Inbreng verslag Carola Schouten inzake Wijziging Uitvoeringswet Huurprijzen Woonruimte

donderdag 25 oktober 2012 00:00

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten inzake Wijziging Uitvoeringswet Huurprijzen Woonruimte

Onderwerp:   Wijziging Uitvoeringswet Huurprijzen Woonruimte

Kamerstuk:   33 330

Datum:           25 oktober 2012

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.dat beoogd huurverhoging op grond van inkomen ook mogelijk te maken voor de inkomensgroep 33.000-43000 euro. Genoemde leden hebben hierover nog veel vragen. Zij erkennen het belang van een meer marktconforme huur en dat daarbij rekening moet gehouden worden met het inkomen van de huurder maar hebben moeite met de gekozen oplossing waarbij huurbeleid en inkomensbeleid worden vermengd, die ten koste gaat van de privacy en die de uitvoeringswetgeving ingewikkelder maakt in plaats van eenvoudiger.

De centrale vraag van deze leden is of er ook een alternatief is waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt waarbij deze bezwaren niet gelden. Deze leden zijn van mening dat dit alternatief er wel is. Deze leden menen dat een meer structurele aanpak van de huurmarkt nodig is waarbij er integraal wordt gekeken naar huurprijzen en huurtoeslag. Zo’n integrale aanpak heeft niet het genoemde privacyprobleem en is bovendien eenvoudiger in de uitvoering. Zij vragen daarom waarom er niet voor is gekozen om de maximale huurverhoging voor alle woningen met een zelfde percentage te verruimen en dit voor de lagere inkomens te compenseren door een hogere huurtoeslag? Deelt de regering de mening dat het op deze manier wel degelijk mogelijk is met een niet-inkomensafhankelijke maatregel in de huurprijzen toch de huishoudens met lagere inkomens te sparen, in tegen stelling tot de reactie van de regering op de vragen van het College voor Bescherming van Persoonsgegevens?

Genoemde leden zijn van mening dat door deze aanpak, namelijk compensatie van inkomensonafhankelijke huurverhoging gecombineerd met compensatie via een hogere huurtoeslag, er geen privacy problemen zijn, er niet hoeft te worden gerekend met het inkomen in het peiljaar t-2 en het bovendien voor corporaties veel eenvoudiger wordt om een voorstel tot huurverhoging te doen. Zij ontvangen graag een gemotiveerde reactie van de regering op dit voorstel.

Ook vragen zij de regering cijfermateriaal aan te leveren welke aanpassingen aan de huurtoeslag nodig zijn zodat de laagste inkomens volledig worden gecompenseerd indien gekozen wordt voor een dergelijk model op basis van een huurverhoging van maximaal 2% boven inflatie voor alle gereguleerde huurwoningen. Genoemde leden vragen daarbij ook rekening te houden met het opschuiven van de huurtoeslaggrens zodat ook huurders die nu net boven deze grens vallen (deels) worden gecompenseerd.

Inkomensgrenzen en arbeidsmarkt

Het wetsvoorstel legt een tweede harde grens bij een inkomen van 33000 euro. Het invoeren van dergelijke grenzen kan volgens genoemde leden niet bevorderlijk zijn voor de arbeidsmarkt. Deze leden vragen of dit soort effecten zijn onderzocht en of het voorstel nog andere ongewenste effecten kan hebben.

Inkomensgrenzen en gezinssamenstelling

Volgens genoemde leden blijven de inkomensgrenzen arbitrair omdat ze geen rekening houden met de gezinssamenstelling, terwijl dit aspect wel meeweegt in de huurtoeslag. Dit is volgens genoemde leden een extra argument om inkomenspolitiek ten aanzien van het wonen alleen bij de belastingdienst te organiseren en niet ook het huurprijsniveau afhankelijk te maken van het inkomen. Zij vragen op dit punt een nadere onderbouwing. Zij vragen daarbij concreet een reactie op het volgende voorbeeld voor twee identieke huizen die als gevolg van een verschillende huurhistorie een ongelijk huurniveau hebben. Een alleenstaande met een inkomen van € 41.000,- en een huur van € 450,- kan met het wetsvoorstel een extra huurverhoging van 1% boven inflatie krijgen, terwijl een gezin met twee kinderen met een gezamenlijk inkomen van €44.000 en een huur van € 640,-, te maken kan krijgen met een huurverhoging van 5%  boven inflatie. Genoemde leden vragen of het kabinet dit eerlijk vindt en zo ja wat hiervoor de argumenten zijn.

Europese inkomensgrens

Genoemde leden vragen om een nadere onderbouwing van de inkomensgrens van 33.000 euro. De corporatiedoelgroep wordt immers begrens door de Europese inkomensgrens bij een jaarinkomen van € 34.085 (in 2012). In dit jaarinkomen worden medehuurders, anders dan een partner die medebewoner is, niet meegerekend. Het voorliggende wetsvoorstel betreft dus een extra huurverhoging voor huishoudens die deels binnen de corporatiedoelgroep vallen, maar wordt gemotiveerd met de aanname dat deze huishoudens géén deel uitmaken van de corporatiedoelgroep.

Deze leden vragen daarom hoeveel huishoudens die als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel een extra huurverhoging kunnen krijgen deel uitmaken van de corporatiedoelgroep. Waarom is de gekozen ondergrens van de betreffende categorie huishoudinkomens nog lager dan de grens van de corporatiedoelgroep? Ook vragen zij waarom voor de afbakening van de betrokken huishoudens is gekozen voor een andere definitie van het huishoudinkomen dan die van de Europese inkomensgrens?Is de regering van mening dat huishoudens met een inkomen vanaf € 33.000 in principe niet thuishoren in een sociale huurwoning, zo vragen deze leden? Ook vragen deze leden waarom de Europese inkomensgrens, die van belang is bij het vaststellen van de genoten staatssteun van een woningbouwcorporatie, ook van toepassing verklaard wordt op huurders van een woning met een huurprijs onder de liberalisatiegrens in de commerciële sector? Deze leden vragen tevens welke definitie van scheefwonen, waarbij de huurprijs in relatie staat tot het inkomen en de betaalde woonlasten, de regering hanteert?

Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft de minister gevraagd om in Brussel aan te dringen op een verhoging van die inkomensgrens (motie Van Raak/ Karabulut, 29 453-193). Genoemde leden vragen wat de stand van zaken is van dit gesprek en wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten.

Huursombenadering

Volgens genoemde leden is een gedifferentieerde aanpak volgens de huursombenadering per corporatie zoals voorgesteld door de Woonbond en Aedes (bijvoorbeeld maximaal de inflatie + 1%, inclusief huurharmonisatie) veel eerlijker voor zowel huurders als verhuurders. Dit biedt bijvoorbeeld, binnen af te spreken redelijke marges voor de huurverhoging, de mogelijkheid om extreem lage huren sneller te verhogen ook in situaties dat het inkomen lager is dan 43000 euro. Dit voorstel biedt binnen een gematigde totale huurontwikkeling meer flexibiliteit om de relatie tussen huurprijs en kwaliteit te verbeteren. Dit voorstel heeft verder als voordeel dat er meer evenwicht ontstaat in de behandeling van nieuwe en zittende huurders. Dit bevordert de doorstroming op de huurwoningmarkt en verbetert de toegang voor starters.

Gevolgen corporaties

Genoemde leden vragen een nadere analyse waarbij wordt stilgestaan bij de financiële gevolgen voor corporaties van het voorstel, met daarbij een vergelijking tussen het voorliggend wetsvoorstel en het alternatief van de bovengenoemde huursombenadering. Krijgen corporaties met het voorliggende voorstel wel voldoende ruimte voor een financieel gezond toekomstperspectief, mede in het licht van de andere kabinetsvoorstellen die corporaties raken? Genoemde leden vragen daarbij concreet om een financieel overzicht van de verhouding tussen de totale mogelijke extra huurverhoging en de verhoging van de verhuurdersheffing. Deze leden willen weten of het zo is dat de extra huurverhoging per saldo meer oplevert dan de verhuurdersheffing de corporaties kost. Deze leden zijn namelijk van mening dat de extra huurverhoging de corporaties ook ruimte moet bieden om meer te investeren in nieuwe woningen en verbetering en verduurzaming van bestaande woningen. Kan de minister aangeven welke extra investeringsruimte verhuurders na de heffing overhouden van de extra huurverhoging om de doorstroming te bevorderen?

Privacy

Door het wetsvoorstel krijgen verhuurders de mogelijkheid om bij de belastingdienst om een verklaring te vragen aangaande het inkomen. Er is voorzien in diverse waarborgen voor de privacy met betrekking tot de toegang tot inkomensgegevens. Genoemde leden vragen of, en op welke wijze deze beperkingen kunnen worden gehandhaafd en welke sancties hierop van toepassing zijn. Zij vragen hoe voorkomen gaat worden dat er misbruik gemaakt wordt van de inkomensgegevens en hoe gegarandeerd wordt dat er een zorgvuldige administratie gevoerd wordt c.q. de gegevens niet langer dan noodzakelijk worden bewaard?

Genoemde leden vragen op welke manier zullen burgers jaarlijks vooraf worden geïnformeerd over het schenden van hun privacy door de Belastingdienst, zoals de WBP voorschrijft? Ook vragen de leden of de regering juridisch kan onderbouwen waarom zij geen gevolg geeft aan het advies van het CBP om ‘dit voorstel niet aldus te nemen’? Is de minister van mening dat persverklaringen van woningbouwcorporaties over het percentage scheefwoners in het huurdersbestand, zoals afgelopen voorjaar veelvuldig zijn verspreid, een overtreding zijn van de bepaling dat de verklaringen van de Belastingdienst slechts mogen worden gebruikt voor een voorstel voor huurprijsverhoging? Ook vragen deze leden of de minister van mening is dat het opvragen van inkomensindicaties door woningbouw-corporaties zonder de intentie de extra huurverhoging daadwerkelijk te heffen, zoals afgelopen voorjaar is gebeurd, een overtreding is van de bepaling dat de verklaringen van de Belastingdienst slechts mogen worden gebruikt voor een voorstel voor huurprijs-verhoging?

Uitvoering

In 2012 zijn al op grote schaal inkomensindicaties verstrekt door de Belastingdienst, waardoor er inmiddels praktijkervaring is opgedaan. Naar aanleiding van de gemaakte aannames en ervaringen met de uitvoering hebben genoemde leden een aantal vragen.De minister betoogt dat van maximaal 1,6 miljoen huurders de gegevens zullen worden opgevraagd omdat verhuurders van een deel van zijn huurders het inkomen al kent. Wordt deze aanname onderbouwd door de ervaringen in de praktijk in het voorjaar van 2012? Klopt het dat veel verhuurders de gegevens van al hun huurders hebben opgevraagd in het voorjaar van 2012, bijvoorbeeld omdat selectie vooraf arbeidsintensiever was? Van hoeveel huurders zijn inkomensindicaties opgevraagd in het voorjaar van 2012? Van hoeveel huurders met een geliberaliseerde huur zijn ook indicaties opgevraagd in het voorjaar van 2012? Hoeveel verhuurders hebben bij de huuraanzeggingen van 2012 de mogelijkheid voor extra huurverhoging terughoudend en met oog op het beoogde doel van verbeterde doorstroming toegepast, zoals de minister aangeeft te verwachten in de MvT? Hoeveel verhuurders hebben alle huurders die in aanmerking kwamen de maximale huurverhoging toegezegd? Om welke aantallen huurders gaat het hierbij? Waarop baseert de minister de aanname het aantal geschillen voor de Huurcommissie (9.149 in 2011) als gevolg van de 1% wet en de 5% wet gezamenlijk zal verdubbelen? Is er extra capaciteit bij de Huurcommissie om de verwachtte verdubbeling van het aantal zaken in 2013 aan te kunnen? Waarop baseert de minister dat van het verwachtte aantal ingediende bezwaarschriften (45.000 voor beide extra huurverhogingen) het overgrote deel (36.000) niet tot een gang naar de Huurcommissie zal leiden? In de MvT van de 5% wet werd betoogd dat de uitvoeringskosten laag konden blijven omdat de verhuurders de opgevraagde gegevens mochten bewaren. Inmiddels is uit privacy-overwegingen besloten dat de gegevens niet eindeloos mogen worden bewaard en elk jaar opnieuw moeten worden opgevraagd. Wat is de stijging in de jaarlijkse uitvoeringskosten door deze wijziging? Wat waren de opstartkosten en uitvoeringskosten van het verstrekken van de inkomensgegevens door de Belastingdienst in het voorjaar van 2012?

In het wetsvoorstel ligt de bewijslast dat het inkomen in een andere categorie valt dan de verhuurder veronderstelt bij de huurder. De huurder kan het bewijs slechts leveren door de huishoudinkomensgegevens aan de verhuurder bekend te maken. Feitelijk komt het er op neer dat de verhuurder de inkomensverklaring van de Belastingdienst toetst. Genoemde leden vragen hoe de verhuurder de informatie kan verifiëren als de huurder informatie achterhoudt.

Kosten procedure huurcommissie

Een huurder kan de huurcommissie inschakelen als hij het niet eens is met de huurverhoging. Als de huurder in het gelijk wordt gesteld, dan kost dit de verhuurder 450 euro (legeskosten). Deelt de regering de mening dat de verhuurder dus het risico loopt te moeten betalen voor een fout in de gegevensaanlevering door de Belastingdienst waar hij op geen enkele manier verantwoordelijk voor is of invloed op kan uitoefenen? Vindt de regering dit acceptabel?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Carola Schouten
Wonen & Ruimtelijke ordening

« Terug

Archief > 2012 > oktober