Vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Rouvoet (ChristenUnie) en Teeven (LN) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over antisemitische uitlatingen in demonstraties en debatten over het Midden-Oosten.(Ingezonden 18 oktober 2002)

1. Hebt u kennisgenomen van de recente berichtgeving over toenemende antisemitische uitlatingen in demonstraties en debatten over het Midden-Oosten?1
2. Deelt u de bezorgdheid die uit de berichtgeving over toenemende antisemitische uitlatingen naar voren komt?
3. Hoe staat het met de uitvoering van de maatregelen ter voorkoming van antisemitische uitingen, zoals u die deze zomer in de beantwoording van Kamervragen naar voren hebt gebracht?2
4. Op welke wijze worden organisatoren van demonstraties aangesproken op het voorkomen van antisemitische uitingen, zoals het roepen van leuzen en het vertonen van hakenkruizen?
5. Hoe wilt u voorkomen dat het maatschappelijk debat over het Midden-Oosten wordt vervuild met antisemitische uitingen? Zijn daarover rechtstreekse contacten met groepen die zich eerder schuldig hebben gemaakt aan antisemitische uitingen, zoals bepaalde groepen Marokkaanse jongeren?
6. Wordt er ook in strafrechtelijk opzicht voortvarend opgetreden tegen antisemitische uitingen?
7. Bent u van mening dat de recente uitspraken van mevrouw Duisenberg, waaronder het noemen van een aantal van zes miljoen handtekeningen onzorgvuldig en ongepast zijn en bent u daarom bereid om afstand te nemen van deze uitlatingen?

1 Bijvoorbeeld: «R.K. Kerk: opmerking Gretta antisemitisch», in: Nederlands Dagblad van 5 oktober jl.
2 Aanhangsel Handelingen, nr. 1433. vergaderjaar 2001–2002.