Door: Tineke Huizinga
De leden van de ChristenUnie-fractie maken vooraf enkele opmerkingen over de ontwikke-lingen die aan dit wetsvoorstel vooraf zijn gegaan. Zij waren verwachtingsvol over het be-reikte Najaarsakkoord en derhalve teleurgesteld over het mislukken van de uitwerking daar-van bij het Voorjaarsoverleg, ondanks het feit dat in de Stichting van de Arbeid een compro-misvoorstel lag waarmee de partijen elkaar zeer dicht leken genaderd. Bij het debat hierover op 25 mei j.l. hebben de leden van de ChristenUnie-fractie er bij het kabinet voor gepleit, mede met het oog op het belang van de loonmatiging, nog een extra mijl te gaan. Toen het ka-binet hier niet toe bereid was, en de vakbonden het kabinetsvoorstel afwezen, mondde de im-passe in het overleg uit in demonstraties en stakingen, met alle schadelijke gevolgen die daar-aan verbonden zijn. Het sociaal-economisch klimaat kreeg een grimmig karakter. Om deze situatie te doorbreken hebben de leden van de ChristenUnie-fractie op 23 september j.l. met nagenoeg de voltallige oppositie een gezamenlijke oproep aan het kabinet gedaan om het overleg met de sociale partners te hervatten. Zij hebben daarbij van meet af aan gesteld dat dit initiatief, dat breed werd gesteund door tal van betrokken maatschappelijke organisaties (vak-centrales, werkgeversorganisaties, ouderenbonden), vanzelfsprekend onverlet liet dat zij bij een – onverhoopte – afwijzende houding van het kabinet, de dan te behandelen voorstellen op het terrein van vut/prepensioen/levensloop vanuit het eigen afwegingskader zouden beoor-de-len. Nu de verhoudingen tussen kabinet en sociale partners nog altijd verstoord zijn en het overleg niet is hervat, zullen de leden van de ChristenUnie-fractie het voorliggende wets-voorstel daarom zoveel mogelijk op zijn inhoudelijke merites beoordelen. Wel blijven zij van mening dat het met het oog op economisch herstel en maatschappelijke vrede van het grootste belang is dat kabinet én vakbeweging zo spoedig mogelijk over hun eigen schaduw heenspringen en weer om de tafel gaan zitten.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het zeer kritische commentaar van het CPB op de voorliggende plannen van de regering. Zij gaan ervan uit dat de regering hierop uitgebreid zal reageren.
De leden van de ChristenUnie-fractie steunen het streven van de regering om met het oog op de vergrijzing de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te bevorderen. De VUT is ont-staan in een situatie van massale jongerenwerkloosheid, welke in die mate achter ons ligt. Zij vonden het daarom een goede stap dat eind jaren negentig (1996/1997) in een convenant met de sociale partners de omschakeling in gang is gezet van fiscale faciliëring van omslaggefi-nancierde vervroegde uittreding (VUT) naar kapitaalgedekte prepensioenregelingen. Wanneer was voorzien dat werkgevers en werknemers deze omschakeling zouden voltooien, oftewel wanneer zouden de VUT-regelingen worden afgebouwd? Waarom heeft de regering daar niet op willen wachten, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. In de toelichting op het wetsvoorstel wordt niet verwezen naar dit convenant. Kan alsnog worden aangegeven hoe de regering dit convenant anno 2004 beoordeelt en welke relevante wijzigingen in de omstan-digheden hebben genoopt tot een andere behandeling door het rijk van het fenomeen prepensioen?
Deze leden vragen of de regering de conclusie van prof. P.T. de Beer deelt, dat door deze omschakeling de arbeidsparticipatie van 55 tot 64-jarigen is gestegen van 29% in 1993 naar 45% in 2003. Ook volgens het ABP lag de arbeidsparticipatie van 55 tot 64-jarigen in 2003 op 44,8%. Hoe verhouden deze cijfers zich tot de stelling van de regering bij de memorie van toelichting op het Belastingplan 2004 (29210 nr.3, p.9) dat de arbeidsparticipatie van deze groep tot het midden van de jaren negentig gestaag is gedaald tot 25%, en tot de stelling in de memorie van toelichting (p.4) op onderhavig wetsvoorstel dat de arbeidsparticipatie in 2003 op 38% lag? Hoe verklaart de regering dit verschil in cijfers?
Dezelfde vraag hebben de leden van de ChristenUnie-fractie ten aanzien van de gemiddelde uittredingsleeftijd. Volgens cijfers van Eurostat is deze gestegen tot 62,2 jaar in 2002, terwijl de regering in de Miljoenennota (p.41) uitgaat van een uittredingsleeftijd van 61 jaar. Wat verklaart dit verschil?
De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken de regering in een kort schematisch overzicht aan te geven welke mogelijkheden er na aanneming van het wetsvoorstel nog zijn om vervroegd te stoppen met werken, al of niet fiscaal gefacilieerd.
Veel deskundigen en betrokkenen, waaronder de pensioenfondsen zelf, wijzen op de grote inspanningen die verricht moeten worden om de nieuwe fiscale behandeling van VUT en prepensioen en de levensloop in te voeren. De Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen denkt zelfs minimaal 2½ jaar nodig te hebben om de nieuwe regeling door te voeren. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering nader te onderbouwen waarop de verwachting is gebaseerd dat een ingangsdatum van 1 januari 2006 haalbaar is.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben er bij de regering herhaaldelijk op aangedrongen om maatregelen te nemen oudere werknemers ook positief te stimuleren langer aan het werk te blijven, en zien dan ook met belangstelling uit naar de bij de Algemene Financiële Beschouwingen toegezegde brief inzake het langer in dienst houden van 55-plussers en het langer doorwerken van 65-plussers af. Kan de regering een datum noemen waarop zij deze brief naar de Kamer zal sturen?
VUT
De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen het dat de heffing ineens over de VUT-aanspraken is komen te vervallen. In plaats daarvan worden nu zowel de uitkering als de bijdragen van werkgevers en werknemers belast. Is de regering het met deze leden eens dat hierdoor de omkeerregel niet wordt opgeheven, aangezien de uitkeringen belast blijven?
De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen op zich dat er een overgangsperiode tot 2011 wordt voorgesteld gedurende welke de premies en werkgeversbijdragen voor de helft worden belast. De Raad van State wijst er op dat door het huidige voorstel een meervoudige heffing kan ontstaan die tot meer dan 100% kan oplopen. Deze bewering van de Raad van State wordt in het nader rapport niet weerlegd. Kan de regering cijfermatig verduidelijken in welke situa-ties sprake is van een meervoudige heffing die oploopt tot meer dan 100%, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Ook vragen deze leden of het zo is dat deze dubbele heffing kan worden ontlopen door een ruimere overgangsregeling te treffen, te weten voor werknemers van 50 jaar en ouder. Welke budgettair beslag zou hiermee gemoeid zijn, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de ingangsdatum voor het nieuwe stelsel is gesteld op 1 januari 2006. Zij hadden het evenals VNO-NCW logischer gevonden dat deze datum ook wordt aangehouden voor het overgangsrecht, zodat iedereen die voor die datum 55 jaar of ouder is daarvoor in aanmerking komt. Zij vragen daarom een reactie op het pleidooi van VNO-NCW.
De fiscale faciliëring van zowel de omslaggefinancierde VUT- als de prepensioenregelingen komen te vervallen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de ingelegde premies vol-ledig ten goede kwamen aan de lopende uitkeringen, of dat er gespaard vermogen overblijft als werknemers straks geen gebruik meer mogen maken van de VUT- en prepensioen-regelingen, en zoja, hoeveel. Wat gebeurt er met dit eventuele overschot, zo vragen deze leden? Of doet zich juist het omgekeerde voor, zoals MKB-Nederland aangeeft, dat een ver-ruiming van de overgangsmaatregel naar 55 jaar concreet betekent dat werkgevers en werk-nemers beneden de 55 jaar 1,6 miljard euro (=95%) aan benodigde premies moeten opbren-gen ten behoeve van de 55-plussers, terwijl deze groep zelf slechts 100 miljoen (=5%) moet opbrengen ter financiering van hun vervroegde uittreding, zo vragen de leden van de ChristenUnie? Is het daarnaast mogelijk dat jonge werknemers wel verplicht blijven meebetalen aan VUT- of prepensioenregelingen, zonder daarmee eigen aanspraken op te bouwen? Zo ja, hoe beoordeelt de regering dat?
Kan de regering meer inzicht geven in de verhouding tussen individuele prepensioenaanspraken en de omslaggefinancierde prepensioenregelingen, zo vragen zij. Welke bedragen zijn hiermee gemoeid? Is er sprake van een zekere spreiding over de verschillende sectoren, of komt de ene vorm meer voor bij de ene sector dan bij de andere?
Prepensioen
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat instandhouding van het prepensioen vanaf 62,5 jaar onderdeel uitmaakte van het compromisvoorstel dat voorlag in de Stichting van de Arbeid op 18 mei j.l. Hierover was in principe brede overeenstemming ontstaan. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om het prepensioen vanaf 62,5 of 63,5 jaar in stand te laten, gelet op de wenselijkheid van draagvlak, ook bij de werkgevers, zo vragen deze leden. Zou dat bovendien niet meer in lijn zijn met de gemaakte afspraken in 1997 met de sociale partners, welke zijn herbevestigd in 2001 om het prepensioen in stand te laten in ruil voor afbouwen van de VUT-regelingen?
Wil de regering reageren op de stelling van de vakbonden alsmede van MKB-Nederland dat de volledige afbouw van kapitaalgedekte prepensioenregelingen niet zozeer is ingegeven vanuit een doorwrochte visie op arbeidsparticipatie op de lange termijn, als wel uit de behoefte op korte termijn het EMU-tekort te beperken, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Eerder stoppen met werken wordt niet verboden, zo stelt de regering op p.8 van de Memorie van Toelichting. Tegelijk constateren de leden van de ChristenUnie-fractie dat de regering zoveel mogelijk wegen afsnijdt om alternatieve mogelijkheden te gebruiken om eerder dan op 65 jaar fiscaal gefacilieerd te stoppen. Denkt de regering dat het vervroegen van de pensioen-leeftijd zonder fiscale faciliëring haalbaar is voor alle inkomensgroepen, of alleen voor inko-mens vanaf een bepaald niveau, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Zoja, kan de regering cijfermatig onderbouwen vanaf welk inkomensniveau het, uitgaande van een gemid-deld bestedingspatroon, mogelijk is om respectievelijk 1, 2, 3, 4 of 5 jaar eerder te stoppen met werken dan de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar, ervan uitgaande dat gebruik wordt gemaakt van de levensloopregeling?
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten sterk aan voldoende mogelijkheden voor vervroegd pensioen voor slijtagegevoelige beroepen. Van werknemers die hun leven lang fysiek zware arbeid hebben verricht kan immers niet altijd worden gevraagd om tot hun 65e door te werken. Zij hebben dit reeds in het debat van 25 mei j.l. aangegeven. Zij vragen daarom wat binnen het nu voorliggende wetsvoorstel de mogelijkheden zijn om specifiek voor slijtagegevoelige beroepen vervroegd te stoppen. Indien de mogelijkheden ontoereikend zijn, is de regering dan bereid deze alsnog te scheppen, zo vragen deze leden.
In dat verband vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of de regering bereid is om speci-fiek voor de slijtagegevoelige beroepen een fiscaal gefacilieerde collectieve prepensioenrege-ling toe te staan per branche of beroepsgroep, zoals onder meer voorgesteld bij brief van 30 maart j.l. door VakGMV. Een vergelijkbare suggestie werd gedaan op 5 oktober j.l. door de Kring van Pensioen-Specialisten onder de noemer van een ‘beroepsongeschiktheidspensioen’. Graag ontvangen deze leden een reactie op dit voorstel.
Is de regering bereid te overwegen de overgangsleeftijd voor het prepensioen te verlagen naar 50 jaar, en de extra spaarmogelijkheid van de levensloopregeling voor 50- tot 57-jarigen te laten vervallen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Wat zou het budgettaire beslag zijn van dit voorstel, zo vragen deze leden.
Klopt het dat vervroegd deeltijdpensioen niet tot de mogelijkheden van het wetsvoorstel behoort, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Hoe kijkt de regering aan tegen deeltijdpensioen? Verwacht de regering hiervan gunstige effecten op de werkgelegenheid, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie krijgen graag meer inzicht over de gevolgen van het schrappen van het afkoopverbod. Op welke wijze vindt straks besluitvorming plaats over het al of niet toestaan van de mogelijkheid tot afkoop? Welke richtlijnen of criteria zullen hierbij gelden?
Ook willen de leden van de ChristenUnie-fractie weten of het waar is dat de regering in de onderhandelingen met de sociale partners in het voorjaar een opting out op basis van actuariële waarde categorisch afwees, en zoja, waarom dit nu plotseling wel aanvaardbaar is.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vragen over de mogelijkheid tot overheveling van de tot 1 januari 2006 opgebouwde prepensioenrechten. Zijn deze mogelijkheden niet erg beperkt, gelet op de maximale opbouwgrens van 100% bij het ouderdomspensioen, en de maximale opbouwgrens van 150% bij de levensloopregeling, zo vragen deze leden. Om dit te kunnen vaststellen verzoeken deze leden de regering inzicht te verschaffen in de tot 1-1-2006 opgebouwde prepensioenrechten in de groep werknemers tussen de 50 en 56 jaar, uitgesplitst naar leeftijd en uitgedrukt in percentages van het jaarsalaris.
Wil de regering in dit verband ingaan op de suggestie van de RMU om het mogelijk te maken de volledige pre-pensioenaanspraak over te hevelen naar het ouderdomspensioen, ook wanneer hierbij de maximale opbouwgrens wordt overschreden, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Tevens vragen zij, aansluitend op de opmerkingen op pagina 9 van de Memorie van Toelichting over een hoger opbouwpercentage, reactie op de suggestie van de RMU om de maximale opbouwpercentages van 2 respectievelijk 2,25% te verhogen, en om de franchise substantieel te verlagen. Welke budgettaire effecten zijn hiermee gemoeid?
Levensloop
De leden van de ChristenUnie-fractie staan kritisch tegenover de voorgestelde levensloopre-geling. Hoe sympathiek zij de achterliggende gedachte ook vinden, te weten het creëren van mogelijkheden om arbeid en verlof, hetzij ten behoeve van zorg, scholing of vrije tijd, in ver-schillende fasen van de levensloop beter te kunnen combineren en afwisselen, zij vragen zich af of de behoefte aan een dergelijke regeling nu werkelijk zo groot is. Zij vragen de regering of hiernaar onderzoek is verricht.
Als er al een levensloopregeling moet komen dan zou deze volgens de leden van de ChristenUnie-fractie een goede balans moeten vinden tussen collectieve solidariteit en indivi-duele keuzevrijheid. Zij hechten dan ook aan een invulling waarbij een substantieel tegoed kan worden gespaard, ook door lagere inkomens. Wat vindt de regering van de gedachte deel-name aan de levensloopregeling minder vrijblijvend te doen zijn en onderdeel te maken van CAO-onderhandelingen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Kan het daarbij gaan om collectieve regeling per bedrijfstak, waarbij ook bijdrages van de werkgever worden betrokken?
Wil de regering reageren op de stelling dat het goedkoper en efficiënter is om collectief te sparen dan om dit individueel te doen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in te gaan op de stelling dat vooral hogere inkomens gebruik zullen kunnen maken van de levensloopregeling. Is het voor men-sen met een modaal of lager inkomen wel mogelijk om gebruik te maken van de levensloop-regeling, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Kan in het verlengde hiervan wor-den ingegaan op de vraag hoe het percentage van 12% zich verhoudt tot het aandeel van premies die momenteel gemiddeld worden betaald voor prépensioen. Met welk gemiddelde koopkrachteffecten worden de huidige werknemers van respectievelijk 20, 30 en 40 jaar ge-confronteerd als zij op hun 63e willen stoppen met werken en daarvoor niet langer op basis van de huidige fiscale faciliëring van prepensioen kunnen sparen, maar zijn aangewezen op het voorgestelde regime?
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de Emancipatie Effect Rapportage van het SCP, waarin gesteld wordt dat juist de groep werknemers ‘in het spitsuur van het leven’ (wanneer de behoefte aan verlof of geld het grootst is), op dat moment nog over te weinig tegoed zal beschikken. Voelt de regering ervoor om in de levensloopregeling mogelijkheden te scheppen om krediet op te nemen, zodat verlof kan worden opgenomen op een moment dat daaraan behoefte bestaat, maar nog onvoldoende is gespaard, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering kan uitsluiten dat de levensloop-regeling in plaats van een toename van het arbeidsaanbod leidt tot een vermindering hiervan. Zal het effect van gelijktijdige pensionering van de babyboomgeneratie en verlof van de jonge generatie in de periode 2010-2025 niet tot problemen leiden, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Beschikt de regering over berekeningen hiervan?
Zij maken zich in het bijzonder zorgen over het aanbod van personeel in de zorgsector, waarnaar als gevolg van de vergrijzing de vraag sterk zal stijgen. Beschikt de regering over prognoses ten aanzien van de stijgende behoefte aan personeel in de zorgsector?
Tevens vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wat het effect is op de totale arbeidsproductiviteit, gelet op het feit dat de productiviteit van jongere werknemers over het algemeen hoger ligt dan die van oudere werknemers.
Het CPB wijst erop dat de regeling naar alle waarschijnlijkheid vooral door oudere werknemers zal worden gebruikt. Ook de regering heeft zelf herhaaldelijk aangegeven dat de levensloopregeling kan gezien worden als een manier om de afschaffing van het prepensioen te compenseren en toch vervroegd uit te treden. Is het dan ook niet rationeler om flexibele pensioenvormen en het prepensioen te handhaven, naast de bestaande verlofregelingen en het spaarloon, dat immers ook voor verlof kan worden aangewend?
Kan de levensloopregeling worden aangewend voor deeltijdwerk, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe kan worden vermeden dat de levensloopregeling te ingewikkeld wordt voor burgers, en hoge administratieve lasten meebrengt voor bedrijven. Zij pleiten voor een levensloopregeling die eenvoudig van opzet is. Hoe hoog schat de regering de administratieve lasten in, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie zouden de mogelijkheid open willen houden dat gelijktijdig gespaard kan worden in zowel de spaarloonregeling als de levensloopregeling in plaats van jaarlijks de keuze te moeten maken voor één van beide regelingen. Waarom kiest de regering hier niet voor? Wat is het effect als de anti-cumulatiebepaling zou vervallen?
Zijn de voorwaarden om te sparen via een spaarloonregeling fiscaal niet veel gunstiger in ver-gelijking tot sparen via de levensloopregeling, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Waarom is er niet voor gekozen in dit wetsvoorstel het recht op het opnemen van onbetaald verlof onder te brengen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Betekent dit niet dat werknemers in de situatie terecht kunnen komen dat zij hun gespaarde tegoed niet kunnen inzetten voor het door hen gewenste doeleinde, zo vragen zij.
Is de regering voornemens om alle bestaande verlofregelingen op termijn te vervangen door de levensloopregeling, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?
De levensloopregeling bevat de keuzemogelijkheid om zowel in tijd als in geld te kunnen sparen. Verwacht de regering problemen wanneer werknemers alleen in tijd hebben gespaard en van werkgever veranderen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Raken zij hun aanspraken dan niet kwijt?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering te onderbouwen waarom de levens-loopregeling niet zou mogen worden uitgevoerd door pensioenfondsen. Aansluitend vragen zij of elke werknemer zelf kan kiezen bij welk bedrijf hij zijn levensloopregeling onderbrengt?
Voorts informeren deze leden of het de bedoeling is dat een uitkering bij ziekte, arbeidson-geschiktheid of werkloosheid niet lager zal worden als men deelneemt aan een levensloop-regeling? Blijft het premieloon sociale verzekeringen gelijk als men deelneemt aan de levens-loopregeling? Welke gevolgen heeft het heffen van premies werknemersverzekeringen over de inleg in de levensloopregeling voor het tempo waarin men rechten opbouwt in vergelijking met het vorige, ingetrokken wetsvoorstel betreffende de levensloop (Kamerstuk 29208)? Is het overigens voor werknemers niet aantrekkelijker de loonwaarde van ADV-dagen, overwerk en dergelijke in te zetten in de derde pijler dan deel te nemen aan de levensloopregeling omdat dan geen premies werknemersverzekeringen worden geheven?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een reactie op de stelling van de vakcentrales dat de verruiming van de spaarmogelijkheid voor werknemers die op 1 januari 2005 ouder dan 50 maar jonger dan 57 jaar zijn om meer dan 12% in de levensloopregeling te sparen, slechts voor zeer weinig werknemers betekenis heeft. Slechts weinig werknemers zouden in staat zijn jaarlijks 12% van hun salaris te sparen. Welk deel van de betrokken werknemers zal naar verwachting in staat zijn jaarlijks een groter percentage te sparen?
Budgettaire aspecten
Het is de leden van de fractie van de ChristenUnie opgevallen dat in de toelichting op het wetsvoorstel slechts zeer summier wordt ingegaan op de budgettaire aspecten. Zij verzoeken de regering nader te onderbouwen waarop de veronderstelling is gebaseerd dat in 2011 een budgettaire opbrengst kan worden gerealiseerd van 2,1 miljard euro.
Reacties op 'Verslag Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en levensloopregeling'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.