Interview RD: Een verademing om een te zijn

vrijdag 13 december 2002 08:04

Net als Balkenende, Zalm en Bos studeerde hij aan de VU. Van Balkenende heeft hij bovendien uiterlijk iets weg. Maar dan houden de overeenkomsten met zijn collega-lijsttrekkers wel op. André Rouvoet (40) over politiek, de Christelijke Gereformeerde Kerken, zijn gezin, zijn jeugd. „Op het gymnasium was ik geen leiderstype. Ik was maar een klein ventje.”

Nieuwe CU-lijsttrekker Rouvoet: Eén keer belde ik op zondag de staatssecretaris

Net als Balkenende, Zalm en Bos studeerde hij aan de VU. Van Balkenende heeft hij bovendien uiterlijk iets weg. Maar dan houden de overeenkomsten met zijn collega-lijsttrekkers wel op. André Rouvoet (40) over politiek, de Christelijke Gereformeerde Kerken, zijn gezin, zijn jeugd. „Op het gymnasium was ik geen leiderstype. Ik was maar een klein ventje.”

„Ja, het leven van een lijsttrekker is druk. Maar dat was het ook al toen ik nog gewoon kamerlid was. Als je in een kleine fractie opereert, is het aanpoten. Vooral in campagnetijd ben je vaak onderweg. Ik ervaar het als een schaduwzijde van het kamerlidmaatschap dat je inlevert op je sociale contacten en dat -als je niet oppast- je gezin eronder lijdt.

Maar afgelopen zaterdag stond ik toch weer langs de lijn, naar de voetbalwedstrijd van m’n zoontje te kijken. Aan het begin van de ochtend breng ik hem dan weg. Daarna ga ik thuis nog wat dingen doen. En tijdens de tweede helft sla ik zijn verrichtingen gade. Dat is voor hem belangrijk, maar voor mij net zo goed.

Als het even kan breng ik ’s maandagsochtends onze jongste dochter naar de peuterspeelzaal. En zo probeer ik te doen wat mogelijk is. Maar het blijft schipperen. Soms krijgt m’n gezin voorrang, vaak ook m’n werk.

Zaterdag 4 januari hoop ik jarig te zijn. Dat is nu net ook de dag waarop de ChristenUnie haar campagne begint: de start van de finale. Het is niet anders. Mijn verjaardag vier ik dan wel in februari. Dat moeten m’n familie en vrienden maar begrijpen.

Met een baan als de mijne en een gezin van vijf kinderen kan mijn vrouw natuurlijk geen betaald werk doen. Ze is basisarts en heeft in de gehandicaptenzorg gewerkt. Ze heeft met overtuiging voor het gezin gekozen, maar in de avonduren geeft ze nog altijd een EHBO-cursus. Op zo’n avond probeer ik zo veel mogelijk thuis te zijn.

We hebben elkaar ontmoet op de jeugdvereniging. Beiden hebben we in Amsterdam gestudeerd. Liesbeth geneeskunde, ik rechten. Ze is sterk bij mijn werk betrokken. Als ze het niet eens is met wat ik vind of zeg, laat ze het weten. Ook wel als ik niet goed overkwam bij een tv- of radio-optreden. Ze ziet in mijn gezicht wat anderen niet zien: spanning bijvoorbeeld, of onzekerheid.

Pas had ik keelontsteking. Dan weet zíj als arts hoe ze me op moet peppen, zodat ik de volgende dag toch aan dat belangrijke debat deel kan nemen. Verder probeer ik mijn privé-sfeer zo veel mogelijk buiten het politieke bedrijf te houden. Zo min mogelijk journalisten en camera’s thuis. Als de kinderen uit school komen, moet het niet zijn: Even stil, want papa zit boven in een interview. Dat gaat me te ver. Ze moeten zich al vaak genoeg aanpassen.

Toen mijn zoontje hoorde dat ik tot lijsttrekker van de ChristenUnie zou worden gekozen, wilde hij mee naar het congres. Het voetballen liet hij er die zaterdag graag voor schieten. Nou, zoiets mag van mij. Als hij dat leuk vindt… Zijn gezicht heeft nog in alle kranten gestaan ook. Dat vond hij natuurlijk prachtig! ’s Avonds mocht hij mee naar Andries Knevel in Hilversum. Dat was helemaal een belevenis. Kon hij al die tv-studio’s eens zien. Voor mij was het trouwens ook grappig. ’k Kwam er allerlei oude bekenden weer tegen: christelijk gereformeerden uit Hilversum.

In Hilversum ben ik in 1962 geboren: de tijd van de Cuba-crisis. Mijn ouders, die na mij nog een kind kregen, hadden wel enigszins het gevoel: In welke wereld zetten wij onze derde? Pa en ma wonen nog steeds in hetzelfde huis.

Leren kostte me altijd weinig moeite. Ik durf dat te zeggen, omdat ik zoiets niet van mezelf heb. Ik ben God altijd dankbaar geweest dat het zo gemakkelijk ging. Tentamens vond ik vooral een uitdaging: kom maar op, ik ben er klaar voor!

Op de middelbare school was ik een echte alfaman: moderne talen, Latijn en Grieks. Het andere kon ik ook wel, maar het had mijn belangstelling niet. Bij de exacte vakken maakte je voor mijn gevoel sommetjes, leerde je trucjes, maar was je voor mijn gevoel niet met iets bezig.

Ik ging naar het Comenius College in Hilversum. Dat is vanouds een christelijke scholengemeenschap, maar daar was in mijn tijd al veel van verdwenen. Het was bepaald geen kerkelijk, maar een zeer gemengd milieu. Maar er waren wel bijbelgetrouwe christenen, onder de leerlingen en onder de docenten. CDA-kamerlid Aart Mosterd gaf er in die tijd scheikunde. Mijn vrouw heeft nog les van hem gehad.

Ik scoorde vaak de hogere cijfers. Sommigen keken daardoor tegen me op, anderen vonden het niet zo leuk. Of ik er populair was? Die beoordeling laat ik graag aan anderen over. Op het gymnasium was ik in elk geval geen leiderstype. Ik was maar een klein ventje. Met basketballen kwam ik nooit sterk naar voren. Maar m’n mondje had ik altijd wel bij me!

Ik heb overigens nooit veel moeite gedaan een vriendenkring op school op te bouwen. Mijn hart lag bij de jeugdvereniging van de kerk, waar ik enkele jaren voorzitter van ben geweest. Het contact met die vrienden is er nog steeds. Ze volgen me, sturen me mailtjes als ik ergens optreed.

Een paar jaar geleden hadden we een reünie van klas twee, in een boerderijtje in het oosten van het land. Ik heb er langer en serieuzer met mensen gesproken dan ik vroeger ooit gedaan heb. Ook over christelijke politiek. Iedereen wist daar van mij hoe ik in het leven sta. Ik ben nu eenmaal een publieke figuur. Dat gaf anderen de vrijmoedigheid om te laten merken: ik zit ook een beetje in die hoek, of: ik begrijp jou helemaal niet. Dat leverde soms verrassende gesprekjes op.

Op mijn middelbare school ging alles heel keurig en braaf toe. Schoolfeestjes werden in een klaslokaal of bij iemand thuis gehouden. Ook wel bij ons. Mijn vader zorgde dan voor de cola en de pinda’s. Die werkte bij een inkoopvereniging; dat werd op zo’n avond zeer op prijs gesteld. In latere jaren kwam daar een glaasje roséwijn bij en dat was het dan.

Nee, ik heb in die tijd nooit boeken gelezen waarmee ik niet thuis kon komen. Geen Wolkers en zo. De Canterbury Tales heb ik met kritische distantie gelezen. Ik heb daardoor wel leren onderscheiden. Tussen wat echt voor een christen niet aan te raken zou zijn en datgene waar je op een verantwoorde manier mee om kunt gaan. Ik ben erg voor verantwoord gebruik van de cultuur, van de media. Dat proberen we ook onze kinderen bij te brengen. Mijn motto is: maak zorgvuldige keuzes, zorg dat je het voor jezelf kunt verantwoorden, en praat met andere christenen over de dingen die je leest of ziet. Je kunt en hoeft niet alles buiten de deur te houden wat maar een beetje twijfelachtig is.

De televisie doen wij dus niet de deur uit. Maar op zondag kijken we niet. Als iemand zegt: Maar hoe kun je nu als politicus functioneren als je ”Buitenhof” niet gezien hebt? Dan zeg ik: Dat kan prima. Als er iets spannends gezegd is, staat het maandag in alle kranten.

Maar toen op zondagavond mij het bericht bereikte dat er een vliegtuig in een flat in de Bijlmer was gedoken, heb ik wel de tv aangezet. Ik vond dat ik op de hoogte moest blijven. Hetzelfde geldt voor het overlijden van prins Claus. Ook toen hebben wij op zondag tv gekeken. Het gaat erom dat je je keuzes bewust maakt en je het voor God kunt verantwoorden. Journalisten weten dat ze me op zondag niet hoeven te bellen. Als ze het toch doen, krijgen ze van mij of mijn vrouw te horen dat ze op maandag de eerste zijn.

Maar ik ben ook een keer op zondagmiddag door een arts gebeld die zei: Ik wéét dat u niet op zondag gebeld wilt worden, maar dit is een ernstig geval. Het ging over een meisje van een paar maanden oud dat de volgende ochtend met haar ouders uitgezet zou worden naar Turks Koerdistan. Die arts zei: Als dat meisje nu uitgezet wordt, blijft ze haar leven lang gehandicapt. Als ze een paar maanden langer hier mag blijven, kunnen we haar helpen. Daar komt ze nooit in een ziekenhuis. Toen heb ik meteen staatssecretaris Kalsbeek gebeld. Die zei: André? Jij op zondag? Dan moet het wel ernstig zijn. Ik zei: Als je dát maar weet! Die uitzetting is toen niet doorgegaan.

Mijn middelbareschooltijd heb ik beleefd als een goede mix van bescherming en confrontatie. Nu staan mijn vrouw en ik zelf voor de vraag naar welke middelbare school wij onze kinderen sturen. Dat is een heel belangrijke kwestie. Ja, je hebt natuurlijk de Driestar. Daar hopen we zeker te gaan kijken: hoe de sfeer is, het onderwijs. Maar ik zie ook de schaduwkanten van het je afschermen van de ’boze buitenwereld’. Bovendien moeten onze kinderen dan elke dag naar Gouda reizen.

Datzelfde bezwaar geldt voor de evangelische school De Passie in Utrecht. Maar ook die school is voor ons een serieuze optie. We weten het nog niet. Misschien wordt het toch wel de protestants-christelijke scholengemeenschap in onze eigen woonplaats, Woerden. Enkele kinderen uit onze kerkelijke gemeente zitten op die school. Maar ik moet eerlijk zeggen: sommige ouders vertelden mij: Als ik van tevoren geweten had welke kant mijn kinderen op zouden gaan, had ik ze toch op de meer beschermende Driestar gedaan.

In de Christelijke Gereformeerde Kerk van Woerden, een gemeente van zo’n 230 mensen, voelen we ons goed thuis. Als het even kan, moet je in je eigen woonplaats naar de kerk gaan, vinden wij. Alleen dan kun je werkelijk gemeente zijn, met anderen meeleven, aan kerkelijk activiteiten deelnemen.

De vraag naar de ligging van een gemeente of welke predikant er staat, was voor ons toen we vanuit Nunspeet naar het westen wilden verhuizen, niet bepalend. Dat is gevaarlijk, vind ik, om een gemeente naar de eigen smaak te zoeken. De gemeente waar wij in Nunspeet kerkten, die van ds. H. H. Klomp, had een heel andere ligging. Daar mochten vrouwen niet stemmen, bijvoorbeeld. In Woerden mag dat wel. En in Maarssen -waar we na ons huwelijk waren gaan wonen- was het ook weer anders. Maar je moet onderscheid maken tussen vorm en inhoud. Het komt aan op de boodschap die verkondigd wordt. We hebben ons altijd thuis gevoeld in de verschillende gemeenten.

Mijn vrouw en ik zijn met overtuiging christelijk gereformeerd. Altijd geweest ook. Niet dat die kerk beter is dan andere, maar ik geloof: je bent niet zomaar in een bepaalde kerk geplaatst. Dat is de leiding van God. Je kunt dan in je verdere leven niet hier en daar wat gaan shoppen.

We proberen in onze gemeente zo veel mogelijk actief te zijn. Liesbeth heeft een tijd in een beroepingscommissie meegedraaid. Daar zaten jongeren in en ouderen. Die gingen in de vacante tijd onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad predikanten beluisteren. De kerkenraad nam dan wel de beslissing over het uiteindelijke beroep.

In christelijk gereformeerd Woerden zijn gesprekken gaande met de vrijgemaakten in Bodegraven. Daar voel ik me erg bij betrokken. Ik ben vanaf het begin in 1992 betrokken geweest bij het Gereformeerd Appèl: een beweging die door middel van ontmoeting meer eenheid wil bewerken tussen christelijk gereformeerden, vrijgemaakten en Nederlands gereformeerden. Daarom zou ik na januari best tijd willen vrijmaken om vanuit onze gemeente bezig te zijn met de samenspreking met de vrijgemaakten.

Het is heel belangrijk om elkaar als christenen te vinden in het hart van de zaak: het gemeenschappelijk belijden, de verbondenheid in Christus. De opdracht ”opdat zij allen één zijn” moeten we serieus nemen. Kinderen van één Vader. Ik zou daar graag de Gereformeerde Bond nog bij betrekken. Maar dat ligt kerkelijk veel moeilijker.

In de politiek ligt het weer iets anders dan in de kerk, maar de vraag is in de grond dezelfde. Eenheid mag nooit op trivialiteiten afstuiten. Voor mij was het samengaan van RPF en GPV het hoogtepunt van mijn politieke bezig zijn. Er was inhoudelijk geen legitimatie om gescheiden op te trekken. We werken in de Kamer nu bijna twee jaar als ChristenUnie samen. Ik vind het nog steeds een verademing.

De kerk is wel iets anders dan een partij. Daarom is het voor mij geen groot probleem dat een deel van de christelijk gereformeerden SGP stemt, een ander deel ChristenUnie en een ander deel CDA, al kan ik niet iedere keuze even goed begrijpen. Wat mij erg verontrust is de trend op bepaalde belangen te stemmen. In Ridderkerk kwam Leefbaar Ridderkerk met ongeveer evenveel zetels binnen als de SGP er verloor. Hoe kan dat nou?

Pasgeleden kwam ik iemand uit mijn kerkgenootschap tegen die op 15 mei GroenLinks had gestemd, maar nu overwoog ChristenUnie te stemmen. De keuze voor GroenLinks begrijp ik helemaal niet. Dat is de partij die de afgelopen jaren in alle belangrijke debatten over ethische thema’s lijnrecht tegenover ons stond.

Wat ik oprecht betreur is dat de samenwerking met de SGP in de Tweede Kamer het laatste halfjaar een stuk minder is geworden. Niet dat de onderlinge verhoudingen veranderd zijn, maar na de verkiezingen hebben wij aan de SGP-kamerleden gevraagd: Kunnen wij op de oude voet verdergaan met namens elkaar te spreken? Dat bleek niet mogelijk, omdat dat zou betekenen dat ook Tineke Huizinga in voorkomende gevallen namens hen zou spreken.

Van der Vlies en Van der Staaij zeggen: Dat kunnen wij aan onze achterban niet verkopen, als een vrouw namens ons spreekt. Ik kan me vanuit hun positie bij die redenering wel íéts voorstellen, maar ik kan het principiële ervan niet meevoelen. Iedereen weet dat Tineke Huizinga van de ChristenUnie is en niet van de SGP. Bovendien: als Marijke Vos een motie indient die ook ondertekend is door Bas van der Vlies, onderneemt zij toch ook actie námens de SGP?

Deze ontwikkeling heeft de slagkracht van de christelijke politiek ernstig benadeeld. Dit begrijpen mensen ook niet. Ik krijg vaak vragen van christenen: Is de samenwerking nog goed, gaat het nog net als vroeger? Dan moet ik eerlijk zeggen: nee, het gaat niet meer zoals vroeger. Dat betekent dat we kansen laten liggen om de stem van de bijbelgetrouwe politiek te laten klinken.

Let wel, ik accepteer -zij het met moeite- dat SGP en ChristenUnie niet op korte termijn samen kunnen zoals RPF en GPV elkaar gevonden hebben. Tussen SGP en ChristenUnie zijn namelijk wél inhoudelijke verschillen. Daarbij vind ik de geestelijke vrijheid nog belangrijker dan de positie van de vrouw. Gert Schutte heeft eens gezegd: Voor ons behoort het waarborgen van de geestelijke vrijheid voluit bij een christelijke staat. Daar ben ik het roerend mee eens. Maar dat staat wel haaks op wat de SGP stelt. Dat mag je niet onder het tapijt wegmoffelen. Daar ligt een natuurlijke grens, een obstakel voor verdergaande samenwerking.

Politiek besef zat er bij ons thuis niet in. Ik denk dat mijn ouders AR stemden. Pas toen hun kinderen met verhalen van de jeugdvereniging thuiskwamen, nadat we op de jv een keer een politieke avond hadden belegd, begon dat gevoel te komen. De RPF kreeg toen meer en meer onze sympathie.

In mijn studententijd is mijn politieke betrokkenheid sterk gegroeid. Met name de colleges cultuurfilosofie van prof. Schuurman hebben voor mij veel betekend. Met mijn toenmalige verloofde, mijn huidige vrouw, volgde ik die colleges op woensdagavond. In de koffiepauze raakten we aan de praat. Tussen ons klikte het bijzonder goed. Het contact is nadien steeds gebleven. Via Schuurman ben ik ook als medewerker bij Meindert Leerling terechtgekomen.

Zo is het balletje gaan rollen: directeur van het wetenschappelijk instituut, kamerlid, lijsttrekker. Schuurman zegt dat hij in die tijd al wist wat er van mij worden zou. Ha, ha! Ik neem maar aan dat dat een grapje is.”

door: Addy de Jong
Labels
André Rouvoet
In de media

« Terug

Reacties op 'Interview RD: Een verademing om een te zijn'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2002 > december