André Rouvoet: Voorzitter. Wat zal na 11 september en na 11 maart de volgende datum zijn die tot in lengte van jaren in ons individuele en collectieve geheugen zal zijn gegrift? Die gedachte besprong mij toen ik in de dagen na de terreuraanslagen in Madrid de reacties las van enkele Al-Qaedaaanhangers. De uitslag van de Spaanse verkiezingen en de onmiddellijke aankondiging van terugtrekking van de Spaanse troepen uit Irak werden triomfantelijk als successen geõÈncasseerd. Ik citeer een van die aanhangers: ''De aanslagen zijn een overwinning voor ons. Dit is een stimulans om door te gaan!'' Om het koud van om het hart te krijgen!
De afgelopen maand zijn wij geconfronteerd met onder andere nieuwe dreigingen richting Spanje, verijdelde bomaanslagen op de Franse spoorwegen, een aantal gelukkig vals gebleken bommeldingen in eigen land, berichten over een verijdelde terreuraanslag in Engeland, bedreigingen en intimidaties door een zich het Hongaarse Al-Qaeda-commando noemende terreurorganisatie tegen de Hongaarse militairen in Irak en hun familie, gijzelings-acties in Irak. In al die landen en dus ook in ons eigen land staan wij voor de indringende vraag wat ons antwoord op al die terreurdreiging moet zijn. Wij moeten alles doen wat in ons vermogen ligt om een nieuwe onheilspellende datum na 11 september en 11 maart te voorkomen. Laat ik meteen zeggen dat de ChristenUnie het in elk geval eens is met wat in de brief wordt weergegeven als de opvatting van de Amerikaanse president Bush, namelijk dat alleen vastberadenheid tot resultaten zal leiden en dat toegeven slechts zal leiden tot meer terreur. Ik zeg dat niet gemakkelijk, zo'n positiekeuze is niet goedkoop, maar verplichtend. Let wel, geen automatisme, ook niet ten aanzien van de Nederlandse aanwezigheid in Irak, maar wel verplichtend, namelijk om de gevolgen van onze keuzes voor de wereldwijde terreurdreiging en daarmee ook voor de wereldvrede - ik schroom niet om die termen in de mond te nemen - zwaar te laten meewegen.
Bij het bepalen van ons antwoord is essentieel dat wij te maken hebben met een geheel nieuw soort terrorisme, het catastrofaal terrorisme genoemd, dat veelal religieus gemotiveerd is en als belangrijkste doel heeft het vernietigen van de vaak westerse vijand en daartoe zoveel mogelijk slachtoffers trachten te maken. Ik wijs in dit verband op de jihad in de islam - de term ''islamisme'' is hier beter – waarbij religieus extremisme, de bereidheid tot het plegen van geweld en terreur en het actief werven van strijders daartoe onder de gelovigen samenkomen en een explosief mengsel vormen. Dit speelt ook en steeds meer in onze westerse samenle-ving. Bij deze vorm van terrorisme, die in hoge mate een netwerkkarakter heeft, past een stra-tegie van het uitkiezen van willekeurige burgerdoelwitten, ''soft targets''. Dat maakt een adequaat beleid zo verschrikkelijk moeilijk en het verschijnsel relatief ongrijpbaar. Een voorbeeld is het bioterrorisme, dat een gevaar vormt voor de voedselketen. Er zal een antwoord moeten worden geformuleerd op de terroristische dreiging. In haar brief heeft de regering aangegeven wat is gedaan en wat nog zal gebeuren.
Mijn fractie heeft veel waardering voor wat door de Nederlandse regering, veelal binnen internationale verbanden, in gang is gezet na 11 september 2001. De ministers zeggen in hun brief dat terrorismebestrijding per definitie een kwestie is van internationale samenwerking.
Er zou blijvend aandacht moeten zijn voor conflicthaarden en instabiele regio's in de wereld. Ook op nationaal niveau zal echter moeten worden bezien waar en in hoeverre aan-passing van beleid noodzakelijk is. Nederland heeft als toekomstig EU-voorzitter een belangrijke voortrekkersrol op dit terrein. Ik wil echter ook een kritische kanttekening te plaatsen. De regering stelt dat Nederland steeds een proactieve houding heeft aangenomen bij internationale samenwerking. Het streven naar het overeind houden van het coffeeshopbeleid is op zijn zachtst gezegd niet bepaald behulpzaam geweest bij het voortvarend maken van afspraken over bijvoorbeeld een Europees arrestatiebevel.
In de brief wordt beschreven dat er aandacht is voor de beveiliging van ''soft targets''. Daags na 11 maart hebben woordvoerders van de ministeries al aangegeven dat Nederlandse bus- en treinstations extra werden onderzocht. De afgelopen weken werden herhaalde malen treinlijnen stilgelegd en stations ontruimd na bommeldingen.
Juist hierover ontstaat veel commotie. De gebeurtenissen laten enerzijds zien dat mensen alert zijn maar anderzijds dat er angst heerst. Het wordt zichtbaar dat Nederland een mo-gelijk doelwit is van terroristen. Die alertheid geeft ook ''overlast''. De reactie van de NS-vraagbaak na weer een melding was: het zal wel weer niets zijn, maar het gaat toch om mensenlevens. De NS gaan in veel gevallen af op beslissingen van de politici. Daarom wil ik graag aan de verantwoordelijke ministers vragen hoe zij reageren op de stelling van een ter-rorismedeskundige van Clingendael. Deze is van mening dat doordat iedere melding serieus wordt genomen, grappenmakers te veel ruimte krijgen. Daardoor zou de alertheid kunnen worden uitgehold. Tijdens de Europese top eind vorige maand hebben de regeringsleiders allerlei beslissingen genomen over terrorismebestrijding, bijvoorbeeld over de uitwisseling van persoonlijke informatie, vingerafdrukken, DNA en visagegevens. Uit de brief van regering begrijp ik dat de Europese Commissie met voorstellen moet komen, en dat de nationale lidstaten tot die tijd niets ondernemen. Heb ik dat goed begrepen?
Bij de bestrijding van terrorisme zijn regie en coördinatie van beleid erg belangrijk. Het ontbreken daarvan werd al gesignaleerd in een rapport van de groep RAND-Europe. Ik begrijp dat de minister van Justitie verantwoordelijk is voor de coördinatie van de terrorisme-bestrijding. Hij wordt daarin ondersteund door het gezamenlijk comité terrorismebestrijding. De heer Verhagen heeft hierover een aantal vragen gesteld en een voorstel gedaan voor een nationale veiligheidsraad. Ik heb daarover een kritische vraag gesteld, maar met hem zie ik het probleem van het ontbreken van bevoegdheden. Dit speelt ook bij de Europese cooÈ rdinator, de heer De Vries; het is echter een goede stap geweest om deze functie in te stellen. Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Verhagen: kan er wel worden gecoördineerd zonder bevoegdheden? Ik heb de neiging om een stap verder te zetten.
Of de nationale veiligheidsraad onder de minister-president moet vallen, is een andere vraag. Over dit soort vragen moet nader worden gediscussieerd; alleen coördineren zou on-voldoende kunnen zijn. Wellicht kan het bestaande gezamenlijk comité terrorismebestrijding worden omgebouwd en uitgebreid, waarbij het meer bevoegdheden zou krijgen. Ik wacht voorlopig de reactie van de regering af.
Ik kom bij het alerteren van burgers. Bij mogelijk gevaar voor Nederland wordt de burger via kleurcodes gewaarschuwd. Die kleuren moeten de burgers duidelijk maken welke staat van alertheid geboden is. Er is al veel moeite gedaan om de betekenis van het maandagse alarm uit te leggen. In dat licht zal het een hele klus zijn om de betekenis van verandering van kleurcodes en de consequenties daarvan voor gedrag en waakzaamheid van burgers duidelijk te maken. Ik ben benieuwd naar de ervaringen met dit systeem, zo die al beschikbaar zijn.
Natuurlijk zie ik in wat het belang is van een adequate toerusting van de inlichtin-gendienst en haar ketenpartners. Is er een analyse gemaakt van de effecten van de uitbreiding van de diensten na 11 september? Ik ben geïnteresseerd in de evaluatie van de eerdere uitbreiding en vind dat wij daarop moeten wachten alvorens over te gaan tot opnieuw een uitbreiding.
Volgens de brief is de beveiliging van de ambassades op het benodigde niveau. Toch heeft de burgemeester van Den Haag eind 2003 een brandbrief gestuurd naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij roept daarin op om de veiligheidsmaatregelen rond ambassades nog eens specifiek te onderzoeken en om ze te vergelijken met die in andere Europese steden. Burgemeester Deetman hoopt dat dit leidt tot een aanscherping ervan. Is dit het vergelijkend onderzoek waarnaar in de brief wordt verwezen? Wanneer wordt dat afgerond? Op basis waarvan wordt geconcludeerd dat veiligheidsmaatregelen in Nederland niet of nauwelijks afwijken van landen om Nederland heen? Is er reden tot het nemen van extra veiligheidsmaatregelen rond de in Nederland gevestigde ambassades? Zo ja, in hoeverre geldt dat ook voor Den Haag als zetel van diverse internationale organisaties?
Ik heb namens mijn fractie voor wat op gang is gebracht mijn waardering uitgesproken. Dit neemt niet weg dat wij ons net als enkele andere fracties hebben afgevraagd of veel van wat sinds 11 maart jl. is voorgesteld, niet al na 11 september 2001 op de rails had moeten worden gezet. Ik verwijs hierbij naar de vragen van de heer Verhagen. Ik geef een voorbeeld. Volgens de brief moeten sinds de gebeurtenissen in Madrid de wettelijke belemmeringen voor samenwerking en informatieuitwisseling tussen AIVD en politie op zeer korte termijn worden blootgelegd. Bovendien - dit is een pikante opmerking terzijde - moeten volgens de brief de mogelijkheden tot versterking van de strategie van het tegenhouden worden bestudeerd. Daar zullen wij het tijdens een ander debat nog wel over hebben.
De zin waarin stond dat de mogelijkheden tot tegenhouden moeten worden versterkt, viel mij in ieder geval op. Daarom wijs ik erop. De wettelijke belemmeringen moeten nu dus in kaart worden gebracht. Dit had toch meteen na 11 september moeten zijn gedaan? Ik verlang hier een heldere reactie op. De brief met het pakket aan maatregelen wekt bij mij en mijn fractie niet de indruk dat ons land voorbereid was op een ''11 maart'' dichter bij huis. Er is natuurlijk veel gedaan. Zo is een actieplan terrorismebestrijding opgesteld. Toch moet er nog veel gebeuren, getuige de brief van de regering. Concludeert zij dat de afgelopen twee jaar op dit terrein niet alleen veel is gedaan, maar ook voldoende is gedaan?
Reacties op 'Bijdrage debat Terroristische aanslagen Madrid'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.