Bijdrage Esmé Wiegman AO 'Uitbreiding EU'

woensdag 11 november 2009 17:30

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de uitgebreide appreciatie. Ik wil vooral mijn tijd benutten om in te gaan op punten waarbij wij vragen of opmerkingen hebben over de kabinetsvisie. Voor het overige – het overgrote deel dus – delen wij de visie van het kabinet. Het is goed dat er wordt ingezet op regionale samenwerking als het gaat om de Balkan. Het is te gemakkelijk om alle problemen terug te verwijzen naar de landen zelf als zijnde bilaterale problemen. Ook zijn problemen niet zomaar over één kam te scheren. Grensproblemen tussen Kroatië en Slovenië zijn anders dan de problemen tussen Macedonië en Griekenland. Vooral deze laatste problemen zouden zo maar kunnen escaleren met negatieve gevolgen voor een groter deel van de regio dan alleen die twee landen. Zij hebben bijvoorbeeld ook effect op het nationalisme in Bulgarije en allerlei ontwikkelingen in Albanië. Is het daarom niet beter als de Europese Unie een actievere rol speelt op dit punt? Moet in het algemeen horizontale samenwerking, tussen landen dus, niet veel meer hand in hand gaan met samenwerking tussen de Europese Unie en de kandidaat- toetredingslanden? In het toetredingsdocument wordt eigenlijk alleen een samenwerking tussen het betreffende land en de Europese Unie genoemd. Dan kom ik op de visa. De ChristenUnie-fractie is wat bang dat er nu een soort tweedeling lijkt te ontstaan. Met name moslims kunnen nog niet vrij reizen. Op zich is dit verklaarbaar omdat Albanië en Kosovo nog geen vrijstelling hebben. De angel zit hem met name in Bosnië-Herzegovina. Daar kunnen Serviërs waarschijnlijk een Servisch paspoort krijgen. Kroaten hebben vaak al een Kroatisch paspoort. De derde groep, de moslims, valt buiten de boot. Is hier aandacht voor? Toetreding betekent een grote opgave voor de landen om te hervormen op tal van punten. Niet alles hoeft echter naar West-Europees model te worden vormgegeven. Wij kennen ook zoiets als subsidiariteit en respect voor eigen cultuur en identiteit. Ik denk haast dat zoiets als familierecht ook een onderwerp is waarover landen veelal zelf zouden moeten gaan. Inmenging op deze punten gaat dan al snel over een grens. Pleidooien van bijvoorbeeld Nederlandse ambassadeurs om homohuwelijken toe te staan, zijn daarvan wat ons betreft een goed voorbeeld. Dat lijkt ons niet nodig. De betreffende landen kunnen daarin zelf hun weg vinden. Uit de kabinetsappreciatie blijkt dat het kabinet oog heeft voor de problematiek rond de Roma. Mijn waardering daarvoor. Het blijft echter nog te veel bij benoemen en het laten liggen van de problemen bij de lidstaten zelf. Daarom zou ik vandaag een aantal suggesties willen doen. Een betere coördinatie van het overleg tussen Europese landen en de Roma lijkt ons goed. Een Romaplatform lijkt ons hiervoor goed bruikbaar. De coördinatie zou bij moeten dragen aan het vinden van best practises. Dit lijkt ons belangrijk omdat hier een grote schaarste aan is door een tekort aan evaluaties van Romaprojecten. Het lijkt ons ook goed om de situatie van de Roma te koppelen aan de geldende sociale rechten in de Europese Unie. Daarvoor zou een benchmark goed gebruikt kunnen worden. Voor toetredende lidstaten zou verbetering van de positie van Roma onderdeel kunnen uitmaken van het toetredingsproces. Dat kan door gebruik te maken van de net genoemde benchmark en daarnaast zou meer nadruk gelegd kunnen worden op Roma-inclusiviteit in projecten die worden opgestart. Tot slot heb ik enkele opmerkingen over afzonderlijke landen. Turkije heeft zeer weinig bereikt het afgelopen jaar. Het kabinet deelt deze mening ook. Turkije is aan zet, wordt gezegd. Mijn fractie kan opnieuw niet anders concluderen dan dat het verstandiger zou zijn om helderheid te bieden en toetreding niet langer het doel te laten zijn. Ook vandaag herhaal ik mijn oproep: volg de Duitse lijn. Biedt een geprivilegieerd partnerschap aan. Dat lijkt ons voor beide het beste. Het kabinet is positief over de toenadering tot Armenië. Is het echter niet beter om gezien de ervaring en de aarzelingen met een positieve beoordeling over de toenadering tot Armenië, te wachten tot Turkije daadwerkelijk de intenties heeft uitgevoerd, de protocollen heeft geratificeerd en de grenzen heeft geopend? Vandaag wil ik ook de Armeense genocide noemen. De ChristenUnie-fractie vindt het vreemd dat in de Nederlandse appreciatie geen woord is gewijd aan de ongewijzigde houding van Turkije inzake de Armeense genocide. Daags voor het tekenen van het protocol ontkende Erdogan die nog in Frankrijk. Ik heb een vraag over het minderhedenbeleid in Montenegro. Hoe staat het met de status van vooral de Serviërs in Montenegro? Er wonen daar al jaren veel gevluchte Serviërs uit bijvoorbeeld Kosovo en Bosnië. Zij kunnen geen staatsburgerschap krijgen en worden nog steeds slechts als vluchtelingen gezien. Serviërs worden hierin met name gediscrimineerd. Heeft de Europese Unie hier aandacht voor? Dan kom ik op Kroatië. Is samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal voor Kroatië net zo’n hard punt als in gesprekken met Servië? Met andere woorden: als er niet volledig wordt samengewerkt, dan geen toetreding? Ook zou ik graag nog een vergelijking willen trekken met Roemenië en Bulgarije. Die dringt zich namelijk sterk op als wordt gezegd dat hervormingen niet alleen op papier, maar ook in de praktijk serieus moeten worden genomen en dat controlemechanismen op Europese fondsen geoptimaliseerd moeten worden. Ik heb al eerder aangegeven dat de uitdaging met name ligt in werkelijke hervormingen die verder gaan dan papier. Hoe wordt dit verwerkt in het toetredingsproces? Hoe wordt dit gemonitord? Ik vind het moedig dat de heer Ormel zijn vragen over Servië opwerpt. Dat was ik eigenlijk ook van plan vandaag, mede in het licht van mijn vorige vraag over Kroatië. De ChristenUnie-fractie heeft het kabinet altijd gesteund in een heel straffe en heldere lijn, maar ik zou er vandaag wel een waarschuwing bij willen voegen. Dit mag uiteindelijk geen kwestie worden waarin Nederland geen gezichtsverlies mag lijden in dit traject. Af en toe is koppigheid goed, maar die moet wel bijdragen aan een goed resultaat. Zijn er mogelijkheden om meer stimulerend te werken als wij die goede resultaten ook met Servië willen bereiken? In Bosnië-Herzegovina is sprake van een erg ingewikkelde situatie. Er zijn vooral problemen tussen de Servische republiek en de Bosnische federatie. Dat creëert een heel ingewikkeld en moeilijk te regeren situatie met allerlei landsvertegenwoordigingen, verschillende presidenten, parlementen et cetera. Volgens de ChristenUnie-fractie moet er meer duidelijkheid worden verschaft over de fundamenten, want dit kan zo natuurlijk niet doorgaan. Hoe moet deze republiek verder gaan? Het land blijft anders afhankelijk van het Westen en zal nooit echt onafhankelijk kunnen worden, zowel politiek als economisch. Graag krijg ik een reactie van het kabinet op dit punt.  

 

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2009 > november