Bijdrage Esmé Wiegman wetgevingsoverleg voorstel wet nadere wijziging Wet verbod pelsdierhouderij

maandag 02 juli 2012 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink aan een wetgevingsoverleg met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Onderwerp:   Het voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem tot nadere wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij

Kamerstuk:   33 076

Datum:            2 juli 2012

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De ChristenUnie kent de gevoeligheden, de waarden en de belangen die spelen in de discussie rondom een verbod van de pelsdierhouderij in Nederland en heeft daarom ook altijd zorgvuldigheid betracht bij de behandeling van het oorspronkelijke wetsvoorstel en de wijzigingen daarop. De ChristenUnie acht een verbod op pelsdierhouderij in Nederland in principe gerechtvaardigd. Dit heeft mijn voorganger Ernst Cramer bij de behandeling van het oorspronkelijke wetsvoorstel en de eerste novelle ook uitgesproken. De ChristenUnie is van mening dat je een nerts niet kunt houden gezien zijn natuurlijke aard en niet hoeft te houden omdat geen sprake is van een eerste levensbehoefte. De nerts is een moeilijk te domesticeren dier dat normaal gesproken solitair leeft in een groot en waterrijk leefgebied. Natuurlijk gedrag is voor een gekooide nerts niet mogelijk. Bij de stopzetting van een hele bedrijfstak dient volgens mijn fractie echter sprake te zijn van een warme sanering met een adequate overgangsregeling die tegemoetkomt aan de belangen van de ondernemers en de rechtsbeginselen die we kennen in ons land.

Vandaag liggen wat mij betreft twee centrale vragen voor. Ten eerste. Doen de maatregelen zoals voorgesteld in de tweede novelle voldoende recht aan de eis van goed flankerend beleid voor de afbouw van pelsdierhouderij? Ten tweede. Zorgt de voorgestelde wetswijziging ervoor dat het risico van juridische procedures en schadeclaims vanuit de sector significant wordt verkleind? De overheid kan zich immers geen grote schadeclaims permitteren.

Ik ga op deze zaken in. Allereerst de drie maatregelen op het gebied van flankerend beleid. De tweede novelle voorziet in een drietal flankerende maatregelen: een sloopregeling, de mogelijkheid van herinvestering van stakingswinst en een voorziening voor pensioenproblematiek. Ik constateer dat de eerste twee maatregelen niet nieuw zijn. Zo bestaan er in het kader van bijvoorbeeld Ruimte voor Ruimte al lokale regelingen voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen. Daarom vraag ik de indieners nogmaals wat de sloopregeling aan extra compensatie biedt boven op bestaande regelingen.

Voor de maatregel voor herinvestering van stakingswinst geldt in feite hetzelfde. Ook dit betreft een bestaande mogelijkheid. Er wordt nu alleen duidelijk gemaakt dat deze ook voor pelsdierhouders geldt. Uit het rondetafelgesprek werd mij duidelijk dat het voorstel vanuit fiscaal oogpunt geen echt compenserende elementen bevat voor de individuele pelshouder. Graag krijg ik hierop een reactie.

Bij de derde maatregel, de pensioenregeling, gaat het om een tegemoetkoming aan pelsdierhouders voor wie de overgangstermijn uit de eerste novelle niet lang genoeg zou zijn. Ik ben niet gerustgesteld door de beantwoording van mijn vragen hierover. De omschrijving van de hardheidsclausule is nog steeds erg vaag en laat ruimte voor interpretatie. Daardoor biedt zij weinig zekerheid voor oudere pelsdierhouders. De beoordeling van de vraag of sprake is van onevenredige nadelige gevolgen of schrijnende gevallen valt namelijk onder de discretionaire bevoegdheid van de minister. Ik ben bang dat deze beoordeling tot veel discussie en juridisch getouwtrek zal leiden. Verder is niet duidelijk wat het benodigde budget is voor toepassing van deze hardheidsclausule en waar het geld vandaan moet komen. Graag krijg ik hierop een reactie.

Vervolgens moeten wij ons afvragen of de drie voorgestelde maatregelen voldoende zijn. Uit onderzoek van het LEI en CE Delft blijkt dat niet de sloopkosten of de vermogensschade, maar de inkomensschade de grootste kostenpost is. Voor de vergoeding van de sloopkosten zijn er mogelijkheden; de vermogensschade kan sterk worden beperkt door de overgangstermijn. Over dat laatste heb ik zojuist vragen gesteld. Voor oudere pelsdierhouders, voor wie dit niet geldt, kan de vermogensschade deels gecompenseerd worden via de hardheidsclausule. Over de bedragen die worden genoemd met betrekking tot de inkomensschade maak ik mij zorgen. Er is tussen onderzoekers veel discussie over de berekening van deze inkomensschade. Het LEI gaat in zijn meest recente berekeningen uit van een inkomensschade van 500 mln., terwijl CE Delft stelt dat deze schade met 80% tot 95% is overschat. Laten wij uitgaan van het meest optimistische scenario, namelijk dat van CE Delft. Dat is nog steeds een substantieel bedrag. De grote vraag is of mensen met deze inkomensschade in aanmerking komen voor een schadevergoeding. Juist op dit punt biedt het juridisch advies, dat door de indieners veelvuldig wordt aangehaald in de nota naar aanleiding van het verslag, nog ruimte voor discussie. Immers, er is tot op heden nog geen duidelijkheid gecreëerd over de vraag of de overgangstermijn voor pelsdierhouders een reële mogelijkheid biedt om hun schade te beperken. Daarnaast is er helaas nog steeds een juridische discussie over de vraag of een verbod te voorzien was en of dus van pelsdierhouders mocht worden verwacht dat zij hierop zouden anticiperen. Er is immers nog geen wet in formele zin. Daarmee staat een verbod per 2024 formeel nog niet vast. Het kan dus zijn dat de rechter zal oordelen dat voor individuele pelsdierhouders alleen met een schadevergoeding een fair balance kan worden bewerkstelligd tussen een onevenredig geschaad belang en het algemeen belang, dat gediend is met een verbod. Ik ben er dan ook niet van overtuigd dat de tweede novelle voldoende flankerend beleid biedt.

Hiermee kom ik bij mijn tweede vraag: zorgt de voorgestelde wetswijziging ervoor dat het risico van juridische procedures en schadeclaims van de sector significant wordt verkleind? Ik ben hier niet gerust op. De indieners hebben mij onvoldoende kunnen overtuigen op dit punt. Volgens signalen uit de sector is men de messen al aan het slijpen. Persoonlijk vind ik het door de sector genoemde bedrag van 1 mld. aan de hoge kant, maar ik acht het aannemelijk dat, als het wetsvoorstel op deze wijze wordt aangenomen, dit tot schadeclaims zal leiden. Hierbij komt dat er momenteel geen gelijk speelveld is voor de pelsdierhouderij in de Europese Unie en het verbod op het houden van nertsen in Nederland er waarschijnlijk niet voor zorgt dat er minder bont in Nederland zal worden verkocht. Ook hiervoor vraag ik dus aandacht, maar ik begrijp dat ik hiervoor niet bij de indieners moet zijn, maar bij de staatssecretaris. Dit punt leg ik dus graag bij hem neer.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2012 > juli