Bijdrage Esmé Wiegman Algemeen Overleg IPCC en Milieuraad

donderdag 07 oktober 2010 10:00

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil allereerst ingaan op het IPCC. Dat kan heel kort, want ik geef simpelweg steun aan de door de minister voorgestelde hervormingsmaatregelen van de werkwijze van het IPCC. Ik steun ook de inzet om 30% energiereductie als heldere en geloofwaardige EU-ambitie op tafel te houden. Ik hoor wel graag meer over de inzet om een zogenaamde Kopenhagen-chaos straks in Cancún te voorkomen. Ik ben erg benieuwd wat de voortgang is van de besprekingen op dit meer praktische en procedurele punt .

Ik kom te spreken over de ggo’s. De fractie van de ChristenUnie is blij dat met het voorgestelde beleid de patstelling kan worden doorbroken. De voorstellen bieden ruimte aan lidstaten om zelf te besluiten over genetisch gemanipuleerde teelt. Maar het gaat eigenlijk om een soort opt out-clausule. Ik heb even gekeken naar de conceptwettekst en dan lijkt die toch wat minder toeschietelijk. Het is eigenlijk een samenvatting van bestaande mogelijkheden. De nationale verboden mogen niet gegrond zijn op milieu- of gezondheidsoverwegingen, ook niet op co-existentie.  En wat dan overblijft, zijn sociaaleconomische factoren die moeilijk juridisch te onderbouwen zijn en waarschijnlijk met grote gretigheid aangevochten zullen worden door biotechbedrijven. Daarnaast kondigt de Commissie een flexibilisering van het co-existentiebeleid aan.

Ik wil de minister graag een aantal aandachtspunten meegeven. Het zou allereerst goed zijn als de voorstellen voldoende juridisch gefundeerd zijn en dat wij niet het risico gaan lopen van ellenlange procedures. Er zal ook een antwoord moeten komen op de steeds groter wordende problemen door ongewenste uitkruising tussen biologische en transgene gewassen. En het is ook ontzettend belangrijk dat meer ruimte voor lidstaten bij het al dan niet toelaten van teelt gepaard gaat met een beter en strenger afwegingskader. Daarom wijs ik nog maar eens naar een motie van mijn hand over het betrekken van sociaaleconomische criteria en duurzaamheidscriteria op een bindende manier.

Een volgend punt is de biodiversiteit. Ook op dat punt steun ik de inbreng van de minister, maar het lijkt me ook zinvol om de voorstellen van een recente studie van het Planbureau voor de Leefomgeving mee te nemen met het oog op de top in Nagoya. Om het tempo van een biodiversiteitsverlies fors af te remmen, zijn structurele veranderingen in consumptie en productie nodig. Daarnaast zijn vooral in de landbouw en bosbouw, visserij en energievoorziening veranderingen nodig. Maatregelen die zijn gericht op een enkele sector, zoals alleen de bosbouw of alleen de energievoorziening, leiden slechts tot beperkte verbeteringen. Er valt veel meer winst te boeken door alle maatregelen in samenhang te nemen. Een combinatie van maatregelen die het PBL als voorbeeld heeft doorgerekend, halveert het verwachte mondiale verlies aan biodiversiteit tussen nu en 2050. Dat is substantieel. Het PBL waarschuwt ook dat op het moment dat je allerlei afzonderlijke maatregelen neemt, de geschetste opties maar heel beperkte mogelijkheden zouden bieden om het verlies aan biodiversiteit tegen te gaan. Sommige opties kunnen elkaar zelfs tegenwerken. Daarom is die samenhang van groot belang.

Ik kom te spreken over de biobrandstoffen. Het spijt me, maar er volgt nu een vrij technisch punt. Dat heb ik natuurlijk niet helemaal zelf bedacht maar aangereikt gekregen, maar het lijkt me wel van belang. Ik wil vooropstellen dat ik blij ben met de inbreng van Nederland tot nu toe. Er zijn nog wel enkele aandachtspunten. Momenteel geldt er een criterium in een richtlijn hernieuwbare energie dat biobrandstoffen minimaal 35% CO2 moeten reduceren ten opzichte van fossiele brandstoffen. De door Nederland voorgestelde generieke ILUC-factor van 16 gram CO2  per megajoule biobrandstof zorgt er in feite voor dat dit criterium wordt verhoogd naar minimaal 54% CO2-reductie. En dat zorgt er dan voor dat koolzaadolie en sojaolie worden uitgesloten, maar palmolie niet. Ga je echter ILUC meenemen, dan is palmolie desastreus, omdat alle uitbreiding van palmolieproductie in Zuidoost-Azië ten koste gaat van tropische bossen en veengebieden. De door de minister voorgestelde maatregel is dan onvoldoende om CO2-uitstoot door indirecte veranderingen in landgebruik te voorkomen. De minister kiest ervoor om de laagste waarde -- 16 gram CO2 per megajoule -- voor alle gewassen te laten gelden, maar de ChristenUnie is er voorstander van om een ILUC-factor per gewas voor te stellen. Ik begrijp dat dit nog verder onderzoek zal vergen, maar het is wel nodig. Het zou dan moeten leiden tot een eventuele aanpassing van de ILUC-factor in de toekomst. Laten wij ondertussen niet de boel uitstellen maar er gewoon aan werken! Er is nu al genoeg wetenschappelijk bewijsmateriaal dat een directe ILUC-factor per gewas rechtvaardigt.

De minister stelt in de Nederlandse inbreng voor de ILUC-subdoelstellingen voor reststromen binnen de hoofddoelstelling van 10% hernieuwbare energie in de transportsector te brengen. Dit is in overeenstemming met wat de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa eerder adviseerde. Maar Nederland kan dit zelf al toepassen. De richtlijn laat namelijk open hoe de 10%-doelstelling door lidstaten behaald moet worden. Nederland kan er dus voor kiezen om het advies van de CDB over te nemen en een subdoelstelling voor biobrandstoffen uit reststromen van 5% en uit elektrisch rijden van 2% te implementeren. Ik ben heel benieuwd of de minister van plan is om dat in Nederland te gaan implementeren.

 

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2010 > oktober