Inbreng over de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon

donderdag 10 april 2008 15:05

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot goedkeuring van het op 13 december 2007 te Lissabon totstandgekomen Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met Protocollen en bijlagen (kortweg: Verdrag van Lissabon). Zij zijn van mening dat met het Verdrag van Lissabon tegemoet is gekomen aan bezwaren die de leden van de fractie van de ChristenUnie hadden ten aanzien van het oorspronkelijke Grondwettelijk Verdrag, namelijk dat bevoegdheden duidelijker afgebakend moesten worden, er een grotere rol voor nationale parlementen diende te zijn in kader van subsidiariteit, er geen Europese minister van Buitenlandse zaken aangesteld diende te worden, geen vlag en volkslied en  geen grondwet. Toch blijven er een aantal vragen open ten aanzien van het Verdrag van Lissabon.

Een van de doelen van de hervorming van de EU was, zo schrijft de regering nog eens in de Mvt, dat de kloof tussen burger en de Europese instellingen zou worden verkleind.  De leden van de fractie van de ChristenUnie zien inderdaad verbeteringen in het Verdrag van Lissabon vergeleken met de bestaande situatie. Zo wordt de rol van het Europees Parlement en van de Commissie versterkt, is er ruimte voor een burgerinitiatief en is de rol van nationale parlementen versterkt. Maar hiermee alleen wordt de kloof niet gedicht. Deelt de regering de mening van deze leden dat voor het verkleinen van de kloof de politici zelf een actieve bijdrage moeten leveren door het geven van uitleg en een goede weergave van de verhouding tussen Nederland, de Europese Unie en de overige lidstaten?

Het kabinet stelt (pag.3 MvT) dat de Europese bezinningsperiode, na het verwerpen van het Grondwettelijk Verdrag, goed is benut. Kunnen de bewindslieden de leden van de fractie van de ChristenUnie aangeven op welke manieren?

Om de kloof tussen burger en EU te dichten is een goed communicatiebeleid van belang. De regering heeft ook aangegeven zich hierover te willen inzetten. Deze leden willen hierbij echter wel opmerken dat het om een tweerichtingsverkeer dient te gaan. Niet alleen communicatie vanuit de overheid richting de burger, maar ook in gesprek gaan en de burger aan het woord laten. De regering schrijft verder dat de communicatie en het debat over Europa  een impuls kreeg door de verhoging van het subsidieplafond voor het Europafonds en het minister van Buitenlandse Zaken. Zijn er inderdaad meer initiatieven ondernomen dan in voorgaande jaren, zijn er meer burgers bereikt en is de kennis onder Nederlanders over Europa vergroot, zo vragen deze leden? En is de verhoging van budgetten het enige wat een impuls heeft gegeven aan het debat over Europa?

Een ander doel van de aanpassing is versterking van de positie van de EU in de wereld. Aan welke veranderingen ten opzichte van de huidige verdragen is dit gekoppeld, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie? Het GBVB blijft immers, terecht, een uitzonderingspositie behouden?

Bij de Verdragen van Maastricht, Amsterdam en Nice was een parlementair instemmingsrecht geregeld. De regering ziet, in lijn met het advies van de Raad van State, geen aanleiding meer om deze mogelijkheid te moeten behouden, gelet op het feit dat JBZ nu onder werkingsverdrag is gebracht, en daarmee grotendeels onder de gewone wetgevingsprocedure valt. Maar is de regering het met de leden van de fractie van de ChristenUnie eens dat een parlementair instemmingsrecht een waardevol instrument is voor betrokkenheid van nationale parlementen en Nederlandse burgers bij hetgeen er door de Europese instellingen wordt geregeld? En is het niet zo dat het parlementaire instemmingsrecht een welkome extra dimensie betekent aan artikel 12 VEU, waarin staat dat nationale parlementen actief bijdragen tot de goede werking van de Unie? Nationale parlementen worden immers wel geïnformeerd en zien toe op de beginselen van subsidiariteit, maar de uitwerking blijft een zaak van nationale parlementen.  Het parlementaire instemmingsrecht lijkt deze leden bovendien een van de manieren om invulling te geven aan hetgeen artikel 10 lid 3 beoogt te regelen, namelijk dat besluitvorming plaatsvindt op een zo open mogelijke wijze en zo dicht bij de burger als mogelijk is.

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn ingenomen met het feit dat de verdeling van bevoegdheden tussen lidstaten en de Europese Unie duidelijker is geworden, en als onderdeel in het Verdrag van Lissabon is opgenomen.  De regering schrijft dat zij met de bevoegdheidsverdeling voorkomen wil dat de Unie sluipenderwijs haar bevoegdheden uitbreidt, en helderheid wil scheppen over taakverdeling tussen Unie en lidstaten. Hiermee wordt bevorderd dat aan elke uitbreiding van bevoegdheden steeds een politieke keuze met betrokkenheid van nationale politieke instituties ten grondslag ligt. Daarmee kunnen deze leden instemmen. Ook kunnen zij instemmen met de toevoeging dat bevoegdheden van de Unie uitgebreid of beperkt kunnen worden.  De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben over de bevoegdheidsafbakening echter wel wat vragen. Hoe zal de procedure worden vormgegeven rondom een verzoek van de Raad aan de Commissie om een wetgevingshandeling in te trekken, zo vragen deze leden? Er is immers geen verplichting van de Commissie om hieraan gehoor te geven? En zijn de artikelen scherp genoeg geformuleerd om ongewenste groei van bevoegdheden van de commissie te voorkomen? Deze leden wijzen dan bijvoorbeeld op het artikel over milieubeleid, waar ‘een uitdrukkelijke rechtsbasis wordt gecreëerd voor maatregelen in de strijd tegen klimaatverandering'. Biedt een formulering als ‘maatregelen in de strijd tegen' juist niet de mogelijkheid voor het sluipenderwijs uitbreiden van bevoegdheden, zo vragen deze leden?

Waardering overigens voor een aantal nieuwe doelstellingen, zoals solidariteit tussen generaties en bescherming van de rechten van het kind, en een duidelijke verwoording van duurzame ontwikkeling als balans tussen de economische, sociale en milieupijler.

Ten aanzien van het opnemen van prijsstabiliteit: betekent dit in feite een verankering van een deel van het groei-en stabiliteitspact in het Verdrag, waarmee prijsstabiliteit een expliciete  doelstelling wordt voor alle lidstaten in plaats van een doelstelling voor landen die de Euro hebben ingevoerd?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben nog nadere vragen over de categorieën van bevoegdheden. Onder de exclusieve bevoegdheden van de Unie valt ook de gehele gemeenschappelijke handelspolitiek. Kan de regering nader ingaan op het schrappen van de uitzondering voor akkoorden inzake culturele en audiovisuele diensten, onderwijsdiensten en sociale en volksgezondheiddiensten? Wat is de reden om dit over te brengen van gedeelde bevoegdheid naar exclusieve bevoegdheid? Waarom zal van gemengde akkoorden geen sprake meer zijn?

Wat betreft de gedeelde bevoegdheden krijgen deze leden graag nadere uitleg over de verdeling tussen de Unie en de lidstaten. Hoe moeten zij de zin interpreteren dat wanneer de Unie eenmaal optreedt, lidstaten niet meer kunnen optreden, tenzij de Unie weer stopt met het uitoefenen van de gedeelde bevoegdheid (MvT pag. 19). Betekent dat niet dat de Unie hier juist veel bevoegdheden naar zich toe kan trekken, of is de verdeling nader omschreven?

Coherentie is expliciet verheven tot prioriteit. Dat kan op instemming van de leden van de fractie van de ChristenUnie rekenen. Maar coherentie tot prioriteit verheffen is slechts een eerste stap. Hoe wordt de uitwerking hiervan vorm gegeven?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zien geen dringende reden voor het uitbreiden van de flexibiliteitsclausule zoals geregeld in het Verdrag van Lissabon. Zij vragen de regering daarom nader in te gaan op de achterliggende redenen om tot uitbreiding van deze clausule te besluiten. In wat voor mate is de bestaande flexibiliteitsclausule in de afgelopen jaren toegepast, zo vragen zij tevens?

In een verklaring bij het Verdrag van Lissabon is het primaat van de Europese Verdragen ten opzichte van het nationale recht van de lidstaten opgenomen. Dit is een bevestiging van de huidige situatie, zo stelt de regering terecht vast. Wat is dan de meerwaarde van deze verklaring, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie? Zal deze verklaring in de praktijk een uitbreiding van rechtsmacht van de Unie betekenen, of zal er geen verandering zijn ten opzichte van de huidige praktijk, zo vragen zij?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn ingenomen met de uitbreiding van bevoegdheden van het Europees Parlement. Zij hebben hierover nog enkele nadere vragen. Het Europees Parlement heeft de bevoegdheid om, na voordracht van een enkele kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie door de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie te kiezen. Het Europees Parlement kan in feite dus stemmen over één kandidaat, deze verkiezen of verwerpen. Deelt het kabinet de mening van deze leden dat het beter was geweest als het Europees Parlement uit meerdere personen had kunnen kiezen? Speelt het Europees Parlement ook een rol bij het tot stand komen van de voordracht door de Raad naast meedenken over het profiel, zo vragen deze leden? En hoe moeten deze leden de zin interpreteren dat de verkiezingsuitslag moet weerklinken in de uiteindelijke voordracht? Is het niet zo dat de verkiezingsuitslag de uiteindelijke voordracht bepaald, zo vragen deze leden?

Zijn de bevoegdheden van het Europees Parlement ook uitgebreid ten aanzien van het individueel naar huis sturen van commissarissen, zo vragen zij?

Met het Verdrag van Lissabon wordt geregeld dat de Europese Ombudsman niet langer benoemd wordt, maar gekozen wordt door het Europees Parlement. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of een verkiezingsprocedure niet ten nadele is van de onafhankelijkheid van de ombudsman?

De Europese Raad wordt een instelling van de Europese Unie. Dat lijkt de leden van de fractie van de ChristenUnie een welkome aanpassing, omdat de Europese Raad al een vast onderdeel is geworden van het Europese samenwerkings- en besluitvormingsproces. Zij horen echter graag wat voor effect deze wijziging in de praktijk zal kunnen hebben op het politieke primaat van de lidstaten, gezien de uitbreiding van mogelijkheden voor het Hof van Justitie. Het Hof kan immers vaststellen dat de Europese Raad in strijd met de Verdragen heeft nagelaten een besluit te nemen. In hoeverre doorkruist deze nieuwe bevoegdheid van het Hof het politieke primaat van lidstaten, gelet op het feit dat het nalaten van het nemen van een besluit een politieke keuze kan zijn?

De Europese Raad krijgt met het Lissabon Verdrag een vaste voorzitter. De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn hier nooit een voorstander van geweest. Zij waarderen de inspanningen van het kabinet om de taken en verantwoordelijkheden van deze voorzitter te beperken tot die van een technisch voorzitter. Deze leden menen echter dat het feitelijke functioneren van de voorzitter zal afhangen van de persoon die deze functie gaat bekleden. Het is wat deze leden betreft niet de bedoeling dat deze voorzitter zich ontwikkelt tot een politieke voorzitter. Deelt het kabinet deze mening? Hoe denkt het kabinet dit te gaan voorkomen? Op wat voor termijn denkt het kabinet dat er invulling kan worden gegeven aan het mandaat van de vaste  voorzitter? Wat zal de Nederlandse inbreng daarin zijn, en wat is de rol van het Nederlandse parlement hierin, zo vragen deze leden?  

Naast de vaste voorzitter zal er een roulerend voorzitterschap zijn voor de vakraden, met uitzondering van de Raad Buitenlandse Zaken die door de hoge vertegenwoordiger zal worden voorgezeten. De leden van de fractie van de ChristenUnie kunnen zich vinden in de inspanningen die het kabinet heeft gepleegd voor behoud van het roulerende voorzitterschap. Zij zijn echter van mening dat de combinatie van verschillende voorzitters geen schoonheidsprijs verdient. Zal dit geen verwarring opleveren in plaats van duidelijkheid voor eigen burgers en externe contacten, zo vragen deze leden?

De hoge vertegenwoordiger zal naast voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken ook onderdeel zijn van de Commissie. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de bewindslieden hoe voorkomen gaat worden dat deze persoon met tegenstrijdige belangen te maken krijgt. De Commissie en de Raad kunnen immers verschillende, mogelijk tegenstrijdige belangen vertegenwoordigen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn ingenomen met de aanpassing van het systeem van gekwalificeerde meerderheid naar een dubbele sleutel. Het bevolkingscriterium en het landencriterium gezamenlijk vormen een goede basis voor een gekwalificeerde meerderheid. Deze leden delen met het kabinet de teleurstelling dat het nog een flink aantal jaren duurt voor dit systeem ingevoerd kan worden.

Het Ioannina-mechanisme  kan door de drempelverlaging gemakkelijker worden toegepast, en deze leden denken dat met een uitgebreide Unie, en besluitvorming met  gekwalificeerde meerderheid op een toenemend aantal terreinen, het mechanisme vaker gebruikt zal gaan worden. Deelt het kabinet deze analyse?

Zoals gezegd zal besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid worden uitgebreid. De leden van de fractie van de ChristenUnie kunnen zich hier in principe in vinden, maar vinden het parlementaire instemmingsrecht daarbij wel van belang. Het gaat immers ook om onderwerpen die nationaal gevoelig kunnen zijn zoals sociale zekerheid voor werknemers, justitiële samenwerking in strafzaken en ondersteuning van het cultuurbeleid. Kan het kabinet deze leden een overzicht bieden van onderwerpen die nog onder het unanimiteitsvereiste blijven vallen? Hoe schat het kabinet het gebruik van de gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in? Zal er vaker op deze manier besluitvorming plaatsvinden, of zal er zoals nu ook vaak gebeurt, toch worden gestreefd naar consensus?

Nederland heeft zich sterk gemaakt voor een slagvaardig Hof van Justitie, zo stelt het kabinet, waarbij één van de belangrijkste wijzigingen de omvang van de rechtsmacht van het Hof is. Is het kabinet van mening dat op dit moment de slagkracht van het Hof onvoldoende is, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie? Zij hebben de indruk dat het Hof er in de loop van de tijd juist in is geslaagd de rechtsmacht van de Unie en daarmee het Hof uit te breiden door gedane uitspraken. Deelt het kabinet deze mening? Bestaat niet het gevaar dat een slagvaardiger Hof met grotere rechtsmacht hierin nog verder zal gaan, waardoor de Unie nog meer bevoegdheden toebedeeld krijgt dan mogelijk de bedoeling is van de lidstaten, zo vragen deze leden?

Door de overheveling van de JBZ-bepalingen uit het EU-verdrag naar de bepalingen van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in het Werkingsverdrag en daarmee het scheppen van één juridisch kader voor vrijwel alle beleidsterreinen, is de rechtsmacht van het Hof tot het gehele beleidsterrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht uitgebreid. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering expliciet uiteen te zetten welke gevolgen de uitbreiding van de rechtsmacht van het Hof van Justitie heeft voor de Nederlandse rechtsmacht op het gebied van het personen en familierecht.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering van mening is dat het nieuwe comité voor operationele samenwerking een brede taak moet hebben. Het moet belast worden met de coördinatie van het optreden van zowel de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken als crisisbeheersing, terrorismebestrijding en grensbewaking, alsook de afstemming tussen die verschillende beleidsterreinen. Deze leden vragen de regering waarom crisisbeheersing, dat op nationaal niveau wordt gezien als verantwoordelijkheid van de Veiligheidsregio's, Europees geregeld zou moeten worden. IS het niet afdoende dat bij grensoverschrijdende rampen, er samenwerking is op bilateraal niveau?

p. 56 Het derde lid van artikel 62 regelt een rechtsbasis voor het vaststellen van maatregelen inzake onder andere paspoorten. De regering acht deze bepaling een welkome aanvulling op de Uniebevoegdheden omdat daarmee een duidelijk rechtsbasis is geschapen voor de uniformering van identiteits-en reisdocumenten, indien dat noodzakelijk wordt geacht. Zij constateren dat de Nederlandse regering de invoering van het biometrische paspoort al heeft gerealiseerd, voordat daarvoor de wettelijke Europese basis aanwezig was. Is Nederland niet veel te vroeg geweest met het verplichtend invoeren van dergelijk paspoort?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering het een positieve ontwikkeling acht dat een koppeling tot stand is gebracht tussen Eurojust en een eventueel toekomstig openbaar ministerie, zodat overlapping van bevoegdheden kan worden voorkomen. De uitwerking ervan zal, naar haar inzicht, vergen dat de juridische en feitelijke positie van Eurojust is geoptimaliseerd, zodat aan de hand van ervaringen in de praktijk ook kan worden bepaald welke toegevoegde waarde het Europees openbaar ministerie kan hebben. Kan de regering aangeven welke knelpunten er zouden kunnen ontstaan als Eurojust afhankelijk blijft van de opsporingsinstanties van de betrokken lidstaten? Wanneer zal het Europees openbaar ministerie voor de regering toegevoegde waarde blijken te hebben?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren in dat verband tevens dat uit de opsporing voorvloeiende zaken weer worden aangebracht bij de bevoegde rechterlijke instanties van de lidstaten. Zij vragen de regering toe te lichten welke consequenties dit heeft in zaken waarbij het gaat om verdachten die uit meerdere lidstaten afkomstig zijn? Wat is in die gevallen de meerwaarde van een Europees openbaar ministerie?

Het Verdrag van Lissabon verruimt de mogelijkheden om nauwere samenwerking aan te gaan, door het vereenvoudigen van de mogelijkheid hiertoe over te gaan en het aantal terreinen waarop het mogelijk is uit te breiden. Op wat voor terreinen komt nauwere samenwerking nu voor, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie? Is de verwachting van het kabinet dat door de verruiming van de mogelijkheden vaker overgegaan zal worden op nauwere samenwerking? Zo ja, op welke terreinen en door welke lidstaten? Is de vrees van deze leden gegrond dat een verruiming van de mogelijkheden om nauwere samenwerking aan te gaan juist in een uitgebreide Unie gevaar op kan leveren voor de eenheid?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn ingenomen met het feit dat er geen Minister van Buitenlandse Zaken is gekomen, maar dat het bij een hoge vertegenwoordiger is gebleven. Dat doet volgens deze leden meer recht aan de vormgeving van het GBVB, dat immers nog grotendeels intergouvernementeel is en daarmee het exclusieve domein van de lidstaten. Deze hoge vertegenwoordiger zal worden bijgestaan door een Europese dienst voor extern optreden. De leden van de fractie van de ChristenUnie denken dat deze dienst zich kan ontwikkelen tot een omvangrijke dienst omdat de kaders niet geheel duidelijk lijken te zijn. Deelt de regering deze analyse? Op wat voor termijn zal de EDEO worden opgezet, en wat zal de Nederlandse visie op de inrichting, naast de wens voor een substantieel aantal ambtenaren uit de lidstaten?

In het Verdrag van Lissabon krijgt het Europees defensieagentschap een verdragsrechtelijke basis. Kan het kabinet nader ingaan op tot nu toe bereikte resultaten van dit agentschap, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie?

Het Europees Parlement krijgt door het Verdrag van Lissabon meer bevoegdheden over handelspolitiek. De leden van de fractie van de ChristenUnie horen graag wanneer het Europees Parlement goedkeuring moet verlenen dan wel moet worden geraadpleegd voor de onderhandelingen en sluiting van handelsakkoorden. Wat bepaalt wanneer welke procedure wordt gevolgd, zo vragen deze leden?

Met het Verdrag van Lissabon zal de samenwerking met de ACS-landen niet langer van artikel 188E zijn uitgezonderd. Daarmee vormt het artikel geen belemmering meer voor eventuele integratie van het Europees Ontwikkelingsfonds in de reguliere begroting. Kan het kabinet nadere informatie geven over de praktische gevolgen hiervan? Wat zijn de voor- en nadelen van integratie van het Europees Ontwikkelingsfonds in de reguliere begroting, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie?

De uitbreidingscriteria hebben voor het eerst een eigen basis in het Verdrag. De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn hier voorstander van. Echter, de criteria zelf staan niet in het Verdrag van Lissabon, maar er wordt gesteld dat rekening wordt gehouden met de door de Raad opgestelde criteria. Hoe bindend is dit ‘rekening houden met', zo vragen deze leden? Zij zijn van mening dat in een grote en diverse Unie het strak hanteren van de toetredingscriteria noodzakelijk is. Is dat met deze formulering mogelijk?

Het Verdrag van Lissabon versterkt ook de rol van nationale parlementen, zo stelt het kabinet. De leden van de fractie van de ChristenUnie delen deze mening. Maar waarom is de uitwerking van de versterkte rol van de nationale parlementen niet in het Verdrag zelf geregeld maar middels een protocol, zo vragen deze leden?

Transparantie is van groot belang voor een goed functioneren van de Unie en betrokkenheid van burgers op het Europese besluitvormingsproces. Het verdrag van Lissabon komt hieraan op een aantal punten tegemoet, door openbaarheid van vergaderingen en documenten. Kan de regering aangeven of alle beraadslagingen en stemmingen over wetsontwerpen openbaar zullen zijn of dat het alleen om wetgeving onder de medebeslissingsprocedure gaat, zo vragen deze leden?

Deelt de regering daarnaast de mening van de leden van de fractie van de ChristenUnie dat het grote aantal protocollen, verklaringen en uitzonderingsposities de transparantie niet ten goede komt? Is de regering met deze leden van mening dat het de transparantie en duidelijkheid ten goede was gekomen als bepalingen ten aanzien van de rol van nationale parlementen, voor Nederland een belangrijk punt, in het Verdrag zelf waren opgenomen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie waarderen het dat expliciet is opgenomen dat er een open en regelmatige dialoog met kerken en levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties zal worden gevoerd. Hoe krijgt dat vorm, zo vragen deze leden?

Via een omweg is het Handvest van de grondrechten opgenomen in het Verdrag van Lissabon. Wat de leden van de fractie van de ChristenUnie betreft was dat niet nodig geweest. Kan de regering aangegeven wat bovendien de meerwaarde is van een verwijzing naar het Handvest, als het ‘geenszins een verruiming van de bevoegdheden van de Unie' kan inhouden? Deze leden horen wel graag van het kabinet of de het voorkomen van een verruiming van bevoegdheden goed is afgedekt? Uit de bepaling blijkt dat het Handvest geen rol speelt bij het nationale optreden van lidstaten, voorzover dat geen relatie heeft met het recht van de Unie. Is het helemaal duidelijk wanneer er wel of geen relatie is met het recht van de Unie, zo vragen deze leden? Het lijkt deze leden wel van belang, omdat het anders een terrein kan zijn  waar de Unie sluipenderwijs extra bevoegdheden naar zich toe kan trekken. Wat is de mening van het kabinet hierover? Ten slotte: kan het Europese Hof van Justitie door de opgenomen verwijzing naar het Handvest zich uitspreken over grondrechten, zo vragen deze leden?

In het Verdrag van Lissabon is voorzien in toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Op wat voor termijn denkt de regering dat toetreding een feit zal zijn, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie? Zal toetreding van de EU niet leiden tot toenemende werkdruk bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens? Aan welke mogelijkheden om de werkdruk te beperken denkt de regering?

Afsluitend nog enkele opmerkingen. Op wat voor manier komt het Verdrag van Lissabon tegemoet aan bezwaren tegen ‘Straatsburg' als zetel voor het Europees Parlement naast Brussel,  en biedt het mogelijkheden om de bestaande situatie te veranderen, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen het kabinet op korte termijn te komen met een publieksversie van het Verdrag van Lissabon. Op wat voor termijn denkt het kabinet hiermee te kunnen komen?

De Raad van State beveelt het kabinet aan om met een toekomstvisie te komen. Deze aanbeveling sluit aan bij eerdere pleidooien van de leden van de fractie van de ChristenUnie om met een dergelijke visie te komen. Deze leden kunnen er begrip voor opbrengen dat deze visie niet bij dit wetsvoorstel is ontvouwd, maar vragen het kabinet wel op korte termijn te beginnen met de ontwikkeling hiervan. Immers, zoals de Raad van State ook zegt, wil het kabinet een rol in de Europese discussie over de toekomstvisie van de EU kunnen spelen, dan is het noodzakelijk op korte termijn zelf een visie te hebben. Hoe gaat het kabinet hiermee om?

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Reacties op 'Inbreng over de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2008 > april