Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Eindevaluatie Nederlandse ISAF missie in Uruzgan.

donderdag 09 februari 2012 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken in een algemeen overleg met minister Hillen van Defensie en minister Rosenthal en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken.

Onderwerp:   Eindevaluatie Nederlandse ISAF missie in Uruzgan 2006-2010

Kamerstuk:   27 925

Datum:            9 februari 2012

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook de ChristenUnie-fractie kan een evaluatie van de missie niet beginnen zonder stil te staan bij de manschappen, die zich met gevaar voor eigen leven hebben ingezet voor de vrede en veiligheid in Afghanistan. Velen van hen zijn gelukkig veilig teruggekeerd, maar 150 van onze mannen en vrouwen zijn al dan niet ernstig gewond teruggekomen en 25 van hen hebben helaas het leven moeten laten. Het past ons om daarbij stil te staan. Hetzelfde respect en medeleven verdienen ook de tientallen Afghaanse burgers die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats waren, en dat ook met hun leven moesten bekopen. Hun namen zijn ons niet bekend, maar voor hun vaders, moeders, broers en zussen zal het wel degelijk elke dag een groot gemis zijn.

In de evaluatie zie je de drieslag terug waaraan in de missie veel aandacht is besteed: veiligheid, opbouw van goed bestuur, sociaaleconomische opbouw. Wat betreft de veiligheid kunnen we zien dat in ieder geval de helft van de bevolking na afsluiting van de missie in relatieve veiligheid kon leven. Dat was heel anders toen de missie begon. Al in de loop van de missie zagen we dat het bestuur een lastig punt was, en dat is het nog steeds. Volgens de evaluatie is inmiddels een betere verdeling van de tribale vertegenwoordigers tot stand gekomen en zijn inmiddels de fondsen vanuit Kabul naar de provincies toegenomen, waardoor er nu ook alternatieven voor de papaverteelt zijn. Wat betreft de sociaaleconomische ontwikkelingen mogen we gewoon dankbaar zijn voor het werk dat daar is verricht door de vele ngo's en internationale organisaties, die daar ook met gevaar voor eigen leven hun werk hebben gedaan, soms zonder de bescherming van ISAF. Ik kan hierbij een beetje uit eigen ervaring spreken, omdat ik deze gebieden ook ken als hulpverlener. Ook hiervoor wil ik mijn respect uitspreken. Er is zo veel gebeurd, er is zo veel geïnvesteerd in zorg: het aantal zorgposten is verdubbeld, het aantal scholen daar is uitgebreid van 34 naar 136 en zo kan ik doorgaan. Dit staat goed opgesomd in de evaluatie. Mijn fractie spreekt haar dankbaarheid hiervoor uit en ik denk dat de Afghaanse bevolking dit enorm weet te waarderen. Toen wij van de Kamer voor het eerst Tarin Kowt binnenvlogen, was het daar donker. Toen wij daar weggingen, was het licht er 24 uur per dag. Een mooiere beeldspraak kun je niet hebben. Natuurlijk met alle bescheidenheid van dien, want het is daar nog lang niet pais en vree.

Ik ga verder over de doelen zelf. In het begin van de missie hebben wij daarover opmerkingen gemaakt. De eindevaluatie spreekt van een meer impressionistisch en ambitieus dan concreet en realistisch geformuleerde missie. Ook wordt het gebrek aan duidelijke resultaatsindicatoren verweten. Mijn fractie begrijpt heel goed dat je met zo'n missie in een heel moeilijk gebied komt; we daar gingen eeuwen terug in de tijd. Toch is het belangrijk om voor toekomstige missies te bekijken hoe we tot iets realistischere en duidelijkere doelstellingen en resultaatsindicatoren zouden kunnen komen. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

Het gaat om de manschappen: de mensen die het werk voor ons hebben gedaan. In de evaluatie moet op hen de nadruk liggen. Ook mijn fractie betreurt die twee pagina's. Wij hebben de insprekers hier kunnen horen. Ook de voorzitter van de ACOM heeft zijn grote zorgen uitgesproken met betrekking tot de voorbereiding van onze mensen. Hij was zeer kritisch over de wijze waarop zij zijn weggegaan. Natuurlijk, het is voor het grootste gedeelte goed gegaan, maar eigenlijk moet het héél goed gaan; deze mensen moet heel goed voorbereid naar zo'n moeilijk gebied worden uitgezonden. Erkent de minister dat sommige militairen met een gebrekkige, ultrakorte opleiding of zelfs zonder aparte opleiding op pad zijn gestuurd, dat sommige militairen niet of slechts ten dele waren gekeurd toen zij werden uitgezonden en dat sommigen aanvankelijk onbewapend waren? Was er sprake van een oneigenlijke druk op de manschappen om binnen een korte termijn weer op uitzending te gaan? De uitzendsnelheid was namelijk hoog en daaronder hebben sommigen geleden. Zijn er inderdaad militairen aan het einde van hun contract gewoon vertrokken, die onder behandeling waren voor bijvoorbeeld PTSS? Kortom, is Defensie hierin tekortgeschoten en zo ja, wat kunnen we hiervan leren?

Nederland heeft de 3D-benadering voor het eerst volledig toegepast in deze Uruzganmissie. Deze integratie van civiele en militaire planning werd ook wel "the Dutch approach" genoemd. Ik heb deze minister hierover bevraagd bij de behandeling van de Defensiebegroting en ik kreeg er geen duidelijk antwoord op. Ik neem aan dat deze minister nog steeds duidelijk wil gaan voor deze 3D-benadering. Hoe beoordeelt de minister het functioneren in Uruzgan van deze 3D-benadering? Is voldoende rekening gehouden met de lokale omstandigheden, met de grote complexiteit van de problemen in Uruzgan?

Er was geen grote nadruk op de rule of law, gelukkig hebben we dat nu in Kunduz wel. Op dit gebied hebben wel het een en ander gedaan: zo hebben we geïnvesteerd in de infrastructuur van de rechtspraak, bijvoorbeeld met de rechtbank in Tarin Kowt en de renovatie van de huizen van de rechters. Op dat moment was daar amper infrastructuur aanwezig. Ik vraag de minister of dit wel degelijk een bijdrage heeft kunnen leveren aan de verschuiving van informele, shariarechtspraak, naar formele rechtspraak, die wij ook in Kunduz proberen te bewerkstelligen; in hoeverre heeft de opbouw van de rechtsinfrastructuur daaraan een bijdrage kunnen leveren? Ik heb dat niet kunnen opmaken uit de evaluatie.

Over de behandeling van de Afghaanse gevangenen wordt Nederland een compliment gemaakt en ik zou dat ook willen doen. Amnesty International concludeert dat het Nederlandse memorandum of understanding over de behandeling van de gedetineerden beter heeft gewerkt dan dat van andere landen. Daarbij hoort wel een kanttekening, want in de laatste rapporten hebben we kunnen zien dat ook in Uruzgan is gemarteld. Dat was met name het geval bij mensen die door de Afghaanse AIVD waren gearresteerd. Een simpele vraag aan deze minister: ging dat geheel buiten de kennis van Nederland om?

Een probleem dat de ChristenUnie eerder aan de kaak heeft gesteld, is het gebruikmaken van kinderarbeid in Afghanistan. Mijn fractie realiseert zich heel goed dat een bepaalde ontwikkeling in gang moet worden gezet, maar wij vinden alle kinderarbeid ongewenst, omdat kinderen gewoon een kans moeten hebben om zich te ontwikkelen via een schoolopleiding. Wij krijgen nog steeds berichten over baksteenproductie in opdracht van ISAF. Graag een reactie hierop van de minister: in hoeverre blijft hij zich inzetten voor de bestrijding van kinderarbeid in Afghanistan, vooral als dat plaatsvindt in opdracht van ISAF? Hebben wij daar een goede controle op?

Een aanzienlijk deel van de donorgelden ging via Kabul. In de evaluatie kunnen we lezen dat dit de nodige problemen heeft opgeleverd, met name een trage doorstroom van fondsen, gebrekkige capaciteit op provinciaal niveau en weinig controle op de besteding van fondsen van de Wereldbank. Dat alles zou een negatieve uitwerking hebben gehad op de uitvoering. Welke lessen trekken wij hieruit? Ligt het niet veel meer voor de hand om projecten voortaan meer rechtstreeks te financieren en te steunen, in Uruzgan maar ook in toekomstige missies? Was deze missie in dat geval niet effectiever geweest?

Tot slot. Een belangrijk onderdeel van de missie waren voor de ChristenUnie de provincial reconstruction teams; wij zijn daar namelijk naartoe gegaan voor opbouwwerkzaamheden. In de evaluatie staat dat force protection gebrekkig beschikbaar was. Die force protection was er natuurlijk in eerste instantie om de PRT's hun werk te kunnen laten doen. Ik vraag de ministers hoe het toch kon gebeuren dat de PRT's een redelijk aantal keren niet de poort uit konden, omdat er een gebrek was aan force protection. Hij was namelijk elders bezig, maar dat was wel de prioriteit van zijn missie. Met alle slagen om de arm, het is mogelijk dat dit heeft kunnen resulteren in het verlies van Noord-Derawut, waar de taliban vervolgens vier maanden ongestoord hun gang hebben kunnen gaan. Hoe kunnen wij dit in de toekomst verbeteren?

Tot zover mijn, als ik ze goed heb geteld, zeven belangrijkste opmerkingen over de missie. Ik wil afsluiten met nogmaals mijn grote dankbaarheid en respect uitspreken voor wat de militairen daar hebben gedaan.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 


Labels
Bijdragen
Joël Voordewind

« Terug

Archief > 2012 > februari