Bijdrage Ed Anker aan het AO Bestuurlijke herindeling

woensdag 17 juni 2009 16:00

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Het lijkt mij dat ik moet terugkeren naar de aarde. Ik was helemaal opgestegen na het betoog van de heer Brinkman. Mijn fractie is blij met het vernieuwde beleidskader. Het is jammer dat er pas geleden zes gemeentelijke herindelingen zijn gepasseerd, maar het is goed dat wij nu over het vernieuwde beleidskader spreken. Gemeentelijke herindelingen zijn vaak een gevoelige kwestie. Ook mijn fractie hecht sterk aan lokale autonomie en aan lokaal draagvlak. Toch ziet een regio zich soms voor uitdagingen geplaatst die van een zodanig niveau zijn dat men niet aan een gemeentelijke herindeling ontkomt. Mijn fractie vindt dat bij gemeentelijke herindeling initiatieven van onderop moeten komen. Dat is niet nieuw en staat ook in het vernieuwde beleidskader. Herindelingen en toevoegingen ontstaan niet van de ene op de andere dag. Er moet een heel proces aan voorafgaan en daarbij moeten zorgvuldig afwegingen worden gemaakt. Juist daarom moeten gemeenten zelf met voorstellen komen. Slechts in bepaalde gevallen kan een provincie een initiatief tot gemeentelijke herindeling nemen. Wij zijn er blij mee dat de staatssecretaris nog eens stelt, net als in het vorige beleidskader, dat het kabinet geen herindelingen zal initiëren. Hoe moeten wij de procesmatige toets opvatten waarover wordt geschreven in het coalitieakkoord? Ik krijg de indruk dat proces en inhoud uit elkaar worden getrokken, terwijl deze twee zaken toch erg veel met elkaar te maken hebben. In gesprekken die ik voer over gemeentelijke herindelingen wordt vaak de vraag gesteld waarom bepaalde andere opties niet zijn overwogen. De discussie daarover speelt een erg belangrijke rol in het proces. In het beleidskader wordt een aantal voorwaarden genoemd. Maar zelfs als aan alle voorwaarden is voldaan die in dit beleidskader staan, in een soort laboratoriumsituatie waarin alles goed gaat, hoeft de uitkomst niet volledig onomstreden te zijn. Niet voor niets ligt de uiteindelijke verantwoordelijkheid op landelijk niveau, bij de Tweede Kamer. Dat is zo geregeld in de Grondwet, de Gemeentewet en de Wet ARHI. De Kamer zal er altijd uiteindelijk een beslissing over moeten nemen. Voor het kabinet is uitgangspunt dat gemeenten en provincies in staat moeten worden gesteld voor de oplossing te kiezen die voor de aanpak van maatschappelijke vraagstukken het meest effectief is, met waarborging van de democratische legitimiteit. Ik vind de nadruk op maatschappelijke vraagstukken belangrijk. Schaalvergroting moet immers een doel hebben. Het belangrijkste doel dat voor ogen moet staat, is volgens mij dat problemen beter kunnen worden aangepakt. Inmiddels komen wij in het land initiatieven tegen van gemeenten die een efficiënte gezamenlijke aanpak weten te realiseren zonder dat daaraan direct een gemeentelijke herindeling te pas komt. Zo’n gezamenlijke aanpak kan een alternatief zijn voor herindeling. Wij zijn blij met deze creatieve oplossingen, voor zover zij in het Huis van Thorbecke passen. Vaak hoor je mensen vragen waarom niet eerst wordt samengewerkt. Men vindt dat veel te snel wordt gekozen voor een gemeentelijke herindeling. Voordat je het weet, ontwikkelt zich bij samenwerking echter een stelsel van gemeenschappelijke regelingen zonder veel democratische controle. Toch wordt er tijdens het proces vaak over de alternatieven en over deze samenwerkingsvormen gesproken. Ik heb wel in het vernieuwde beleidskader gelezen dat bepaalde alternatieven voor herindeling, dus andere herindelingen met andere gemeenten, moeten worden voorgelegd en bezien door de provincie, maar de samenwerkingsalternatieven worden in het beleidskader niet benoemd. Ik vraag de staatssecretaris daarom, in het beleidskader ook op te nemen dat bezien moet worden hoe meer samenwerking een alternatief kan bieden. Als wij niet tot een herindeling hoeven over te gaan omdat samenwerking echt een oplossing biedt, is dat immers een goede zaak. Als samenwerking serieus wordt bezien, komt dat het proces ten goede. Als wij in de Kamer debatteren over een herindelingsvoorstel, moet het samenwerkingsalternatief geen rol meer spelen. Die optie moet dan al uitgebreid zijn onderzocht. Mensen moeten zich hieraan echt hebben willen committeren. Als het moet, kan ik zelf het initiatief nemen om dit in het beleidskader in te voegen. In de algehele toets van alternatieven moet ook de mogelijkheid van samenwerking worden meegenomen. Wij horen soms dat lokale bestuurders erg teleurgesteld zijn in een proces. Zij zeggen dan dat gedeputeerde staten formeel wel met ze heeft gesproken, maar dat het gesprek bijvoorbeeld maar twintig minuten kon duren. Op die manier kan de checklist worden afgevinkt – er is immers gesproken met het lokale college – maar hebben mensen na zo’n gesprek niet het gevoel dat naar hen is geluisterd. Ze worden van zo’n gesprek soms alleen maar nog kwader. Dat vertroebelt de afweging. Hoe is dit te voorkomen? Een uitgewerkte checklist met tijdpad zou een bureaucratisch monstrum worden. Is het misschien een idee om aan een herindelingsvoorstel een soort logboek toe te voegen? Wat is er allemaal gebeurd? Hoe is de bevolking geraadpleegd? Op die manier krijgt de Kamer inzicht in het verloop van het proces. Ik ben blij dat het verhaal over bestuurskracht is aangescherpt. Het gaat niet alleen meer over loketten en over dienstverlening, maar ook over de wellicht wat zachtere kanten: wat kan een gemeentebestuur in een samenleving tot stand brengen en welke coalities kan zij smeden met maatschappelijke factoren? Op die manier wordt namelijk vaak naar een kleinere gemeente gekeken. Ook zo’n gemeente, waarbij het bestuur erg dicht bij de bevolking staat, is een bestuurskrachtige gemeente als men het eigenlijk prima rooit met elkaar.  

Labels
Bijdragen
Ed Anker

« Terug

Reacties op 'Bijdrage Ed Anker aan het AO Bestuurlijke herindeling'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2009 > juni