Arie Slob: Voorzitter. Om mij in de nachtelijke uren nog een beetje te onderscheiden, heb ik ervoor gekozen mijn begrotingsbehandeling te beginnen met de visserij. In de naam van het ministerie is niets meer te ontwaren van de visserij. Vorig jaar was er nog een apart wetgevingsoverleg over dit begrotingsonderdeel, maar nu dreigt het toch een klein beetje onder te sneeuwen in al het overige begrotingsgeweld. Het is goed om toch aandacht te hebben voor een sector waar, in de woorden van de minister, sprake is van een kanjer als de kabeljauw die zonder een kik te geven 100.000 eieren per keer legt, in tegenstelling tot de hen die met veel bombarie slechts één ei ter wereld brengt.
In oktober is de gebruikelijke stoelendans rond de TAC’s weer begonnen. Zoals de laatste jaren gebruikelijk is, hebben de visserijbiologen een behoorlijk negatief scenario geschetst. Daarom staan onze vissers ophun achterste benen. Ik moet zeggen dat wij ons daar wel iets bij voor kunnen stellen. Dat heb ik vorig jaar ook gezegd. Ter illustratie neem ik de schol, want dan hebben wij gelijk het grootste probleem voor de Nederlandse Noordzee-vissers te pakken. De ACFM voorspelde in 2002 dat in 2003 het paaibestand 260.000 ton groot zou zijn. In 2003 kwam de ACFM tot de conclusie dat het paaibestand ongeveer 150.000 ton groot was. Dit jaar zegt het advies dat het paaibestand in 2003 rond de 210.000 ton lag. Opzijn zachtst gezegd, kunnen wij concluderen dat de modellen van de ACFM niet erg nauwkeurig zijn.
Deze enorme spreiding in uitkomsten maken de geloofwaardigheid en het draagvlak van ICES er bij de vissers niet groter op. Daar komt nog bij - en dat is ons toch een ergernis - dat de ICES-gegevens die de visserijsector zelf aanleveren, stelselmatig worden genegeerd.
Bij de problematiek rond de TAC's zijn een aantal kritische vragen te stellen. Graag een reactie van de minister opde volgende. Het wordt naar onze mening tijd dat de ACFM met nauwkeuriger modellen gaat werken en daarbij gegevens van de visserijsector honoreert. Vervolgens is het hoog tijd dat er eindelijk eens werk wordt gemaakt van een meerjarenbeleid met toekomstperspectief met betrekking tot TAC's zodat niet ieder jaar die stoelendans vol onzekerheid voor de visserijsector hoeft plaats te vinden. Het kan volgens ons ook best, want het scholbestand is bijvoorbeeld de afgelopen tien jaar grofweg gelijk gebleven. Zo is een driejarige schol-TAC heel wel mogelijk. Graag actie en reactie van de minister.
Wij zouden van de minister graag de toezegging willen hebben dat hij zich in de Landbouw- en Visserijraad zal inzetten voor een hogere schol-TAC dan de voorgestelde TAC van 35.000 ton. Die hoeveelheid is echt een klapin de nek van de sector.
De heer Atsma (CDA): Ik waardeer het dat u royaal aandacht besteedt aan de visserijsector. Ik wil van u graag een reactie hebben op de suggestie die de minister niet zo heel lang geleden heeft gedaan met betrekking tot het aantal afslagen in Nederland. Hoe kijkt u aan tegen de problematiek van de schaal van de afslagen in Nederland?
Arie Slob: Als wij daar nu uitvoerig met elkaar over moeten spreken, hebben wij nog wel even wat tijd nodig, maar terecht is de vraag in ons midden gelegd hoe wij daarmee willen omgaan. Ik vind dat wij daar opeen rustig moment met elkaar eens wat uitgebreider over moeten doorspreken, want u weet net zo goed als ik dat er nogal wat haken en ogen zitten aan besluiten die je opdat punt wilt nemen.
De heer Atsma (CDA): Ik vraag het, omdat het gezien de hectiek, waar u een goed beeld van schetst, en de discussie die rond de visserijsector speelt, de vraag is of alle afslagen in Nederland toekomstperspectief hebben. De minister heeft daarover een balletje opgeworpen, maar omdat u over de visserij begint, ben ik benieuwd naar uw mening over de filosofie van de minister.
Arie Slob: Wij maken ons grote zorgen over de ontwikkelingen. Ik heb het voorbeeld genoemd van de schol. Ook maken wij ons zorgen over de adviezen over de tonnages die gevangen zouden kunnen worden. Als de ontwikkelingen zich in dit tempo en met deze aantallen doorzetten, zal er binnen korte tijd behoorlijk wat moeten worden afge-sloten. Wij hebben het dan niet alleen over de afslagen, maar over de complete verwerkende industrie die daar achter zit. Ik zie dit als een enorm groot probleem en daarom vragen wij nadrukkelijk aandacht voor deze sector. Er moet meerjarig duidelijkheid komen, want opdeze wij ze kun je economisch gezien absoluut geen beleid maken. De visserijsector kan geen investeringen doen, als men ieder jaar weer afhankelijk is van wat er uit de hoge hoed komt met betrekking tot de quota.
De heer Waalkens (PvdA): Ik ben blij dat de heer Slob nog even over de visserij is begonnen. De TAC's worden ingevoerd en er zullen discussies over worden gevoerd. Vindt de heer Slob dat het advies van de biologen mede een heel grote drager is van de voorstellen om te komen tot langjarige afspraken? De wetenschappelijke onderbouwing moet onbetwistbaar zijn, maar de adviezen van de biologen zouden toch mee doorslaggevend moeten zijn voor het vaststellen van de TAC's.
Arie Slob: Vorig jaar hebben wij daarover ook gesproken, toen wij wel een wetgevingsoverleg hadden. Volgens mij was u toen woordvoerder opdat punt. U maakte zich nogal sterk voor de wetenschappelijke waarde van de adviezen. Mijn fractie heeft dat ook altijd gedaan. Ik heb echter vorig jaar al verwoord - en ik doe dat nu weer - dat er bij ons steeds meer twijfel komt over de hardheid van de aantallen waar de wetenschappers mee komen. Als je de aantallen in meerjarig perspectief zet, zie je hoe er ieder jaar opnieuw uit-schieters naar boven en naar beneden in zitten. Wij hebben steeds benadrukt dat het belangrijk is om ook de gegevens van de sector zelf mee te nemen. In het samenspel tussen de visserij-biologen en de sector zal moeten worden geprobeerd te komen tot meerjarige overeenstem-ming over de aantallen, waaraan men dan gebonden is. Op dit moment gebeurt dat niet.
Ik maak nu de overstap naar de landbouw. In het afgelopen jaar hebben wij gelukkig niet zo’n grote crisis gehad als de varkenspest of de vogelpest in het verleden. De jongste af-faire, waarover wij vorige week hebben gesproken, de dioxinebesmetting, lijkt, hoe verve-lend en onverteerbaar ook, van wat beperktere omvang. Dat doet niets af aan de ellende die opdat moment opdat vlak zichtbaar was. Voor mijn fractie blijft de stormbal - om de link met het onderdeel visserij toch te leggen - nog steeds gehesen. Het aantal boerenbedrijven neemt dagelijks met ongeveer elf af. Dat is weliswaar geen crisis van een omvang als de varkenspest of de vogelpest, maar het is nochtans wel een crisis. Wij zien dit als een groot probleem. Ik sluit aan bij de opmerking van de heer Atsma. Ook wij zien ernaar uit om met elkaar eens heel gericht over de toekomst van de landbouwsector te praten, aan de hand van wat ik dan maar een landbouwbrief noem. Dat kan, wat ons betreft, heel goed samengaan of zelfs samen-vallen met de toekomstvisie die al is toegezegd en met de knelpunteninventarisatie. Ik trek in dat opzicht zelf een parallel met wat wij op het gebied van Economische Zaken hebben gedaan.
Daar is er opverzoek van mijn fractie met de steun van een Kamermeerderheid een In-dustriebrief gekomen, die nadrukkelijk bedoeld is om iets te doen aan de grote achteruitgang van de Nederlandse productiesector. Die brief ligt er op dit moment. Hij is door de sector met open armen ontvangen en biedt een goede mogelijkheid om met elkaar de bestaande proble-men te lijf te gaan, in het besef dat de sector en de overheid onderscheiden verantwoordelijkheden hebben. Wij zouden heel graag daarover willen praten met de minister, mede aan de hand van wat zich nu afspeelt op het boerenerf.
Ik ben zo vrij om opte merken dat de begroting van LNV voor 2005 weinig spannend is. Dat wil niet zeggen dat 2005 een slapjaar wordt. In tegendeel, denk ik zelfs. Het ministerie en de gehele sector staan immers voor de krachttoer van alle nodige voorbereidingen zodat wij per 1 januari 2006 aan de slag kunnen met het nieuwe mestbeleid en een nieuw systeem voor inkomenssteun.
Vooral aan de implementatie van het hervormde GLB zitten nog wat haken en ogen, getuige een proef die nog niet goed loopt en gezien de enorme kosten die de implementatie met zich mee dreigt te brengen. Daarbij zij nog opgemerkt dat de minister wel heel erg veel geld uittrekt voor zijn eigen ministerie.
Ook het nieuwe mestbeleid waar wij uitvoerig over hebben gesproken in de afgelopen maanden is nog steeds niet helemaal duidelijk. Wij vragen ons nog steeds af of er een relatie gelegd zal worden tussen de excretie forfaits en het ureumgehalte, of te wel komt er een prikkel in het mestbeleid die boeren aanzet tot een goed mineralenbeleid. Dat is iets wat van heel groot belang zou zijn en dat is natuurlijk wel onderkend in de laatste maanden.
De ene liberaliseringsgolf is nog niet over ons heen gespoeld of er komen alweer nieuwe golven aan vanuit het kantoor van scheidend Eurocommissaris Fischler. Deze keer gaat het om een voorstel tot hervorming van de suikermarktordening. Daar zullen wij nog verder over spreken, zelfs al deze week. Ik wil er toch dit over gezegd hebben: de fractie van de ChristenUnie heeft de indruk dat deze laatste nog overgebleven rendabele tak van de akkerbouw er nu ook aan moet of daar lijkt het in ieder geval op. Immers, met een door Fischler voorgestelde bietenprijsdaling van 37% wordt een tijdbom onder de toekomst van de akkerbouw in Nederland en ook daarbuiten gelegd.
Mijn fractie zou heel graag willen dat de minister, als hij kijkt hoe hij verder moet, nadrukkelijk ook kijkt naar het alternatieve voorstel van het Platvorm toekomst suikermarkt, dat ons heel erg aanspreekt.
De heer Van der Ham (D66): U noemt dit een van de laatste nog overgebleven agrarische akkerbouwsectoren, maar u weet toch ook dat dit een gevolg is van de enorme subsidies die eropzitten, waar derdewereldlanden ongelofelijk onder lijden. Is die opvatting niet een beetje vals?
Arie Slob: De fractie van de ChristenUnie wil graag breed met elkaar bespreken wat de consequenties zijn voor de akkerbouw in Nederland als de plannen die Fischler nu voorstelt op deze wijze zullen worden doorgevoerd.
Wij snappen met u en met de sector zelf dat er hervormingen moeten worden doorgevoerd. De sector heeft ook aangegeven dat men zelf wil meedenken, om de nodige hervormingen ook binnen de brede internationale kaders tot uitvoer te brengen. In dat opzicht ben ik erg gecharmeerd van het alternatief dat zij zelf hebben neergelegd. Ik zou heel graag willen dat dit onderdeel wordt van de discussie die wij op een later moment nog met elkaar zullen voeren.
De heer Van der Ham (D66): Bent u het dus met de fractie van D66 eens dat het niet langer kan op de manier waarop wij het nu hebben georganiseerd, alleen al vanwege internationale ontwikkelingen en omdat wij niet willen dat de derde wereld te lijden heeft aan ons suikerbeleid?
Arie Slob: Ik denk dat de heer Van der Ham heel goed gehoord heeft dat ik aangaf dat er hervormd moet worden. Daar heeft niemand enige twijfel aan.
Voorzitter. Het wetenschappelijke instituut van de ChristenUnie heeft vorige week een publicatie uitgebracht over de toekomst van de landbouw en het landbouwbeleid en die hebben wij aan de minister aangeboden. Wij zijn hem zeer erkentelijk dat hij daar tijd voor heeft willen vrijmaken. Uit de eerste reactie van de minister op ons boekje blijkt dat zowel onze fractie als de minister een groot hart heeft voor boeren. Er kwam ondermeer naar voren dat het de minister aan het hart ging hoe snel het aantal boeren en boerinnen afneemt en dat daarmee de boerenstand op langere termijn dreigt weg te vallen uit onze plattelandscultuur. Anderzijds gaf hij aan dat de hedendaagse liberaliseringstendensen mondiaal gezien een politieke realiteit zijn en dat daar niet tegenopte boksen valt, al zou hij dat nog zo graag willen. Ik vraag mij daar wel bij af of de politieke realiteit echt niet te beïnvloeden is. Dat moet toch het streven zijn van iedere politicus als de politieke realiteit hem of haar niet aan-staat? Anders moet je er uiteraard niet over beginnen. In dat opzicht ben ik benieuwd naar de mening van de minister over de vraag wat de taak van de overheid is in relatie tot het in stand houden van een boerenstand en -cultuur, rekening houdend met de bijzondere eigenschappen van de landbouw en de landbouweconomie. Ik hoor graag dat het antwoord van de minister meer inhoudt dan dat de overheid geen kippen of wat voor dieren dan ook houdt of suiker-bieten teelt. U weet waar ik op doel.
Ik eindig graag positief. Ik ben erg tevreden over het alsnog binnenhalen van geld uit Brussel voor onze jonge boeren van wie wij het tenslotte in de toekomst moeten hebben. Als er iets belangrijk is, dan is dat wel dat wij hun erbij houden. Dat geldt uiteraard ook voor de jonge vissers. Hiermee ben ik weer terug bij het begin van mijn betoog.
Reacties op 'Bijdrage debat Begroting 2005 Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.