Algemeen Overleg Eénmalige regeling generaal pardon - Hoofdlijnenakkoord

woensdag 17 september 2003 15:56

Tineke Huizinga-Heringa: Voorzitter. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat mijn fractie blij is dat de zwaai is gemaakt en dat er een pardonregeling op stapel staat. De grootste stap is die naar een pardonregeling. Ik vind het echter buitengewoon jammer dat deze pardonregeling nu niet eens en vooral een eind zal maken aan de schrijnende gevallen van asielzoekers in ons land. Ik sluit mij aan bij wat anderen al hebben gezegd, namelijk dat de regeling veel te beperkt is. Wanneer wij tot de overtuiging komen dat de overheid boter op haar hoofd heeft en dat er een pardon moet komen voor asielzoekers, laten wij er dan ook een ruimhartig en genereus pardon van maken en geen benepen regeling. Laten wij het heel en niet half doen.

Ik dank de minister voor haar brief. Zij gaat onder andere in op de vraag waarom mensen die een tweede asielverzoek hebben gedaan, buiten de pardonregeling vallen. De minister onderscheidt daarbij twee gevallen. Er zijn mensen die een tweede asielverzoek gedaan hebben om langer in Nederland te kunnen blijven. Ik sluit mij op dat punt aan bij de woorden van mevrouw Vos, dat de overheid daarop buitengewoon snel had kunnen reageren. Eigenlijk zouden die gevallen er dus helemaal niet meer moeten zijn.

Het tweede geval betreft de mensen die werkelijk nieuwe feiten hebben en die het tweede asielverzoek nodig hadden om te kunnen bewijzen dat hun asielverzoek terecht is geweest. Deze mensen hebben dat asielverzoek nota bene zelfs wel op aanraden van de IND gedaan. De minister zegt dat het feit dat deze mensen lang in Nederland moeten blijven wachten, niet te wijten is aan de inactiviteit van de overheid, maar aan de activiteit van deze asielzoekers. Dat vind ik een vreemde reden, want datzelfde kun je ook van het eerste asielverzoek zeggen: uiteindelijk is dat eerste asielverzoek er ook door de activiteit van de asielzoeker gekomen. Hij heeft er niet om gevraagd dat hij zijn land uit moet; hij zit in een nare situatie en vraagt asiel aan. Dat is een actie. Als deze asielzoeker een tweede asielverzoek nodig heeft, is dat natuurlijk zijn activiteit, maar dat neemt de schrijnendheid van het lange wachten en van zijn situatie niet weg. Ik dacht dat de pardonregeling niet alleen in het leven zou worden geroepen vanwege datgene wat aan de overheid te wijten is, namelijk het lange wachten, maar ook vanwege de schrijnendheid van de situatie van asielzoekers. Juist die gevallen van tweede asielverzoeken zijn in veel gevallen buitengewoon schrijnend.

Ik heb ook een vraag over de uitgeprocedeerden. Uit de interrupties heeft de minister al begrepen dat het mij behoorlijk hoog zit dat zij gezegd heeft dat uitgeprocedeerden sowieso niet in aanmerking komen voor haar inherente afwijkingsbevoegdheid. Dat zit mij hoog omdat ik ervan overtuigd ben dat er juist bij uitgeprocedeerde asielzoekers veel schrijnende gevallen zijn. Ik vraag de minister of zij misschien een andere bevoegdheid, bijvoorbeeld haar discretionaire bevoegdheid, zou kunnen gebruiken voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Of is zij inderdaad van plan – die indruk bestaat nu – om geen enkele uitgeprocedeerde asielzoeker voor een pardon in aanmerking te laten komen?

In aansluiting daarop geef ik een voorbeeld uit een e-mail die ik vandaag heb gekregen. De reden waarom uitgeprocedeerden niet voor een pardon in aanmerking komen, is dat het lange verblijf hun geen recht geeft op een verblijfsvergunning. Ik kreeg vandaag een e-mail van een asielverzoeker die zegt dat hij zelfs nadat hij was uitgeprocedeerd, nog zeven jaar lang een W-document heeft gehad. Een W-document is een pas die aangeeft dat je nog in de procedure bent of dat je op medische gronden niet uitzetbaar bent. Hij schrijft: ’’Ik ben zelf al meer dan vijf jaar geleden uitgeprocedeerd en ik heb geen medische gronden gehad, maar mijn W-document is steeds, zeven jaar lang, ieder jaar opnieuw verlengd. Mijn eerste terugkeergesprek met de IND had ik pas vijf jaar nadat ik uitgeprocedeerd was en zeven jaar nadat ik asiel had aangevraagd.’’ Ik leg de minister dit geval als voorbeeld voor en ik vraag haar hoe zij zou reageren als haar gevraagd zou worden om deze persoon op grond van gewekte verwachtingen en een soort humanitair recht toch een verblijfsvergunning te geven.

In de brief schrijft de minister: ’’Ik wil expliciet aangeven dat het alleen zin heeft mij te benaderen als evident is dat de betrokken asielzoeker aan de regeling van de eenmalige criteria voldoet.’’ Ik heb mij voorgesteld dat een asielzoeker een tweede asielverzoek heeft ingediend en op grond daarvan niet voor de regeling in aanmerking zou komen, maar voor wie de situatie zo schrijnend is dat hij een beroep doet op de inherente afwijkingsbevoegdheid van de minister; die bevoegdheid heeft de minister immers op grond van deze pardonregeling. Hoe gaat de minister daar dan mee om? Deze asielzoeker zal haar immers moeten benaderen om te vragen of hij vanwege de schrijnendheid niet voor het pardon in aanmerking komt. Het lijkt mij dat de minister dat niet aan de kant kan zetten, puur vanwege het feit dat hij niet onder de criteria valt. Bij de inherente afwijkingsbevoegdheid draait het immers juist om het punt dat iemand niet precies aan de criteria voldoet en toch in aanmerking komt. Ik krijg graag een reactie van de minister op de vraag hoe zij hiermee denkt om te gaan.

Er is door anderen al gesproken over het MVV-vereiste, dat geldt in bepaalde gevallen. Mevrouw Vos en anderen hebben voorbeelden gegeven van de rare gevolgen die dat kan hebben. Zo zijn er gezinsleden die al jaren bij elkaar in Nederland wonen, waarbij de een is uitgeprocedeerd en de ander op grond van het pardon een verblijfsvergunning krijgt en waarbij de man of de vrouw moet terugreizen. Zij moeten papieren aanvragen en zij moeten voldoen aan het inkomenscriterium. Is het echt nodig om het zo te doen? Is het niet mogelijk om in ieder geval op dit punt een uitzondering te maken voor gezinnen, die al vele jaren bij elkaar wonen en om deze mensen vrij te stellen van het MVV-vereiste? Wij hebben een vraag gesteld over de contra-indicatie. Een zin in de eerste brief bracht mij tot die vraag.

De minister antwoordt dat iemand niet voor de pardonregeling in aanmerking kan komen als die persoon een contra-indicatie tegengeworpen kan worden. De minister stelt dat gezinsleden overigens op zelfstandige gronden in aanmerking komen voor een verblijfs-vergunning asiel. Mijn vraag is of gezinsleden van iemand tegen wie een contra-indicatie bestaat op zelfstandige gronden in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning op grond van het pardon. Op die vraag heeft de minister geen antwoord gegeven.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen over Stari Most. Ik kan het niet laten om als afsluiting nogmaals te vragen aan de minister om ruimhartig te zijn en te luisteren naar alle geluiden uit de samenleving.
Labels
Bijdragen
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Algemeen Overleg Eénmalige regeling generaal pardon - Hoofdlijnenakkoord'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2003 > september