Inbreng bij Wijziging van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997

woensdag 17 januari 2007 15:26

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997.
Het voorliggend wetsvoorstel roept echter nog verschillende vragen op bij de leden van de ChristenUnie, zowel als het gaat om doel en aanleiding, als de uitwerking.

Doel en aanleiding
Gesteld wordt dat de belangrijkste conclusie uit de evaluatie van 2005 is dat de Kamers voldoende hebben gepresteerd, en dat de tijd rijp is om een aantal wijzigingen van de wet voor te stellen. De leden van de Christenunie vragen zich af wat nu het exacte doel is van de voorgestelde wetswijziging? Betreft het doel primair de invulling en vormgeving van de uitbreiding van de toezichthoudende rol van de Minister van Economische Zaken of is deze voorgestelde veranderde rol een middel om een bepaald doel te bereiken?

Taken
De leden van de ChristenUnie begrijpen dat het wetsvoorstel probeert aan te sluiten bij de werkwijze van de Kamers. Wel hebben zij nog vragen over de wettelijke positie van het samenwerkingsverband en het gewenste mandaat van de minister. Hoe verhoudt de vrijwillige samenwerking zich tot de centrale afspraken die de minister met het samenwerkingsverband wil maken? Hoe kijken de KvK’s zelf aan tegen het samenwerkingsverband? Wat gaat de minister doen, wanneer de KvK’s zich niet aan wensen te sluiten bij het samenwerkingsverband? Wat zijn de mogelijkheden van de minister om het samenwerkingsverband te dwingen hun taken uit te voeren, alvorens over te gaan tot centrale aansturing? Hoe kijken de betrokken partijen aan tegen centrale aansturing?

Het is de leden van de ChristenUnie ook niet helemaal duidelijk hoe de nationale agenda precies totstandkomt. Aan welke randvoorwaarden moet de nationale agenda voldoen om de toestemming van de Minister te krijgen? Op basis van welke punten zou de Minister niet kunnen instemmen met de door de Kamers overeengekomen nationale agenda? Aan welke situaties moet dan gedacht worden? En hoe verhoudt de autonomie van de Kamers zich tot het ingrijpen van de Minister in (het opstellen van) de nationale agenda, zo vragen zij zich af?

Wijzigingen m.b.t. de besturen en het personeel van de Kamers
De leden van de ChristenUnie erkennen dat de huidige omvang van de besturen een belemmerende werking kan hebben op de kwaliteit en de slagkracht van de organisatie. Is er vanuit de Kamers (en hun achterbannen) voldoende draagvlak voor de voorgestelde aanpassing van de omvang van de besturen?
De huidige grote omvang van de besturen vergroot het draagvlak van de beleidsprogramma’s en zorgt ervoor dat veel activiteiten kunnen worden uitgevoerd door werkgroepen en commissies die worden samengesteld uit het Algemeen bestuur. Blijft dit positieve punt voldoende bewaard in de voorgestelde wetswijziging?

Samenwerking tussen Kamers
Het is de leden van de ChristenUnie onvoldoende duidelijk hoe vrijblijvend of verplicht de samenwerking tussen de Kamers is. Op welke onderdelen houdt de vrijblijvendheid en keuzevrijheid van de afzonderlijke Kamers op en welke drang of dwang wordt hierin toegepast? Het verplichten van Kamers tot aansluiting bij het samenwerkingsverband voert te ver, staat in de memorie van toelichting. Tegelijk krijgen de leden van de ChristenUnie de indruk dat het functioneren van een Kamer buiten een samenwerkingsverband om niet of nauwelijks mogelijk is. Hoe kijkt de minister hier tegenaan?

Uitbreiding toezichtsinstrumentarium
Er is voor gekozen om het toezichtsarrangement dat de minister ter beschikking staat in de nieuwe wet uit te breiden tot de bedrijfsvoering en de financiële huishouding van de Kamers van Koophandel zelf. De leden van de ChristenUnie vragen zich af of dit dé manier is om de gewenste politieke verantwoordelijkheid ten aanzien van de Kamers van Koophandel waar te maken. Kortom: is dit de gewenste manier en levert deze werkwijze uiteindelijk de gewenste resultaten op? Of is er ook een andere werkwijze denkbaar en uitvoerbaar?

Europeesrechtelijke aspecten
In de memorie van toelichting staat dat voorlichting en regiostimulering wat betreft de nationale taak niet vrij invulbaar zijn. Daarvoor worden afspraken gemaakt middels de nationale agenda. Er staat echter ook dat een Kamer voorzover het om de regionale taak gaat vrij is om de voorlichtings- en regiostimuleringsactiviteiten zelf in te vullen. Hoe verhouden deze twee zaken zich tot elkaar, zo vragen de leden van de ChristenUnie zich af. Waar liggen precies de grenzen van de autonome bevoegdheden van de Kamers van Koophandel?
Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Inbreng bij Wijziging van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2007 > januari