, dat vorige week een kabinet is gevallen. Nu er vervroegde verkiezingen komen, zou ik het niet goed vinden dat een kabinet een omstreden voorstel met 76 stemmen door de Kamer zou willen jassen en dat ook zou doen.

Dat is de prudentie die ik van dit kabinet vraag. Ik meende dat te beluisteren in de regeringsverklaring, maar ik heb de minister-president uitgenodigd om wat explicieter te zijn; dat is voor onze fractie van belang.

De heer Van der Vlies (SGP): Mijn vraag aan u was, wat u ziet als aanvaardbare, brede steun. U kunt deze vraag aan de minister-president voorleggen, maar u zult hier zelf ook een visie op hebben. 76 is inderdaad de krapste meerderheid, maar wat vindt u aanvaardbaar?

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Aan dat spelletje gaan wij niet meedoen, mijnheer Van der Vlies. Mijn vraag aan de minister-president is helder. Ik verwacht van hem en van het kabinet deze prudentie. Laat ik een voorbeeld geven: ook bij een missionair meerderheidskabinet is het niet ongebruikelijk dat voor de samenleving belangrijke wetsvoorstellen niet worden doorgedrukt met de helft plus een; men streeft er dan naar, een of twee, het liefst meer oppositiefracties mee te krijgen. Dat lijkt me de juiste attitude. Ik wil nu geen rekensommetjes maken. Ik wil een houding bij de minister-president proeven die ons bevalt.

De heer Verhagen (CDA): Voorzitter. Ik snelde naar de microfoon omdat de heer Rouvoet verder gaat dan ik heb gezegd. Ik heb niet gezegd dat het uiteindelijke doel is dat je altijd meer dan de helft plus een moet hebben; het streven moet gericht zijn op iets. Hij suggereert dat ik zei dat ieder wetsvoorstel dat maar 76 zetels haalt, geacht moet worden verworpen te zijn.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Nee, nee.

De heer Verhagen (CDA): Zo formuleerde u het min of meer in uw reactie op de heer Van der Vlies. Ik hecht eraan om dit in de Handelingen goed vast te leggen. "Streven naar" wil niet zeggen dat geen enkel voorstel acceptabel is dat maar 76 zetels haalt.

Het tweede dat ik aan de orde wil stellen, is dat u suggereert dat uw houding geen andere is dan die ten tijde van Paars I, Paars II, Balkenende I en II. Maar dit is een ander kabinet, dit is een minderheidskabinet. De vraag is gerechtvaardigd of een minderheidskabinet niet bij voorbaat alles klakkeloos kan doen. De vraag is wel relevant of u van mening bent dat hier een missionair kabinet moet zitten, dat bestaat uit een minderheid.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik probeer oprecht om deze laatste vraag te doorgronden. Laat ik het simpel houden. Wij hebben geadviseerd om een missionair kabinet van CDA en VVD te vormen en dat is geformeerd. Ik ga dus niet op voorhand een rode kaart trekken. Ik dring echter wel aan op terughoudendheid, prudentie en streven naar een breed draagvlak in het parlement, en het liefst ook in de samenleving. Dat houdt mij bezig. Ik probeer oprecht om u niet ergens anders te krijgen dan u aangaf, maar wij zijn het er toch over eens dat niet te gemakkelijk gezegd moet worden: wij hebben de helft plus een dus alles is geregeld? Om die houding gaat het mij. Volgens mij is het allemaal niet zo ingewikkeld.

De steun van mijn fractie voor de behandeling van de begroting en het belastingplan is procedureel van aard. Mijn fractie houdt haar handen volledig vrij om de voorstellen inhoudelijk te beoordelen en te toetsen. Afhankelijk van die inhoud zal mijn fractie haar stemgedrag bepalen. Als de ChristenUnie de verdeling van het zoet onevenwichtig vindt voor ouderen, gezinnen, chronisch zieken, enzovoort, dan zal mijn fractie niet aarzelen om tegen onderdelen van het pakket of het gehele pakket te stemmen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de nota en het wetsvoorstel Werken aan winst.

De personele zaken van dit kabinet, de vervanging van de twee D66-ministers, vormen geen aanleiding voor opmerkingen. Ik stel wel een vraag over de gang van zaken rond de benoeming van de nieuwe minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Uit de media heb ik begrepen dat de Antilliaanse collega van de minister-president nogal verbaasd was over de gang van zaken. Haar zou eerder zijn toegezegd dat het onderdeel Koninkrijksrelaties in handen werd gesteld van minister Remkes. Hij zou haar dat zelf verzekerd hebben. Uiteindelijk moest zij uit de media vernemen dat de afloop anders was. Ik vond dat opmerkelijk en ik vraag de minister-president om te reageren op haar verbazing; zij gebruikte in de media zelfs het woord "verbijstering". Hoe is dat deel van het formatieproces gegaan?
Labels
André Rouvoet
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat regeringsverklaring Balkenende III'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.