Leger moet ook hulp geven in Afghanistan

vrijdag 16 februari 2007 16:12

Begin deze week kwamen verscheidene Afghanen om bij een actie van het Nederlandse leger dat actief op zoek was naar munitieopslagplaatsen van de Taliban. Daarmee is opnieuw de vraag actueel in hoeverre wederopbouw kan samengaan met het bestrijden van de Taliban. Volgens Tineke Huizinga en Joël Voordewind kan dat in Afghanistan niet anders.

Onlangs zijn we op werkbezoek geweest in Afghanistan en hebben daar met ontwikkelingswerkers gesproken. Eerdere ervaringen in Bosnië, Kosovo, Burundi en Sudan leren hoe moeilijk, maar ook hoe onvermijdelijk het soms is goede samenwerking tot stand te brengen tussen het leger en hulporganisaties. Er zijn echter beperkingen aan de hulp die militairen kunnen geven. Ten eerste raak je je neutraliteit als hulporganisatie kwijt als je openlijk met het leger samenwerkt.

Dat kan ertoe leiden dat, zoals we hoorden van een hulpverlener in Afghanistan, ISAF (de naam waaronder de internationale troepenmacht opereert) een school opbouwt en dat drie dagen na de oplevering de Taliban de school in brand steekt.

Het tweede punt is dat wederopbouw, dus los van noodhulp, echt een vak is. Het vergt goede en langdurige samenwerking met lokale overheden en lokale hulporganisaties. Het gaat niet om het 'klaren van een klus' zoals het herstellen van een ziekenhuis en het leveren van medische materialen. Het gaat om partnerschap en samenwerking zodat men zo snel mogelijk weer in staat is het project zelf te runnen, met eigen management en financiën en op een niet afgedwongen manier van de donor.
Tijdens ons werkbezoek hoorden we de Nederlandse militairen steeds zeggen: ,,it needs an Afghan face''. Met alle respect en waardering voor de wederopbouwinspanningen van het Nederlandse leger, maar ,,it needs an Afghan way''. De Afghanen moeten uiteindelijk in staat worden gesteld het op hun manier te doen, alleen dan is wederopbouw duurzaam. Uiteraard mogen en moeten hulpverleners en ISAF aandringen op het eerbiedigen van mensenrechten, op onderwijs en gezondheidszorg voor vrouwen en meisjes en op dezelfde rechten voor verschillende stammen. Maar we mogen van hen geen cultuuromslag vragen in vijf jaar, terwijl we er zelf meer dan honderd jaar over hebben gedaan.

Hoe en wanneer kunnen hulporganisaties en leger elkaar dan wel versterken? De kerntaak van het leger blijft het herstellen van de veiligheid. Daar zijn ze in Afghanistan nu hard mee bezig door het opstellen van checkpoints, ontmijnen, het opleiden van (hulp)politie en leger en het bestrijden van de harde kern van de Taliban. Maar het ligt voor de hand dat je de veiligheid ook vergroot door het winnen van de harten van de Afghanen. Daarom is het goed dat het leger, naast zijn kerntaak, zich ook bezighoudt met het geven van noodhulp, dus het leveren van de eerste levensbehoeften zoals voedsel, kleding en eerste medische hulp.

Behalve noodhulp kan het leger ook een grote bijdrage leveren aan de harde infrastructuur. Bijvoorbeeld door het repareren van wegen, bruggen, waterleiding en elektriciteitsnet. Dit vergroot het draagvlak onder de lokale bevolking. De hulporganisaties zullen vervolgens ook hun nek moeten durven uitsteken om in moeilijke gebieden te beginnen met wederopbouwhulp, ter aanvulling van de hulp die het leger biedt. Als er op deze manier gezamenlijk wordt opgetrokken, met respect voor elkaars professie, dan zal dit het proces van versterking van stabiliteit, veiligheid en duurzame wederopbouw van Afghanistan zeker versnellen.

Joël Voordewind en Tineke Huizinga zijn beiden lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie. Joël Voordewind is woordvoerder Defensie, Tineke Huizinga is woordvoerder Ontwikkelingssamenwerking.

Bron: Nederlands Dagblad
Labels
In de media
Joël Voordewind
Opinie
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Leger moet ook hulp geven in Afghanistan'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2007 > februari