André Rouvoet: Voorzitter. De rechtsstaat is een groot goed, dat we hebben te koesteren. Tegelijk is de rechtsstaat niet een statisch gegeven, een gestold bezit, maar is zij voortdurend in ontwikkeling.
Natuurlijk: hoe fundamenteler de rechtsnorm, hoe dieper geworteld in het collectieve rechtsbesef, des te meer zal hij bestand zijn tegen de waan van de dag. Maar het valt niet te ontkennen dat er door de jaren en decennia heen beweging zit in hoe we met elkaar aankijken tegen zaken als rechtshandhaving, plaats en functie van het strafrecht, de omvang van het instrumentarium en de balans tussen overheidsinterventie en privacy. In vergelijking met de jaren zestig en zeventig is er sprake van een zekere no-nonsense sfeer, waarin zaken die toen vanzelfsprekend en onomstreden waren ter discussie worden gesteld en ’’heilige huisjes’’ soms bij het grof vuil aangetroffen kunnen worden.
We zijn het ’’vrijheid, blijheiddenken’’ wel voorbij en dat vinden we terug in het beleid. Van het huishoudensdenken in het inkomensbeleid tot de sluiting van tippelzones en van het terugdringen van de coffeeshop tot het tegengaan van het kraken van bedrijfspanden. Dat zal ongetwijfeld veel te maken hebben met de wisseling van generaties, maar bijvoorbeeld ook gewoon met de persoon van deze minister, die zich tot dusverre niet als een door het provodom gestempelde exponent van de jaren zestig heeft doen kennen. Hoe dan ook: in veel opzichten is mijn fractie bepaald niet rouwig om de nieuwe wind die over het terrein van rechtsstaat en strafrecht waait.
Tegelijk blijft het oppassen geblazen. In dat verband word ik een beetje wantrouwig als er ineens een nieuwe term als ’’bruikbare rechtsorde’’ wordt geïntroduceerd: dat is óf een open deur en dus betekenisloos, óf een legitimatie voor rigoureuze maatregelen. En ik schrik van de boodschap van de nieuwe nota Rechtsstaat en rechtsorde, dat de overheid alleen dan publieke belangen zal behartigen als er geen alternatief is, ofwel als maatschappelijke instan-ties of de markt daar niet toe in staat zijn. Laat ik als schot voor die boeg maar vast zeggen dat de ChristenUnie niets voelt voor een geprivatiseerde rechtsstaat met de overheid als.
Wat niet verandert, wat niet mag veranderen, is dat de justitie – het bevorderen van gerechtigheid, het verschaffen van recht bij schendingen van de regels, en het beschermen van de veiligheid van de burgers – een kerntaak van de overheid is. Vrouwe Justitia heeft daar haar handen vol aan. Want het recht wordt op straat gebogen. Er is veel onrecht, wetsovertreding, onveiligheid en dreiging. Nu is dit van alle tijden: vanaf de eerste ongehoorzaamheid van de mens uit Genesis 3 is er niet veel nieuws onder de zon.
Nu heeft de overheid niet stil gezeten bij deze toename van geweld en overlast: er zijn zeker de laatste jaren nieuwe instrumenten/regels/straffen bijgekomen, waarbij de privacy door de bank genomen terrein moest prijsgeven ten gunste van de rechtshandhaving. Denk aan preventief fouilleren, cameratoezicht, DNA-onderzoek, de aanpak ex artikel 140 enz. Dit alles heeft niet kunnen voorkomen dat we bij bepaalde veel voorkomende overlast of asociaal gedrag met lege handen staan: vervuiling en vernieling op straat, agressief of intimiderend gedrag in de trein, voortdurend nachtelijk lawaai, overlast rond coffeeshops.
Denk ook aan de recente gebeurtenissen in Amsterdam-Geuzenveld en -Slotervaart. Het valt niet te ontkennen dat de instrumenten van preventie én repressie maar al te vaak te-kort schieten, bijvoorbeeld doordat de feiten niet ernstig genoeg zijn voor een adequate straf-rechtelijke reactie, of doordat uit vrees voor represailles geen aangifte wordt gedaan. En zo kent menige gemeente z’n eigen groepje notoire probleemveroorzakers en overlastbezorgers, waaraan iedereen zich groen en geel ergert, maar waar geen kruid tegen gewassen lijkt te zijn.
Voor dit soort situaties van asociaal gedrag wil de ChristenUnie een nieuw instrument introduceren, dat we de welluidende naam ’’Doe-normaalbevel’’ hebben gegeven. Dat is een strafrechtelijke maatregel, op grond waarvan iemand zich een bepaalde periode dient te onthouden van bepaalde, precies omschreven gedragingen die kunnen worden getypeerd als asociaal gedrag. Houdt hij zich niet aan de bepalingen van het bevel, dan volgt vervangende hechtenis. In sommige gevallen kan worden volstaan met een ’’Ik doe normaalcontract’’, waarin ook weer precies staat omschreven wat wel en wat niet mag en waar zijn handtekening
onder staat; wie toch weer in de fout gaat, riskeert een ’’doenormaalbevel’’.
Dit voorstel is ontleend aan de Britse ABC (’’acceptable behaviour contract’’) en ASBO (’’anti-social behaviour order’’), waarmee zeer positieve ervaringen zijn opgedaan. De minister en de collega’s beschikken inmiddels over een notitie, waarin ons voorstel nader is uitgewerkt, met een complete proeve van een wetsvoorstel erbij. Graag krijg ik een eerste reactie van de minister en hoor ik of hij bereid is om de mogelijkheden tot introductie van zo’n instrument te onderzoeken.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA): Behalve de naam spreekt deze benadering mij wel aan. Stel dat een dergelijk contract is gesloten, dan moet degene die dat is aangegaan, zich houden aan de regels. Wie ziet daarop toe?
André Rouvoet: Politie en justitie, maar vooral de politie. Een concreet voorbeeld. Kijk naar de problemen met de groep hangjongeren. De politie kan daartegen optreden en aangeven dat iets niet mag, dat er overlast plaatsvindt en dat de groep moet weggaan. Vervolgens gebeurt het twee straten verderop weer, of de volgende avond. De politie moet er wel op toe zien, want de mensen hebben daar last van. Het gaat vaak ook gepaard met lichte vernielingen, overlast, intimidatie en bedreiging, maar daar is heel moeilijk greep op te krijgen. Mijn stellige verwachting is – de ervaringen in Engeland billijken dat – dat, als een dergelijk bevel is afgegeven, bijvoorbeeld aan de leidersfiguren binnen een dergelijk clubje, een en ander veel gerichter gebeurt. Met de meelopers kun je een contract afsluiten, zodat je kunt differentiëren. Dan weet je welke afspraken zijn gemaakt en welk bevel is afgegeven. Dan is ook duidelijk wat men op die plek en die omgeving niet meer mag doen. Ik schat in dat ook omstanders, of mensen die er last van hadden, gemakkelijker de telefoon zullen grijpen als het toch weer gebeurt. Ze weten namelijk dat, als de politie dan weer ingrijpt, de jongelui iets boven het hoofd hangt. De controle kan dus gerichter zijn, want je weet wat er is afgesproken of wat in het bevel is opgenomen. Daar kunt je op toe zien. De capaciteit blijft inderdaad een probleem. Dat steek ik niet onder stoelen of banken, maar dit voorstel is niet minder gemakkelijk handhaafbaar dan de huidige situatie, waarbij het probleem zich vooral als een waterbed verplaatst.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA): Wij kennen iets wat hierop lijkt. Jongeren komen onder voorwaarden op vrije voeten. Vervolgens houden ze zich niet aan die voorwaarden. Dat bespeurt niemand, of er is geen capaciteit om de vervangende detentie ten uitvoer te leggen. De gedachte spreekt mij wel aan, maar wij hebben veel vergelijkbare oplossingen die niet blijken te werken, vanwege platte redenen als capaciteitsgebrek.
André Rouvoet: Er zullen zeker nadelen aan zitten. Eén van de krachtige kanten van dit voorstel is echter dat je een aantal bestaande voorzieningen en elementen bij elkaar brengt. We kennen al een straatverbod. We kennen een stadionverbod. Dat kan allemaal in dit voorstel worden samengevoegd. In die zin is er sprake van een zekere structurering van een aantal elementen dat wij al kennen. Controle en handhaving ervan is altijd al een punt. Het belangrijkste van dit voorstel is dat het een sterk preventieve werking heeft, zeker als je met een contract kunt werken. De vraag ligt voor de hand wie er een contract tekent waarin staat dat hij of zij bepaalde dingen niet meer mag doen. Dat wil je echter wel als je weet dat, als je het niet doet, je een grote kans loopt dat je de volgende keer te maken krijgt met een bevel, want dat is een maatregel in de zin van de Strafwet. Er zit dus een drangeffect achter. Als men een handtekening heeft gezet of een bevel heeft gekregen, dan weet men dat, als men zich daar niet aan houdt, men de cel in gaat. Dat leidt dus tot het voorkomen van nieuwe strafbare feiten door stelselmatige wetsovertreders of raddraaiers.
Mevrouw Vos (GroenLinks): Wat valt er precies onder de gedragingen die strafbaar gesteld worden? Er zijn nu al tekorten aan politie en cellen. Er gebeurt nu al veel door jongeren. Hoe denkt de heer Rouvoet met dit voorstel om te gaan, gelet op de bestaande tekorten? Zadelen we politie en justitie niet met een nog groter probleem op?
André Rouvoet: Op het laatste heb ik al geantwoord. Dit voorstel is er verder op gericht om te voorkomen dat die jongelui en anderen in de cel komen. Daarom heb ik in de notitie bepaalde voorbeelden genoemd. Daaruit blijkt dat, als een dergelijk bevel is afgegeven of zo’n contract is gesloten, het aantal incidenten drastisch naar beneden gaat. Het voorkomt juist een juridisering en het uiteindelijk terechtkomen in het justitiële circuit van bijvoorbeeld hangjongeren of anderen die zich eerder al vele malen aan een strafbaar feit hebben schuldig gemaakt. Welke strafbare feiten kan het betreffen? In feite een heel scala.
Er is een aantal genoemd. Bij een strafrechtelijk bevel, zo’n maatregel, zo’n doe-nor-maalbevel is het vereist, want het is een maatregel, dat er een strafbaar feit aan vooraf is ge-gaan. Dan kun je een jongere oppakken. Dat is het probleem, want daarvoor hebben we de mogelijkheden vaak niet. Of het is zo’n korte straf dat die niet adequaat is. Je kunt wel ie-mand voor de 13e keer oppakken en een paar weken of weer een geldboete geven, maar je weet dat het niet werkt. Dan kan het een mogelijkheid zijn dat de rechter een maatregel oplegt die inhoudt dat wanneer de betrokkene weer over de schreef gaat, deze alsnog de cel ingaat. Dan weet die persoon dat hij er zelf aan kan ontkomen door zich wel aan die maatregel te houden. Dat kan betrekking hebben op vernieling, belediging, structurele overlast of een com-binatie van die factoren. Vergelijk het maar een beetje met de strafrechtelijke opvang van verslaafden.
Afzonderlijk kun je er niet veel mee, want je kan iemand niet voor het stelen van een autoradio een jaar opsluiten, maar stelselmatig gepleegd is het zo’n overlast en kan het zo’n asociaal gedrag zijn dat er een streep kan worden gezet omdat je het beu bent dat een hele wijk of een hele groep mensen het leven zuur gemaakt wordt.
Voorzitter. In telegramstijl een aantal andere onderwerpen. In het kader van het debat over waarden en normen vraag ik aan de minister hoe het staat met de bijdrage van Justitie aan de invulling van de zogenaamde immateriële paragraaf uit het Hoofdlijnenakkoord, met name wat betreft twee onderwerpen: het geven van meer ruimte aan gemeenten in het bordeelbeleid en de positie van gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke stand.
Een concreet waarden- en normenthema is wat de ChristenUnie betreft het tegengaan van de erotisering van de openbare ruimte, meer in het bijzonder de pornografie. Zie de recente actie van de ChristenUniejongeren.
Er is een relevante bepaling beschikbaar, namelijk artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht, die nu feitelijk een dode letter is. Welke betekenis kan die bepaling volgens de minister hebben voor onder andere seksshops en internet? Is de minister het daarnaast met mij eens dat serieus zou moeten worden overwogen om over te gaan tot strafbaarstelling van gewelddadige porno, zoals in Frankrijk al gebeurd is? Is een meldpunt vergelijkbaar met het meldpunt kinderporno voor de internetwereld in dit verband misschien een goede mogelijkheid?
Er zijn aanwijzingen dat bij de excessen rond zinloos geweld de afgelopen jaren vechtsporttechnieken zijn gebruikt. Nu zijn er vechtsporten en vechtsporten. Bestaat er inzicht in om welke vechtsporten het gaat? Is er aanleiding hier nader onderzoek naar te doen, bijvoorbeeld naar registraties van clubhouders en hun klanten?
Drugsbeleid is in Nederland primair volksgezondheidbeleid. Uit het recente plan van minister Donner om in de coffeeshops alleen aan Nederlanders te laten verkopen moet ik dan ook concluderen dat de minister de volksgezondheidsbelangen dient, zij het alleen die van de Duitsers en de Belgen. Geen misverstand: ik ben er erg voor, maar ik herinner me nog goed dat een aantal jaren geleden de burgemeesters van de grenssteden hierom vroegen, maar van Justitie nul op het rekest kregen omdat dit zou leiden tot discriminatie van buitenlanders! De wereld is dus wel omgedraaid. Toch die nieuwe wind kennelijk, in dit geval in de verkeerde richting mijns inziens. Sluiting van coffeeshops heeft volgens mij en de Duitse regering dat nadeel niet en is beduidend effectiever vanuit de optiek van volksgezondheid én justitie. Ik moedig de minister dan ook aan om op dit punt echt door te pakken.
Wat betreft de reclassering sluit ik mij aan bij de opmerkingen hierover van de ver-schillende collega’s. Bezuinigen is een slecht idee als we hechten aan preventie en resocia-lisatie. Wat betreft de subsidiëring van reïntegratie van ex-gedetineerden is de ChristenUnie echt van mening dat de minister mét de Kamer moet erkennen dat het werk van organisaties zoals de stichting Exodus en de stichting Ontmoeting, gelet op de gunstige effecten ervan op de recidive, wel degelijk een justitiebelang en dus ook een justitietaak is en derhalve vanuit met name de optiek van preventie van recidive gesubsidieerd behoort te worden.
Bovendien, het stopzetten van subsidie kost de minister geld. Ik heb het amendement van collega Van der Staaij dat ertoe strekt dit onverstandige besluit ongedaan te maken dan ook vanzelfsprekend en met groot enthousiasme getekend. Wat betreft de gezinsvoogdij sluit ik mij kortheidshalve aan bij het betoog van mevrouw Kalsbeek op dat punt. Het amendement dat zij ter zake heeft ingediend kan op onze steun rekenen. Je kunt niet meer kwaliteit leveren met minder geld en minder tijd.
De instroom van asielzoekers is beduidend afgenomen. Dat leidt tot minder AZC’s en inkrimping van het COA. Daarnaast is er sprake van versoberingen. De aanmeldcentra zijn niet meer de gehele week open, zo lees ik in de begroting. Betekent dit dan dat een asielzoeker een aantal dagen daar moet rondhagen alvorens hij zich mag aanmelden?
Ook is sprake van een verdere versobering van de opvang. Waarom moet juist nu verder worden versoberd terwijl op termijn de kosten door de geringere instroom toch al afnemen? Is het dan toch alleen om Nederland zo onaantrekkelijk mogelijk te maken? De uitkeringen van asielzoekers zijn de afgelopen jaren niet geïndexeerd. Het heeft er de schijn van dat minister Verdonk nu toch een indexering toepast, zij het een tegendraadse. Er komen er minder, dus ze krijgen ook minder. Dat lijkt ons niet nodig en ook niet gewenst.
Reacties op 'Bijdrage debat Begroting Justitie'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.