Debat over jongeren die de dupe zijn geworden van sluiting van de Hoenderloo Groep

woensdag 21 april 2021 00:00

Bijdrage Don Ceder aan een plenair debat met staatssecretaris Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en minister Slob van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Kamerstuknr. 31497

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik kan mij niet alles meer exact herinneren, maar ik kan mij heugen dat ik als klein jochie op een dag mijn ogen opendeed en wakker werd op het bed van mijn oma. Het was de eerste dag van een periode in mijn leven dat ik bij mijn oma woonde, omdat ik in die periode om meerdere redenen niet meer thuis bij mijn vader en moeder kon wonen. Ik weet dus hoe het is aanvoelt om uit een vertrouwde omgeving opeens in een andere setting te moeten verblijven. Maar daar waar ik het geluk had dat ik kon verblijven in mijn eigen omgeving, bij familie die ik kende, zijn er heel veel jongeren die dat geluk niet hadden of hebben, en terecht zijn gekomen in een stelsel waar ze heel moeilijk uit kunnen komen.

Ook in de afgelopen jaren heb ik mij als advocaat bezig mogen houden met jeugdrecht, met jongeren, ouders, moeders, de beslissingen om jongeren uit huis te plaatsen, ondertoezichtstellingen, jeugdinstellingen, het verhuizen en continu zitting na zitting na zitting. Vaak is deze hulp nodig en welkom. Ik ben ook dankbaar dat we in Nederland organisaties en medewerkers hebben die opkomen voor jongeren en hen kunnen bijstaan. Maar ik heb ook geregeld gezien dat jongeren, hoewel goedbedoeld, opgeslokt worden door een systeem van wachttijden en wachten en uithuisplaatsingen en verhuizingen en een constante spanning waar ze niet meer uit komen. Ik heb ook te maken gehad met ouders die opeens uren op en neer moeten reizen om hun kind te zien nadat het kind verhuisd is naar een jeugdinstelling in een andere provincie, omdat er simpelweg geen plek meer in de buurt was. Ik heb ook jongeren mogen spreken. Ik heb verhalen gehoord over suïcidale gedachtes en zelfs over seksuele uitbuiting in de instellingen waar ze zijn.

Voorzitter. Dat raakt mij. Het betekent dat er heel veel goed gaat, maar dat er ook zaken zijn waar we aandacht voor moeten hebben. Ik hoop daar ook een bijdrage aan te mogen leveren. Want het gevaar hangt boven ons hoofd dat we jongeren met complexe uitdagingen steeds meer als een dure kostenpost gaan zien, als een hinderlijke sluitpost waar niet al te veel geld naartoe mag gaan, en dat we jongeren ook steeds minder als personen gaan zien die alle steun en aandacht verdienen. Als ik mijzelf de komende jaren één taak ten doel stel, dan is het dat ik hoop dat we in de Kamer meer aandacht hebben voor het centraal stellen van jongeren, dat ze gezien mogen worden voor wie ze zijn: allereerst een waardevol mens, het waard om voor te vechten, hoe complex de situatie ook is. Ik vecht daarom ook voor een overheid waarin we oog blijven houden voor die enkele, want ook die is het waard. En hoewel we leven in een gebroken wereld, is het juist de overheid die een hoeder en schild voor de zwakkeren en kwetsbaren kan en mag zijn. Een overheid die zoekt naar recht en vrede blijft niet hangen in passieve pleidooien. Recht doen betekent ook: je volwaardig inzetten voor een menswaardig bestaan en passende zorg voor de ander, juist voor die enkeling, voor de jongeren die om iets meer aandacht vragen, want ze zijn het waard.

Dat betekent dat er de komende jaren een aantal belangrijke opgaves zijn, bijvoorbeeld het structurele geldtekort bij gemeenten. Ik denk echt dat de rijksoverheid aan zet is om met structurele middelen bij te passen. Maar we moeten ook scherp kijken naar de perverse prikkels die in het systeem zijn ontstaan, waarbij jongeren met lichtere klachten sneller geholpen worden en de complexere gevallen vaak buiten de boot vallen. Het kan toch niet zo zijn dat we jongeren met complexere problemen opgeven omdat ze — ik zeg het heel cynisch — te duur zijn? Het zal ook van ons vragen dat we de harde knip van ons stelsel zodra iemand de leeftijd van 18 jaar bereikt, steeds meer gaan loslaten, want de werkelijkheid is weerbarstiger dan ons beleid lijkt te weerspiegelen. Ik zou ook serieus willen kijken naar het gegeven dat wij wereldkampioen uithuisplaatsingen zijn. Ik heb als advocaat mogen zien hoe ingrijpend dat kan uitpakken voor kinderen, met name omdat je in een systeem en een stelsel komt waar je heel moeilijk uit kunt komen. Ik hoop dat samen met deze commissie op te kunnen pakken.

Voorzitter. Wat betreft het vast komen zitten in het stelsel doet het verhaal van de jongeren van De Hoenderloo Groep mij pijn, want zij zijn daar het levende voorbeeld van. Ik heb reacties gelezen, bijvoorbeeld van Robin, waar Lisa net naar verwees. Vorig jaar zei hij al: "Ik slaap slecht. Ik ben de hele dag gestrest. Ik ga gewoon helemaal kapot hier en dat moeten de mensen weten." Hoeveel jongeren hebben zich niet gevoeld als Robin en hoeveel ouders hebben zich de afgelopen jaren niet in de steek gelaten gevoeld? Dat blijkt nu een flink aantal te zijn, want ondanks het bericht van de minister in augustus aan de Tweede Kamer dat alle jongeren een passende en duurzame vervolgplek hadden gevonden, stelden sommige ouders recent nog dat dit ver van de werkelijkheid is. We hebben de afgelopen week een brief van het kabinet gehad waarin staat dat het op drie na eigenlijk best wel goed is geregeld, maar dat roept ook bij mij wat vragen op. Want het lijkt bijna alsof deze berichten, enerzijds van het kabinet en anderzijds van de ouders, die onder andere bij EenVandaag het woord hebben gevoerd, niet allebei waar kunnen zijn. Deze onduidelijkheid is niet goed. Ik vraag me af hoe het kan dat deze klachten van ouders kennelijk niet via de officiële lijn zijn binnengekomen. Het is zo belangrijk dat hier helderheid over komt.

Voorzitter. Ik heb hierover een aantal vragen. Er is één ding dat mij opvalt. Er zijn veel ouders, maar kennelijk worden die niet gezien en niet gevonden door het kabinet. Voelt iedereen die er niet uit komt, zich daarom wel vertrouwd en veilig om zijn problemen te melden bij de autoriteit en de overheid? Ik heb daarover vier vragen aan de staatssecretaris. Het lijkt erop dat het ministerie voor informatie over de huidige situatie vooral op de instelling en de inspectie leunt, maar hoe worden ook andere perspectieven meegenomen? Hoe ziet de staatssecretaris de zorgen die geuit zijn door de ouders die aangeven dat niet alles gaat zoals beloofd? Op welke manieren worden de ervaringen van ouders en jongeren betrokken bij de besluitvorming en monitoring naast de klachten van de inspectie? Er kan bij individuele gevallen nu naar het ministerie gemaild worden, maar zijn er ook structurele vormen van monitoring buiten de instelling mogelijk om dit te kunnen borgen? Kunt u een reflectie geven op de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de gemeenten, de instellingen en het ministerie? Het lijkt er namelijk op dat partijen bij dit probleem naar elkaar wijzen, zowel voor de probleemanalyse als voor de verantwoordelijkheid en voor de oplossing. Hoe kunnen we voorkomen dat dit niet meer gaat gebeuren?

Voorzitter. Tot slot constateer ik dat het soms aan bevoegdheden of verantwoordelijkheden ontbreekt om echt complexe gevallen op te pakken. Het lijkt mij echter dat er wel wat mogelijk is als het ministerie signalen ontvangt en er gelijk achteraan gaat. Als het ministerie een complexe zaak zou oppakken, denk ik dat er heel veel mogelijk is. Ik zou daarom ook willen pleiten voor een structurele vorm van doorzettingsmacht, geregisseerd vanuit het ministerie voor de extreem complexe gevallen. Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar en is hij bereid om onderzoek te doen naar wat er nodig is om dit te bereiken?

Voorzitter. Ik constateer dat de uitdagingen in dit dossier niet op zichzelf staan, maar voortvloeien uit een opgetuigd systeem dat ingewikkeld is geworden en complexe problemen kent. Die zijn niet vandaag of morgen opgelost, maar het begint met een overheid en een Kamer die zeggen: tot hier en niet verder. Ik hoop dat we vandaag met z'n allen concluderen dat dat punt is bereikt.

Dank u wel.

De voorzitter:
Ik dank de heer Ceder, die zijn inbreng heeft gedaan namens de ChristenUnie. Ik feliciteer hem ook van harte met zijn maidenspeech. Ik wil uw collega-Kamerleden in de gelegenheid stellen om u te feliciteren. Als u hiervoor gaat staan, komen uw collega's geheel coronaproof naar u toe om u te feliciteren.

 

Labels
Bijdragen
Don Ceder
Zorg, Welzijn & Sport

« Terug

Archief > 2021 > april