Inbreng Esmé Wiegman inz. Aanbieding ontwerpbesluit wijz. Besluit stortplaatsen en stortverboden.

donderdag 16 februari 2012 00:00

Inbreng schriftelijk overleg van ChristenUnie Tweede Kamerlid Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink inzake Aanbieding ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden.

Onderwerp:   Aanbieding ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden

Kamerstuk:   30 872

Datum:           16 februari 2012

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het ontwerpbesluit. Zij hebben nog wel enkele vragen en zijn van mening dat het besluit op onderdelen moet worden aangepast.

Ontheffingen

Genoemde leden constateren dat in het voorstel de provincies de bevoegdheid krijgen de ontheffingen op de stortverboden te regelen in plaats van dat dit gebeurt door het ministerie van Infrastructuur & Milieu. Genoemde leden vragen waarom dit noodzakelijk is. Deze leden vragen of nu alle provincies opnieuw het wiel moeten gaan uitvinden en of hier niet een risico is dat er een ongelijk speelveld zal ontstaan. Genoemde leden hebben de indruk dat dit kan leiden tot hogere administratieve lasten voor zowel het bedrijfsleven als de overheid. Ook wordt volgens deze leden de kans groter dat er onjuiste beslissingen worden genomen omdat de provincies naar alle waarschijnlijkheid veel beperkter overzicht hebben over wat er met de diverse afvalstoffen gerealiseerd kan worden met betrekking tot recycling of verbranden. Immers op landelijk niveau zijn er al jaren discussies over afvalstromen inzake de vraag welke inspanning van de aanbieder mag worden gevraagd om een afvalstof wel of niet te mogen storten dan wel anderszins te moeten be- en verwerken. Deze leden wijzen dan ook op het advies van de recyclingsector om voor stoffen waarvoor een stortverbod geldt, enkel de minister te laten verklaren dat er geen andere wijze van afvalbeheer is dan storten, op basis waarvan vervolgens bevoegd gezag toestemming kan verlenen om betreffende afvalstroom alsnog te laten storten en vragen om het besluit op dit punt te heroverwegen.

Handhaving

De staatssecretaris heeft aangegeven met het afschaffen van de stortbelasting meer en beter te zullen handhaven. Genoemde leden vragen hoe dit handen en voeten zal worden gegeven als er bezuinigd moet worden en waarom handhavers het nu wel zullen doen en het tot 31 december 2009 (toen de stortbelasting ook laag was) niet.

Vrijstellingen

In de voorgestelde ministeriële regeling kunnen afvalstoffen, waarvoor een stortverbod geldt, landelijk tijdelijk worden vrijgesteld. Als voorbeeld wordt teerhoudend afval, composieten en verkleefd dakgrind genoemd. Het ministerie van IenM, AgentschapNL en de sector zijn onlangs gestart met een inventarisatie van bewerkingsmogelijkheden van deze afvalstromen. Zicht op voldoende verwerkingscapaciteit is er. Het zou daarom volgens genoemde leden contraproductief zijn om deze afvalstromen, waarvoor zich bewerkingsmogelijkheden aandienen, als voorbeeld te noemen in het Bssa. Deze leden stellen voor om de genoemde afvalstoffen juist niet mee te nemen in de ministeriele regeling.

Toezicht

Tenslotte stellen genoemde leden voor om een permanent toezicht in te stellen op de stortplaatsen om de effectiviteit van het Besluit stortverboden en stortplaatsen afvalstoffen de vergroten. Zij geven hierbij in overweging dat de verhoging van de afvalstoffenbelasting voor gevaarlijk afval per 1 januari 2010 heeft geleidt tot bijna 1 miljoen ton minder gestort afval, waarbij rekening gehouden is met een beperkt volume dat is afgegraven. Nu de afvalstoffenbelasting per 1 januari 2012 wegvalt zal handhaving nog belangrijker worden, ondanks dat er voor een aantal materialen een stortverbod zal worden ingesteld. Handhaven op basis van de afvalstoffenadministratie is volgens genoemde leden niet afdoende, hetgeen ook werd vastgesteld door VROM Inspectie bij een onderzoek naar aangeboden afval bij afvalverbrandingsinstallaties in 2010. Mede gezien het patroon dat zich de afgelopen jaren aftekende tussen stijging van de afvalstoffenbelasting enerzijds en afname van de hoeveelheid gestort afval anderzijds kan gesteld worden dat uitsluitend een systeem van handhaving in de jaren daaraan voorafgaand niet voldoende is geweest om dat patroon van afnemende hoeveelheden stortmateriaal te bewerkstelligen. Genoemde leden vragen daarom ook om een onderbouwing waarom de VROM-Inspectie in hoofdstuk 5 van de toelichting op de voorgestelde wijziging van het Bssa stelt geen redenen te zien om een toets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF-toets) uit te voeren. Gezien het beperkte aantal stortlocaties van circa 20 lijkt een praktische regeling voor permanent toezicht op stortplaatsen volgens genoemde leden haalbaar.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 


Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2012 > februari