Tineke Huizinga-Heringa: Mijnheer de voorzitter. De minister is opmerkelijk positief over de ontwikkelingen in China op het gebied van mensenrechten. Niemand zal ontkennen dat op dit punt vooruitgang is geboekt, maar zo tevreden als de minister is, is de fractie van de ChristenUnie nog lang niet. Er zijn nadrukkelijk grote punten van zorg. Ik denk aan Tibet, Taiwan, de positie van religieuze minderheden en nog vele andere voorbeelden die de sprekers voor mij hebben genoemd. De minister zegt dat de mensenrechten bespreekbaar zijn en daarmee lijkt hij tevreden gesteld. Hij schrijft in zijn brief dat een constructieve en positieve benadering meer resultaat zal opleveren dan isolement. Hij spreekt van engagement en een steuntje in de rug. Ik moet zeggen dat ik het wat merkwaardig vind om een land dat enige vorderingen maakt op het gebied van mensenrechten, als steuntje in de rug een opheffing van het wapenembargo te geven. In een bepaalde context kan het blijkbaar nodig zijn.
In dezelfde brief stelt de minister dat er een EU-gedragscode is waardoor wapenuit-voer naar China nog uiterst restrictief zal zijn, omdat minstens drie criteria in die gedrags-code voor China problemen zullen opleveren. Dat verbaast mij, want die opmerking relati-veert tegelijkertijd het gebaar van het wapenembargo. Waarom zou je een wapenembargo opheffen als tegelijkertijd vanwege de criteria in een andere gedragscode blijkt, dat toch geen wapens aan een land geleverd kunnen worden omdat het land niet aan de criteria voldoet?
De minister gaat in zijn brief verder – dat verbaast mij nog meer – met aan te bieden dat hij zich wil inzetten voor het verstevigen van de code, voor het maken van striktere garanties en voor een harmonisatie van wat de criteria precies zouden moeten inhouden. Dat wekt bij mij de indruk dat de gedragscode niet goed werkt. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de economische belangen van een goede relatie met China de doorslag geven voor de regering om te komen tot opheffing van het embargo. Ik laat mij echter graag door de minister overtuigen.
De minister wijst voorts op het feit dat Nederland aan de vooravond staat van het EU-voorzitterschap en dit betekent dat Nederland zoveel mogelijk in lijn met de EU-partners zou moeten optreden. Ik begrijp de wens, maar naar de mening van mijn fractie kan dit nooit een argument zijn. Het kan toch niet zo zijn dat Nederland, vanwege het aanstaande voorzitterschap, de komende maanden geen eigen standpunten meer zou kunnen innemen?
Ten slotte is er de uitvoering van de motie. Natuurlijk, een eenzame positie in Europa is niet altijd productief en het is ook niet gezegd dat daarmee de mensenrechtensituatie in China uiteindelijk geholpen zou zijn, maar anderzijds is een unanieme motie van de Kamer niet niets. Ik mis bij de minister de afweging en een duidelijke onderbouwing, aangevende waarom hij gemeend heeft die motie naast zich neer te moeten leggen. Ik voel in zijn brief dat hij het niet eens is met de motie van de Kamer – maar dat kan toch geen reden zijn om het zomaar naast je neer te leggen?
Reacties op 'Bijdrage debat Wapenexport China'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.