De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. De minister van Financiën heeft gisteren van de gelegenheid gebruik gemaakt om nogmaals te benadrukken dat het VBTB-gedachte-goed niet is bedoeld om het gevoerde beleid aan de hand van strikt kwantitatieve maatstaven te beoordelen. Dat gedachtegoed is niet te reduceren tot het verzamelen van indicatoren en cijfers. Ook vorig jaar waarschuwde hij reeds voor cijferfetisjisme en daarmee waren en zijn wij het van harte eens. De Tweede Kamer is immers niet een tweede rekenkamer.
Verantwoordingsdebatten zijn ingesteld om meer continue en systematische aandacht te geven aan de beleidsmatige aspecten van het gevoerde beleid. Jaarverslagen en het debat daarover moeten ertoe bijdragen dat wij meer inzicht krijgen in de motieven en in de effecten van het overheidshandelen. Het moet niet alleen duidelijk zijn of de doelstellingen van het beleid al dan niet zijn gerealiseerd, maar ook het hoe en de vraag ten koste waarvan dat gebeurt, tellen mee. Met die opmerking is meteen duidelijk dat dit debat niet op zichzelf staat en dat het dus niet is geïsoleerd van andere debatten. Ook tussendoor, in andere debatten, vindt voortdurend verantwoording plaats en soms tevens correctie. Wij moeten dus voorzich-tig zijn met het spreken over hét verantwoordingsdebat. Deze woorden doen echter niets af aan het grote belang van dit debat. Er wordt over dezelfde zaken begroot en verantwoord en die twee moeten dan ook in nauwe samenhang met elkaar worden gezien. De motie-Blok c.s. werd door een ruime meerderheid van de Kamer gesteund en daarmee is dat nadrukkelijk onderstreept. Daarin staat zelfs dat dit een hoogtepunt is in het parlementaire jaar.
Ik deel het gevoel van de heer Bos over de wijze waarop in elk geval een deel van de Kamer zijn aandeel in de opwaardering van dit verantwoordingsdebat inhoud geeft. Het lijkt mij goed om gezamenlijk nogmaals te spreken over de vraag wat de Kamer wil met het verantwoordingsproces en het -debat. Het is toch wel gênant dat het kabinet de verantwoording tegenover de volksvertegenwoordiging kennelijk serieuzer neemt dan een deel van de controleur zelf. Dat kan naar mijn idee niet de bedoeling zijn.
De Rekenkamer heeft het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2004 goedgekeurd. Gebleken is dat 23 van de 25 jaarverslagen aan de eisen voldoen. Ook de bedrijfsvoering van de ministeries is verbeterd. Alleen het ministerie van Buitenlandse Zaken en dat van Defensie hebben het bedrijf in vergelijking met 2003 minder goed gevoerd. Ook de beleidsinformatie wordt als deugdelijk beoordeeld, maar bij de bruikbaarheid daarvan worden nog vraagtekens geplaatst. Dat punt wordt weliswaar onderkend, maar het komt het proces van verantwoording niet ten goede dat er onvoldoende zicht is op de maatschappelijke effecten, ofwel de outcome van het beleid. Slechts 16% van alle doelstellingen geeft naar het oordeel van de president van de Algemene Rekenkamer een concreet en relevant beeld van de beoogde en de gerealiseerde maatschappelijke effecten. Ik roep het kabinet op om prioriteit te geven aan de outcome van ’’gewoon’’ beleid. Dat doet het immers ook bij de beleidsprioriteiten.
Niet alles verloopt goed. Het ministerie van VROM heeft problemen met de controle op huursubsidies en op energiepremies en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het subsidiebeheer niet op orde. De Rekenkamer acht de aangekondigde maatre-gelen echter toereikend, zodat de bezwaren zijn opgeheven. Bij uitvoeringsproblemen wordt het verbouwingsargument nogal eens van stal gehaald. Dat klinkt logisch als verklaring, maar reorganisatie of hervorming is wat mij betreft geen rechtvaardiging voor het feit dat de ver-koop tijdens de verbouwing minder goed verloopt. Ik vraag het kabinet daarop een reactie te geven.
Tijdens een verantwoording halverwege een kabinetsperiode wordt eens temeer duidelijk dat niet alleen einddoelen nodig zijn om duidelijk te krijgen of de uitvoering van het beleid op schema ligt. Daarvoor zijn ook tussendoelstellingen van belang. In het financieel jaarverslag van het Rijk worden de doelstellingen van een aantal speerpunten daarom nader geconcretiseerd, maar veelal ontbreken tussendoelen. Operationaliseren van doelstellingen, het realiseren van beleidsdoelen en het meten van effecten zijn niet eenvoudig, met name waar het gaat om de zachte beleidsterreinen. Maar daarmee komt het kabinet wat mij betreft toch niet weg, want ook op de hardere terreinen die eenvoudig te kwantificeren zijn, laat het kabinet steken vallen. Bijvoorbeeld op het terrein van mobiliteit en infrastructuur is de subdoelstelling geformuleerd om op de weginfrastructuur het achterstallig onderhoud te verminderen met 45% in 2007 en vervolgens heeft dat zijn uitwerking gekregen in de begroting 2004 in een te onderhouden areaal, maar streefwaarden of cijfers over achterstallig onderhoud ontbreken. Onderkent het kabinet dat op dit vlak nog volop verbeteringen mogelijk zijn en worden er voor volgend jaar meer afrekenbare tussendoelen geformuleerd, waarbij duidelijk is waar we vandaan komen en wat als referentie dient?
Als het om de overheidsfinanciën gaat, is 2004 nog redelijk afgelopen. Dat was overi-gens meer geluk dan wijsheid, al zal het kabinet natuurlijk wijzen op de vruchten van de uit-voering van de hervormingsagenda. Feit is dat de economische groei hoger is uitgevallen door de sterk aantrekkende wereldhandelsgroei, waarbij de Nederlandse export een klein graantje kon meepikken; die exportgroei is overigens inmiddels weer verdwenen. Deze economische groei lijkt gezien de meest recente gegevens niet het begin van een structureel herstel, maar slechts een tijdelijke opleving. We doen het in economisch opzicht in ieder geval slechter dan onze buurlanden. Dan kan de minister van Financiën misschien niet verrast zijn over de meest recente cijfers, zorgwekkend zijn ze wel. Pijnpunt aan de aanbodzijde blijft onze concurren-tiepositie en aan de vraagzijde het gebrek aan consumentenvertrouwen en dientengevolge een niet aantrekkende binnenlandse consumptie. Vraag aan de minister-president: is er zijns in-ziens een verband tussen het gebrek aan consumentenvertrouwen en het zorgwekkende lage vertrouwen in het kabinet en wat denkt het kabinet te kunnen doen teneinde het consu-mentenvertrouwen in opwaartse richting te doen bewegen?
Ik kom tot een afronding. Gebrek aan vertrouwen is één van de meest hardnekkige en fundamentele problemen waarmee wij met elkaar vandaag de dag te maken hebben. Weinig vertrouwen in de politiek in het algemeen en in het kabinet in het bijzonder, weinig consumentenvertrouwen, waardoor de hand op de knip blijft. Uitdagingen te over dus, waarbij het herstellen van vertrouwen door vertrouwenwekkend beleid absolute prioriteit dient te krijgen. Verantwoording heeft te maken met het antwoord geven op relevante vragen. Daarbij gaat het ook in dit debat niet alleen over het antwoord op de vraag of de regering vanuit VBTB-oogpunt de dingen goed doet – waar het kabinet getuige de jaarverslagen redelijk in slaagt – maar juist en vooral ook over de vraag of de regering de goede dingen goed doet.
Reacties op 'Bijdrage debat Verantwoording Jaarverslagen 2004'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.