Bijdrage Joël Voordewind aan het plenair debat over de Regeling langdurig verblijvende kinderen

dinsdag 12 maart 2013 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind aan een plenair debat met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Debat over de Regeling langdurig verblijvende kinderen

Kamerstuk:    19 637

Datum:            12 maart 2013

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is niet alleen voor mij maar voor heel veel kinderen vandaag een dag van opluchting. Voordat ik inga op de regeling, wil ik in ieder geval de voormalige collega's Hans Spekman, Ed Anker en Diederik Samsom, evenals de medewerkers Daniël Tempelman en Steven Datema, bedanken voor al het voorwerk dat ze hebben verricht met het initiatiefwetsvoorstel-Spekman/Voordewind en daarna Samsom/Voordewind. Daarmee is het fundament gelegd voor de regeling, en daar ben ik hun zeer dankbaar voor. Zo ook Tofik Dibi, die daarna inderdaad maatschappelijk het een en ander flink heeft losgemaakt om steun te krijgen voor deze regeling. Ik ben dan ook zeer blij voor deze kinderen die jarenlang in onzekerheid hebben moeten wachten tot de dag van vandaag, waarop eindelijk een regeling komt. Sommigen zijn als 8- en 9-jarigen hierheen gekomen en sommigen kennen het land van herkomst helemaal niet en zijn hier geboren. Het is dus echt een heuglijke dag voor hen.

De Partij van de Arbeid en de ChristenUnie hebben ervoor gepleit die kinderrechten een zelfstandige plek in de asielprocedure te geven. Het was schrijnend dat kinderen die in Nederland geworteld waren soms na tien jaar alsnog terug moesten keren. In 2009 dienden wij dan ook gezamenlijk een amendement in en in 2010 een motie, die vervolgens echter niet werd uitgevoerd door de toenmalige minister voor asielzaken. Nu is het wetsvoorstel omgezet in deze regeling en ik dank de Partij van de Arbeid voor haar inzet daarvoor bij de coalitiebesprekingen.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb het woord "onzekerheid" al een paar keer gehoord, maar daar is natuurlijk geen sprake van. Deze mensen hadden namelijk de zekerheid van een vertrekplicht, die vervolgens aan de laars is gelapt. Wat is precies de boodschap van de ChristenUnie aan al die vreemdelingen die zich wel aan de vertrekplicht hebben gehouden en wel zijn teruggekeerd naar het land van herkomst? Is de boodschap: u had zich beter niet aan de regels kunnen houden, want dan hadden we u een verblijfsvergunning bezorgd?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Zoals wij ook in het initiatiefwetsvoorstel hebben geschreven en geanalyseerd, bleek dat de overheid in veel gevallen, in sommige gevallen zelfs bij 50% van de gevallen, de beslistermijn had overtreden. Dat was een van de redenen, en in sommige gevallen de belangrijkste reden, waarom kinderen hier vijf jaar of langer waren. Dat was voor ons de grond, de basis, om het wetsvoorstel te maken. Het was dus voor een groot deel te wijten aan de overheid. Ook was het te wijten aan de procedures om in beroep te gaan die wijzelf hadden geschapen. Dat moet je immers in Nederland afwachten, voorheen in de opvang en later zonder de opvang. Het feit dat wij als overheid in gebreke zijn gebleven, was voor ons een belangrijke overweging om toen te zeggen: deze kinderen zijn hier niet door hun eigen schuld maar door de schuld van de overheid zo lang gebleven en geworteld dat wij hen met goed fatsoen niet meer kunnen terugsturen.

De heer Fritsma (PVV):

Dat is niet waar, want anders had je dat natuurlijk als criterium op moeten nemen bij deze regeling, dat het aantoonbaar de schuld moet zijn geweest van te lange procedures. Dat is niet gebeurd. Wel gebeurt er het volgende: de heer Voordewind ziet illegaal verblijf door de vingers. Hij ziet het stapelen van procedures door de vingers. Verder ziet hij het door de vingers dat deze mensen gewoon keihard hun vertrekplicht hebben genegeerd. Dat zijn de feiten. Ik vraag dus nogmaals: wat is de boodschap van de heer Voordewind richting alle mensen die hun vertrekplicht niet hebben genegeerd, zich aan de regels hebben gehouden en terug zijn gekeerd naar het land van herkomst? De heer Voordewind beloont de verkeerde mensen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

In ons wetsvoorstel hadden wij er wel degelijk een regeling voor opgenomen dat ook de ouders de asielprocedure niet mochten frustreren. Ook in de definitieve regeling staat -- misschien heeft de heer Fritsma die gelezen -- een verbintenis met de buitenschuldcriteria. Oftewel: mensen moeten hebben meegewerkt aan hun terugkeer. Ik zie dus geen aanzuigende werking of een reden om te veronderstellen dat wij de regels niet zouden respecteren. Vooral de definitieve regeling, die trouwens scherper is dan in ons oorspronkelijke wetsvoorstel, is echt een stok achter de deur. Daarover hoeft de heer Fritsma zich dus ook niet heel erg zorgen te maken, gezien het feit dat er nu nog maar 30 aanvragen binnen de buitenschuldregeling per jaar worden gehonoreerd. Het is dus een aanscherping in vergelijking met ons wetsvoorstel.

Ik ben blij dat wij nu met de overgangsregeling schoon schip kunnen maken en dat er duidelijkheid komt voor de vele kinderen die zo lang in onzekerheid hebben gezeten. Dat wil niet zeggen dat wij geheel gerust zijn op deze overgangsregeling, want wij maken ons met name zorgen over twee groepen. De ene groep is die van de 21-plussers. Dat zijn de kinderen die Spekman en ik verschillende jaren hebben gesproken. Zij zijn inmiddels ouder geworden dan 21, omdat de wet in 2011 niet kon worden aangenomen. Ondanks dat zij het langst in Nederland zijn, worden zij nu toch afgestraft, omdat zij boven de 21 zijn. Dat is dubbel zuur voor deze mensen. Ik vraag de staatssecretaris, maar ook de Partij van de Arbeid, om vooral naar deze groep te kijken. Die is eigenlijk gekomen na het generaal pardon met de peildatum 1 april 2001 en dreigt nu weer niet onder deze regeling te vallen.

In dat kader vraag ik ook aandacht voor het toezicht. In het oorspronkelijke wetsvoorstel hadden wij toezicht van de overheid, niet de rijksoverheid maar de overheid. Dat zouden dus ook gemeenten kunnen zijn -- daar is op dit moment ook noodopvang -- en natuurlijk de scholen waar de kinderen en jongeren op kunnen zitten. Ik vraag de staatssecretaris om daar specifiek naar te kijken.

Bij de tweede groep gaat het om de 1F'ers. Het is in Nederland nog altijd zo dat mensen pas veroordeeld worden op het moment dat het is aangetoond. Bij de 1F'ers heb je de groep van verdachten. De ChristenUnie vindt het onrechtvaardig dat kinderen voor mogelijke daden van hun ouders verantwoordelijk worden gehouden en dat die als contra-indicatie worden opgenomen. Het gaat, nogmaals, om verdenkingen. Ik vraag de staatssecretaris dan ook hoe hij deze onrechtvaardigheid eruit probeert te halen. Het kan niet zo zijn dat kinderen verantwoordelijk worden gehouden voor het verdacht zijn van hun ouders.

De definitieve regeling is gekoppeld aan de buitenschuldverklaringen. Ik vraag de staatssecretaris te kijken naar het derde criterium van het buitenschuldcriterium, namelijk dat de DT&V een oordeel moet geven over de eventuele bereidwilligheid van de ouders. Dat moet toch met duidelijker criteria kunnen worden afgerond. Ik zie dat ik nog tien seconden heb.

Afrondend, de ChristenUnie is zeer blij met deze regeling. Het is mooi dat we op deze manier ook uiting kunnen geven aan de Bijbelse oproep: "Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest."

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


Labels
Bijdragen
Joël Voordewind

« Terug

Archief > 2013 > maart