Bijdrage Eppo Bruins aan het plenair debat over een Amsterdamse school die beïnvloed zou zijn door jihadisten

donderdag 14 maart 2019 00:00

Bijdrage Eppo Bruins aan een plenair debat met minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid, minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Kamerstuknr. 29614

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Wat we gehoord hebben over het Haga Lyceum in Amsterdam is zeer zorgelijk. Het is vrij uniek dat de veiligheidsdiensten zo'n expliciete waarschuwing afgeven. Het bestuur van de school speelt de vermoorde onschuld, maar de alarmerende berichten van de diensten geven aan dat de democratische rechtsorde hier in het geding is. De ChristenUnie waardeert het optreden van de ministers en de andere betrokken partijen. Wat duister is, moet aan het licht gebracht worden. Mijn vraag aan de minister van Justitie en Veiligheid is: wat is er precies gebeurd? Vinden er op dit moment nog andere onderzoeken plaats, bijvoorbeeld via de Belastingdienst, de FIOD, de NCTV of de screeningsautoriteit Justis? Zijn er strafbare feiten vastgesteld? En kunnen specifieke personen, zoals bestuursleden van de stichting, de leiding van de school of de interne toezichthouder, aansprakelijk worden gesteld? Een rechtspersoon kan worden verboden als de activiteiten naar het oordeel van het OM in strijd zijn met de openbare orde. Is daar volgens de minister van Justitie in dit geval sprake van als een school bewust extremistische, antidemocratische denkbeelden verspreidt onder tieners? Is er geconstateerd dat er binnen de school wordt aangezet tot discriminatie? Als de helft van het curriculum wordt gewijd aan de salafistische geloofsleer, valt dat dan onder het huidige artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek of onder de voorgenomen uitbreiding daarvan?

Dan mijn vragen aan de onderwijsminister. Wat heeft de inspectie in de afgelopen weken precies gedaan ten aanzien van deze school? Heeft zij in de afgelopen dagen wél de ruimte gekregen om haar werk te doen? Ik lees dat het onderzoek bij ernstige tekortkomingen kan leiden tot een aanwijzing. Waaruit bestaat een dergelijke aanwijzing? Hoe hard durft de overheid in te grijpen om dit soort excessen te voorkomen?

Voorzitter. Ik vraag me af of de inspectie wel toegerust is om dergelijke scholen te beoordelen. Als we via de media horen dat het niet-geopenbaarde inspectierapport lovend was over deze school, kan de inspectie dan wel omgaan met bewuste misleiding? We probeerden de inspectie in de laatste jaren juist meer vanuit vertrouwen te laten werken, maar is die werkwijze wel geschikt bij scholen waar bewust een andere voorstelling van zaken wordt gegeven? Al deze vragen zijn relevant, omdat we het er als Kamer over eens zijn dat wat er op deze Amsterdamse school gebeurt, niet kan worden toegestaan. Wat mijn fractie betreft moet het kabinet langs alle wegen kijken naar maatregelen om deze school aan te pakken.

Voorzitter. De vrijheid van onderwijs is een groot goed, maar vrijheid eindigt daar waar die misbruikt wordt. Artikel 23 van de Grondwet is geen vrijbrief en zo is het ook nooit bedoeld. Grondrechten zijn nooit ongelimiteerd en moeten altijd in samenhang bezien worden. Dat geldt voor artikel 23, maar ook voor andere artikelen die betrekking hebben op deze casus, zoals de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en het recht tot vereniging. Ik heb het dan over grondwetsartikelen 6, 7.3 en 8. We moeten ingrijpen als onderwijs antidemocratisch is, als er wordt aangezet tot haat en discriminatie, als de beginselen van de democratische rechtsstaat ondermijnd worden of als er relaties zijn met extremistische groeperingen.

Voorzitter. Het is niet de vrijheid van onderwijs die aanpassing behoeft. De onderwijsvrijheid verhindert ons op geen enkele manier om scholen te beoordelen op hoe ze bestuurd worden, hoe er onderwijs wordt gegeven en hoe er wordt omgegaan met financiering. De onderwijsvrijheid verhindert ons niet om in te grijpen waar nodig. De Wet op het voortgezet onderwijs regelt in artikel 3b dat het bevoegd gezag zorg draagt voor de sociale veiligheid op school. Artikel 17 zegt dat het onderwijs gericht moet zijn op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie. De vrijheid van onderwijs zit een krachtdadig optreden richting scholen niet in de weg. De schoolleiding heeft haar taak aantoonbaar in hevige mate verzuimd en dat moet serieuze consequenties hebben.

Voorzitter. Wat kan de minister zeggen tegen de gemeentes? Een adviesrecht van gemeenten bij de stichting van een school, zoals de vier grote steden suggereren, lijkt mij een maatregel die weinig tanden heeft en die tegelijk op een onduidelijke manier ingrijpt in de rol van de overheid bij schoolstichting. Ik hoor graag van de minister welke mogelijkheden hij wél ziet om gemeenten te helpen om ongewenste situaties als deze tegen te gaan.

Verder lijkt het mij vooral van belang dat we vaart maken met de geplande wetgeving ten aanzien van de burgerschapstaak van het onderwijs en de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen, waarmee vooraf eisen aan scholen en schoolbesturen kunnen worden gesteld. Ik vraag alle drie de ministers om, aanvullend op de vandaag ontvangen brief, nog eens goed op een rij te zetten welke aanvullende wetgeving in de pijplijn zit op het gebied van integratie, in het strafrecht en in onderwijswetgeving. De wetgeving moet ervoor gaan zorgen dat jongeren beter beschermd worden tegen de extremistische denkbeelden en gedragingen waaraan de leerlingen op deze Amsterdamse school zijn blootgesteld.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bruins.

Meer informatie

Labels
Bijdragen
Eppo Bruins
Justitie
Onderwijs
Veiligheid

« Terug

Archief > 2019 > maart