Inbreng Arie Slob inz. Wijziging Gemeentewet, Wet wapens en munitie en Politiewet 201X.

donderdag 02 februari 2012 00:00

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamer Fractievoorzitter Arie Slob inzake Wijziging van de Gemeentewet, de Wet wapens en munitie en de Politiewet 201X (verruiming fouilleerbevoegdheden).

Onderwerp:   Wijziging van de Gemeentewet, de Wet wapens en munitie en de Politiewet 201X (verruiming fouilleerbevoegdheden)

Kamerstuk:   33 112

Datum:            2 februari 2012

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel en hebben hierover de volgende vragen.

Proportionaliteit en subsidiariteit

De Nationale ombudsman en de ombudsmannen van Amsterdam en Rotterdam stellen in hun rapport over preventief fouilleren in de praktijk voor om de toets van de officier van justitie voor het afgeven van de last in de praktijk meer gewicht te geven. De toets van de officier zou naar het oordeel van de ombudsmannen veel meer een echte proportionaliteits- en subsidiariteitstoets moeten zijn. Het rapport formuleert daartoe een door de officier te hanteren toetsingskader. In reactie hierop is het wetsvoorstel aangepast zodat schriftelijkheid voorop wordt gesteld als hoofdregel bij het bevel van de officieer van justitie en de laatste volzin in het derde lid van de artikelen 50, 51 en 52 WWM («Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de bevoegdheid (....) te onderzoeken op wapens en munitie, noodzakelijk wordt geacht») wordt gehandhaafd.

Genoemde leden merken op dat de ombudsmannen reageerden op de bestaande praktijk waarin deze bepalingen al golden. Zij concluderen daaruit dat de ombudsmannen de proportionaliteits- en subsidiariteitstoets verder willen versterken. Deze leden vragen waarom dit advies niet is overgenomen in dit wetsvoorstel en vragen daarbij specifiek in te gaan op het door de ombudsmannen genoemde toetsingskader.

Compensatie

Het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten bepleit  in verband met de voorgestelde verruimde vormen van preventief fouilleren en rondom de vervoers- en insluitingsfouillering een vorm van compensatie met bijvoorbeeld extra – laagdrempelige – rechtswaarborgen zoals bijvoorbeeld individuele rechtsbescherming in de vorm van een mondeling bezwaar en/of een rechterlijke voorziening.

In reactie op deze voorstellen wordt in de memorie van toelichting gewezen op de mogelijkheid van bezwaar en beroep bij het aanwijzen van veiligheidsrisico gebieden, op de mogelijkheid de strafrechter een oordeel te vragen over de rechtmatigheid van de uiteindelijke fouillering, op het klachtrecht bij de politie en op de mogelijkheid om de nationale ombudsman om een oordeel te vragen over de behoorlijkheid van het politieoptreden. Genoemde leden onderschrijven dat hierdoor verschillende mogelijkheden open staan, maar missen nog een reactie op het voorstel van de NJCM dat zich juist richt op laagdrempelige voorzieningen zoals de mogelijkheid tot bezwaar. Immers bezwaar hoeft niet alleen gericht te zijn tegen het aanwijzen van een veiligheidsrisicogebied, maar ook op de fouillering zelf.

Opsporing

Er is een risico dat preventief fouilleren, een controle middel voor handhaving van de openbare orde, wordt ingezet ten behoeve van een ander doel namelijk opsporing. De verruiming van fouilleerbevoegdheden verhoogt dit risico. Genoemde leden vragen welke waarborgen er zijn dat de bevoegdheid tot fouilleren niet wordt misbruikt voor andere doelen.

Incidentele fouillering

Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid van incidentele fouillering voor spoedeisende gevallen. Deze mogelijkheid biedt maatwerk voor burgemeesters die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde, maar in verband met de grondrechten die hierbij in het geding zijn moet een dergelijke verruiming van bevoegdheden wel voldoende onderbouwd zijn. Genoemde leden hebben hierover nog enkele vragen.

Er worden een aantal voorbeelden gegeven waarin incidentele fouillering van toepassing zou kunnen zijn. Genoemde leden hebben vragen of in genoemde voorbeelden het inzetten van een dergelijk zwaar instrument werkelijk noodzakelijk en proportioneel is. In het tweede voorbeeld op pagina 11 van de memorie van toelichting is immers geen sprake van een concrete aanwezigheid van wapens noch ernstige vrees daarvoor. Er is alleen een anonieme melding. In het derde voorbeeld wordt preventief fouilleren (mede) als mogelijkheid tot afschrikking in een onrustige wijk voorgesteld. Genoemde leden vragen in hoeverre afschrikking in een democratische rechtsstaat in een objectief gerechtvaardigde dringende

maatschappelijke behoefte voorziet. Genoemde leden achten de kans aanwezig dat in dergelijke gevallen een beroep op misbruik van bevoegdheid zal worden gedaan.

Hulpofficier

In het wetsvoorstel is de voorziening opgenomen dat, indien de komst (of het bevel) van de officier van justitie niet kan worden afgewacht, de hulpofficier (mondeling) kan bevelen. Genoemde leden constateren dat een hulpofficier van justitie in het kader van de handhaving van de openbare orde en de bestrijding van wanordelijkheden, in een hiërarchische verhouding tot de burgemeester staat. Genoemde leden vragen of hiermee niet een ongelijke positie ontstaat. Het gaat hier om besluiten die leiden tot een (verdere) inperking van de vrijheid van de burger. Genoemde leden vragen een nadere motivatie waarom desondanks de afweging tot nut en noodzaak van een dergelijk bevel niet vanuit

een gelijkwaardige positie ten opzichte van de burgemeester hoeft te worden gemaakt. Ook de Raad van Staten maakt opmerkingen over de positie van de hulpofficier en stelt dat middels een piketdienst een officier van justitie altijd snel bereikbaar zal zijn. Desondanks wordt in het nader rapport gesteld dat zich alsnog acute spoedsituaties zich kunnen voordoen waarbij niet snel genoeg een officier van justitie kan worden bereikt. Genoemde leden vragen om een voorbeeld van zo’n situatie.

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Archief > 2012 > februari