Bijdrage Ed Anker aan het AO Nationaal Historisch Museum

woensdag 17 juni 2009 16:00

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Musea zijn leuk en musea bouwen zou dat ook moeten zijn. Vanmiddag praten we echter in twee overleggen -- hierna hebben we er nog eentje -- over de bouw van twee musea. Wat het ook is, echt leuk is het nog niet geworden. De plannen voor het Nationaal Historisch Museum gaven daar op zich wel aanleiding toe. Een grote Kamermeerderheid steunt de motie om tot zo'n museum te komen. Verschillende steden verheugden zich op de komst van het museum en deden hun best om dat museum daadwerkelijk in de gemeente te krijgen. Arnhem stuurde de minister een mooi boekje. Ze hadden een leuke locatie en ze hadden een idee voor een mooi gebouw waarin de historische canon goed zou passen. Twee jaar later praten we nog steeds over Arnhem, maar over een andere plek en een andere inrichting. De minister deelde dat de Kamer mee in een briefje van anderhalve pagina. Er waren argumenten om te kiezen voor een andere plaats, en die argumenten overtuigden de minister. Tja. Dat briefje overtuigde de Kamer in ieder geval niet. We krijgen een heel ander museum dan ons was voorgespiegeld. Als daar argumenten voor zijn, willen we die horen.

In het spoeddebat gaf ik al aan dat dit een museum is waarbij de Kamer zich bijzonder betrokken voelt. De minister geeft in zijn meest recente brief aan dat de vestiging van een nieuw rijksmuseum een zaak is waarvan de Kamer terecht meent dat zij daar, zij het op enige afstand, indringend bij betrokken mag en moet zijn. Terecht. Dit geldt eens temeer daar het initiatief voor dit museum ook uit de Kamer afkomstig is. Waarom heeft de minister niet conform dit uitgangspunt gehandeld, nu hij dit heeft toegegeven? In een goede procedure was de minister naar de Kamer gekomen met de problemen waar men ter plaatste tegenaan liep en had hij de oplossingsrichtingen verkend en besproken met de Kamer. De Kamer had zich dan met de minister kunnen laten overtuigen van een bepaalde oplossing, welke dat dan ook zou zijn. Dat heeft hij niet gedaan en dat neemt mijn fractie hem kwalijk. Hij moet niet op zo'n manier met de Kamer omgaan.

Ik wil de minister dan ook vragen hoe hij achteraf tegen de procedure aankijkt. Ik constateer dat er uiteindelijk zes steden zijn geweest, waarvan een aantal zich nog steeds laat horen, die een publicatie hebben samengesteld om het museum naar hun stad te halen. Daar is ongetwijfeld geld ingestoken en veel geld ook. Als je dan moet constateren dat al datgene uiteindelijk alleen maar heeft gediend om uit drie steden één stad te kiezen en als we dan ook kijken hoe ver we uiteindelijk van dat plan af zijn gedreven, hoe gerechtvaardigd misschien ook, is het de vraag of het de investering waard is geweest. Wat mijn fractie betreft doen we het niet nogmaals op deze manier.

We moeten verder. Als Kamer staan wij voor de beslissing of wij de minister, de raad van toezicht en de directie volgen in hun conclusie dat het beter is om het NHM in Arnhem aan de Rijn te plaatsen, in plaats van naast het Nederlands Openluchtmuseum in het bos. Het is voor de ChristenUnie van belang dat dit museum op de best mogelijke plaats komt. Het museum heeft als doel de interesse voor de Nederlandse geschiedenis een impuls te geven. Het moet goed bereikbaar en toegankelijk zijn. We willen niet dat we vanuit onze gekrenkte politieke gevoelens het museum ergens plaatsen waar het niet of minder goed tot zijn recht komt. Het museum moet ook niet op een plaats komen die het predicaat heeft dat eigenlijk niemand het daar wilde, maar dat er toch een meerderheid voor die locatie heeft gekozen omdat een gedeelte van die meerderheid het ergens andere had gewild en hoopte dat het op deze plaats zou mislukken. Op zo'n manier zou ik geen museum willen bouwen.

Mijn fractie is en was enthousiast over Arnhem. Het belang van regionale spreiding was voor ons doorslaggevend, evenals het feit dat deze gemeente liet zien dat zij de voorbereiding serieus nam. Ze nam een architect in de arm en dacht na over de eenheid tussen gebouw en inhoud. Ook was er goed nagedacht over de locatie en de samenwerking met het Nederlands Openluchtmuseum. Het resultaat was een complete schets, terwijl andere steden nog heel veel openhielden en erop vertrouwden dat ze het wel zouden redden op hun goede naam. Achteraf stel ik vast dat het plaatje van Arnhem een plaatje "over de manchet" is geweest. In de brief waarin de minister de keus voor Arnhem bekendmaakte, stelde hij ook duidelijk dat de idee over het concept en gebouw de mogelijkheden voor het realiseren van het NHM illustreren, maar dat de daadwerkelijke ontwikkeling van concept en gebouw natuurlijk pas in een volgende fase aan de orde is. Dit zijn de zogenaamde kleine lettertjes. De directie is aan de slag gegaan om dat plaatje in te vullen. Het is logisch dat de uiteindelijke directie nog eens goed nadenkt en wellicht met andere ideeën komt. Ik begrijp het argument van parkeren, ik begrijp het argument van de vertragingen en ik begrijp ook het argument dat de twee musea elkaar net zo goed in de weg kunnen zitten als dat ze elkaar kunnen helpen, omdat twee museumbezoeken op één dag niet voor elk gezin de regel is.

Het plaatje is nu concreet ingevuld en het ziet er anders uit: een museum aan het water, zelfstandig en goed bereikbaar. Er zijn ideeën over de inrichting in projecten die nu al kunnen gaan lopen. Ook dit is een mooi plaatje, waarover wij best enthousiast kunnen worden. Belangrijker is dat dit voorstel tot stand is gekomen op basis van de keuze van de directie, die daarin wordt gesteund door de raad van toezicht evenals door het college van B&W en door de gemeenteraad. De fractie van de ChristenUnie ziet geen reden om van hun deskundig en politiek oordeel af te wijken. Wat betreft de fractie van de ChristenUnie kan de directie van het museum dan ook doorgaan op de ingeslagen weg. Daarbij gaat de ChristenUnie ervan uit dat met betrekking tot de opzet van het museum een goed begrip van volgorde en samenhang van de Nederlandse geschiedenis bij de bezoekers van groot belang wordt geacht. Ik heb er vertrouwen in dat op deze wijze op een prachtige manier invulling kan worden gegeven aan de totstandkoming van het NHM.

 

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Als ik de heer Anker goed besluister, volgt hij de minister in zijn standpunt. Aan het begin van zijn betoog noemde de heer Anker echter heel nadrukkelijk dat voor hem ongelooflijk belangrijk is dat het nieuwe museum goed tot zijn recht komt. Is de heer Anker niet bang dat als je twee musea hebt die met de ruggen naar elkaar toestaan, je twee concurrenten hebt? Als de heer Anker dat vreest, hoe ziet hij dan dat het nieuwe museum tot zijn recht zal komen?

 

De heer Anker (ChristenUnie): Ik denk niet dat het de bedoeling is dat wij concurrenten creëren. Het afgelopen halfjaar vol politieke strijd en belangenstrijd, lokaal, nationaal en tussen de twee musea, hebben het project inderdaad voor geen meter geholpen. En het gekrakeel waarmee wij dezer dagen bezig zijn, helpt het museum ook op geen enkele manier. Ik hoop niet dat ik moet meemaken in mijn jonge politieke carrière dat het museum in het bos komt terwijl een aantal mensen die daar voor stemmen het eigenlijk liever in Den Haag hadden gezien, zodat iedereen zegt: hoe halen ze het in hun hoofd om het daar neer te zetten.

 

De heer Van Leeuwen (SP): De heer Anker verwijst naar ons gekissebis, gekrakeel en weet ik wat allemaal meer. Maar wat dacht hij van de directies van de NHM en het Nederlands Openluchtmuseum? Die moeten het gaan waarmaken. Uit de hoorzitting en uit correspondentie die wij gekregen hebben, blijkt dat daar tot dit moment -- tenzij we zo meteen anders horen -- totaal geen sprake is van enige serieuze samenwerking. Wat vindt de heer Anker van die concurrentie, los van de rol van de Kamer?

 

De heer Anker (ChristenUnie): De directies moeten samenwerken, dat heeft de minister ook gezegd. In een eerdere versie van de tekst die ik zojuist heb uitgesproken, stond een vrij emotioneel stukje over wat ik van de hoorzitting vind. Ik heb dat er maar uitgehaald. Ik wil het best een keer onder een borrel met de collega's delen. Ik vond het vreselijk dat daar allerlei mensen en belanghebbenden niet met ons aan het praten waren en het niet opnamen voor het NHM maar voor hun eigen belang. Hoe goed je dat misschien kunt begrijpen, daarmee waren wij op dat moment helemaal niet gediend. Dergelijke zaken moet men lokaal uitzoeken. Zij moeten zorgen dat er een fatsoenlijk museum komt. Ik vond het vreselijk dat dit gebeurde. Als de heer Van Leeuwen dat ook vindt, zijn we het van harte met elkaar eens.

Labels
Bijdragen
Ed Anker

« Terug

Reacties op 'Bijdrage Ed Anker aan het AO Nationaal Historisch Museum'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2009 > juni