Leg de plichten van de burger vast in een Handvest

woensdag 12 januari 2005 17:22

Dit artikel is verschenen in twee versies. De korte versie is gepubliceerd in het NRC Handelsblad. De lange versie bevat in aanvulling daarop o.a. het voorstel om een staatscommissie in te stellen om te komen tot een Handvest voor burgerplichten. Het langere artikel volgt direct onder het artikel zoals het is gepubliceerd in het NRC Handelsblad.



Bron: NRC Handelsblad

Volgende week houdt de Tweede Kamer een debat over normen en waarden. Het beste perspectief daarbij is dat van een dienstbare samenleving, menen André Rouvoet en Egbert Schuurman
.

 

Op de drempel van het nieuwe jaar liet minister-president Balkenende weten dat hij optimistisch is over de huidige situatie in de Nederlandse samenleving. Weliswaar had de moord op Theo van Gogh een schok teweeg gebracht, maar inmiddels hebben we volgens hem weer vaste grond onder de voeten. Van een 'veenbrand' of 'crisis' zou geen sprake zijn.

De vraag is of dit niet een te rooskleurig beeld is. Natuurlijk, we moeten elkaar geen crisis aanpraten, maar er is wel het nodige loos in de samenleving. Wie zijn oor te luisteren legt, bespeurt onbehagen, onvrede en verwarring. Die focust zich op een aantal thema's: ongenoegen met verschillende aspecten van de multi-etnische samenleving, huiver voor de
islam en irritatie over de tekortschietende aanpak van criminaliteit en overlast. Het algemene gevoel van onveiligheid wordt ook gestimuleerd door de ervaring van velen in een samenleving van 'ieder voor zich' te leven.

Het besef dat 'iets' moet gebeuren groeit gelukkig. Het kabinet probeert de handschoen op te pakken, via een speerpuntenbeleid gericht op veiligheid, onderwijs en zorg, betere publieke dienstverlening en meer eigen
verantwoordelijkheden voor burgers en bedrijven. Daarnaast tracht het kabinet 'het gebinte van de samenleving' te versterken via het waarden-en-normendebat.

Het is wel de vraag of het kabinet met de nadruk op het nemen van eigen verantwoordelijkheden op terreinen als sociale zekerheid en zorg de spankracht van de samenleving niet overschat.

De vraag is ook hoe verder te gaan met het normen-en waardendebat. We mogen niet blijven steken in algemene verwijzingen naar de joods-christelijke en/of humanistische wortels van de Nederlandse samenleving of vrijblijvende verwijzingen naar 'goed burgerschap'. De politiek is gehouden tot concrete maatregelen te komen, om daarmee de samenleving te dienen. Maar tegenover een dienstbare overheid dient een dienstbare samenleving te staan.

Veel meer dan in het veel gebezigde begrip 'verantwoordelijkheid van de burger', dat in de praktijk gemakkelijk wordt vertaald in zelfredzaamheid, ligt in 'dienstbaarheid' besloten dat verantwoordelijkheid ook inhoudt het dragen van verantwoordelijkheid voor elkaar.

Sceptici zouden kunnen denken: burgerplichten, dienstbaarheid, is dat allemaal niet buiten de orde in een op individuele vrijheden en individuele rechten geënte samenleving? Driewerf neen. Zoals de Franse oud-president Giscard d'Estaing stelde tijdens een begin september in de Ridderzaal gehouden debat over Europese waarden: het begrip 'waarden' is niet hetzelfde als (mensen-)rechten. 'Waarden' omvat ook plichten en verantwoordelijkheden. Deze notie keert ook terug in de Universele verklaring van de rechten van de mens. Een ieder heeft plichten jegens de gemeenschap ,,zonder welke de vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is'', aldus de preambule. Het VN-verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten spreekt wat betreft de nakoming van de in het verdrag genoemde rechten en vrijheden niet alleen staten aan, maar ook de individuele mens, ,,uit hoofde van de plichten die hij heeft tegenover anderen en tegenover de gemeenschap waartoe hij behoort.''

In vergelijking daarmee is de Nederlandse Grondwet tamelijk armoedig. Als (burger)plichten worden slechts de dienstplicht en de belastingplicht expliciet genoemd. Het besef dat voor de verwerkelijking van burgerrechten en burgerlijke vrijheden in de samenleving ook inspanningen van de burger zelf nodig zijn, staat niet in de Grondwet zelf, maar slechts in daarop gestoelde 'gewone' wetten zoals de Algemene wet gelijke behandeling, waarin een uitwerking is gegeven aan de zogeheten horizontale werking van grondrechten. Maar zelfs in dergelijke wetten overheerst de 'recht op'-benadering en niet de 'plicht tot'-benadering. Het is tekenend dat zelfs diep gevoelde burger- of maatschappelijke plichten als de plicht van ouders om kinderen onderwijs te laten volgen, of de onderhoudsplicht van ouders jegens hun kinderen, geen grondwettelijke basis kennen maar verankerd zijn in 'gewone' wetten zoals de Leerplichtwet of het Burgerlijk Wetboek.

Het moge duidelijk zijn: de Nederlandse rechtsorde ontbeert een politieke vertaling van het waarden-en-normendebat in concrete plichten. Daarom is een 'Handvest van burgerplichten' meer dan gewenst. Bij de opstelling daarvan zou kunnen blijken dat veel van de maatschappelijke plichten de keerzijde zijn van de thans in de Grondwet genoemde burgerrechten en vrijheidsrechten.

Bijvoorbeeld: de keerzijde van de vrijheid van meningsuiting (artikel 7) zou de maatschappelijke plicht kunnen zijn om verantwoorde wijze gebruik te maken van dit vrijheidsrecht en dit recht niet te misbruiken door anderen te beledigen. De keerzijde van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10) zou de maatschappelijke plicht kunnen zijn om zich in het maatschappelijk verkeer jegens een ieder respectvol te gedragen en niemand hinderlijk lastig te vallen. En de vrijheid van stichting en inrichting van eigen scholen (artikel 23) zou als keerzijde kunnen hebben de maatschappelijke plicht om bij te dragen aan gezonde verhoudingen en maatschappelijke doelen als integratie en participatie.

Ook sociale grondrechten kunnen worden gekoppeld aan een maatschappelijke plicht. Zo kan het recht op bestaanszekerheid (artikel 20) gepaard gaan met de plicht tot een verantwoord gebruik van collectieve voorzieningen. De zorg van de overheid voor het milieu (artikel 21) kan gekoppeld worden aan de maatschappelijke plicht om de publieke ruimte schoon en gezond te houden.

De politiek is gehouden tot adequaat en beslist optreden om de maatschappelijke onvrede en verwarring in onze samenleving weg te nemen. Dat vereist vertrouwenwekkend beleid en concrete maatregelen. Versterking van het besef dat burgerrechten met burgerplichten samengaan, kan daaraan een goede bijdrage leveren.

Mr. André Rouvoet en prof.dr.ir. Egbert Schuurman zijn respectievelijk fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede en Eerste Kamer. 



Hieronder volgt de lange versie van bovenstaand artikel

Op de drempel van het nieuwe jaar liet minister-president Balkenende weten dat hij optimistisch is over de huidige situatie in de Nederlandse samenleving. Weliswaar had de moord op Theo van Gogh een schok teweeg gebracht, maar inmiddels hebben we volgens hem weer vaste grond onder de voeten. Van een ‘veenbrand’ of ‘crisis’ zou geen sprake zijn.
De vraag is of dit niet een te rooskleurig beeld is. Natuurlijk, we moeten elkaar geen crisis aanpraten, maar er is volgens ons toch wel het nodige loos in onze samenleving. Wie zijn oor te luisteren legt, bespeurt onbehagen, onvrede en verwarring. Het is nog niet zo lang geleden dat ook de minister-president bezorgd sprak van ‘een morele crisis’. Die is niet zomaar in een paar maanden bezworen.
 
Die morele crisis dateert overigens niet van 2 november. Eigenlijk kunnen we stellen dat dat onbehagen, die onvrede en de verwarring sinds de revolutie van Pim Fortuyn voelbaar zijn. Het feit dat de nieuwe protestbeweging rond ex-VVD’er Geert Wilders in de peilingen zomaar op 20 en zelfs meer zetels kwam, is daar een illustratie van.
De kennelijk nog altijd grote ontevredenheid in de samenleving focust zich op een aantal thema’s: ongenoegen met verschillende aspecten van de multi-etnische samenleving, huiver voor de islam en irritatie over de tekortschietende aanpak van criminaliteit en overlast. Het algemene gevoel van onveiligheid wordt daarnaast nog eens gestimuleerd door de ervaring van velen in een samenleving van ieder voor zich te leven; veel van de verbindende kaders die buurten, families of religieuze gemeenschappen vanouds bijeen hielden, zijn weggevallen of in betekenis afgenomen. Het vertrouwen in het vermogen van de overheid om aan die ontevredenheid tegemoet te komen is gering.
 
Het besef dat er ‘iets’ moet gebeuren in Nederland groeit gelukkig. Het kabinet probeert de handschoen op te pakken, via een speerpuntenbeleid gericht op veiligheid, onderwijs en zorg, betere publieke dienstverlening en meer eigen verantwoordelijkheden voor burgers en bedrijven. Daarnaast tracht het kabinet ‘het gebinte van de samenleving’ te versterken via het waarden-en-normendebat.
 
Je kunt je afvragen of het kabinet in het bijzonder met die nadruk op het nemen van eigen verantwoordelijkheden op terreinen als sociale zekerheid en zorg de spankracht van de samenleving niet overschat. Is een individualistische samenleving als de onze wel voldoende toegerust om op die fronten eigen verantwoordelijkheid aan te kunnen?
Anderzijds verdient het kabinet, en in het bijzonder premier Balkenende, lof voor de pogingen het waarden-en-normendebat van de grond te tillen en zelfs op de Europese agenda te zetten. De zoektocht naar gemeenschappelijk beleefde waarden en normen vergt immers een permanent onderling gesprek daarover. In het afsluitende debat op fractievoorzittersniveau over het rapport van de commissie-Blok inzake het integratiebeleid is op het belang van een gezamenlijk gedragen waarden- en normenkader door vele fracties nog eens vanuit een andere invalshoek gewezen. Het besef is gegroeid dat cultuurrelativisme geen antwoord kan zijn op de multiculturele samenleving. Innerlijke verbondenheid aan de Nederlandse rechtsorde en aan essentiële waarden, door allochtonen en autochtonen, is essentieel voor het bewaren van de vrede in het land, om een samen-leving mogelijk te maken en te houden.
 
Inmiddels is het tijd om een stap verder te zetten. De vraag wat we aanmoeten met het waarden-en-normendebat verdient namelijk een concreet antwoord, waarbij we niet mogen blijven steken in algemene verwijzingen naar de joods-christelijke en/of humanistische wortels van onze samenleving of vrijblijvende verwijzingen naar ‘goed burgerschap’. De politiek is gehouden tot concrete maatregelen te komen, om daarmee de samenleving te dienen. Maar ook van de samenleving mag het een en ander worden gevraagd. Tegenover een dienstbare overheid staat een dienstbare samenleving.
Veel meer dan in het veel gebezigde begrip ‘verantwoordelijkheid van de burger’, dat in de praktijk gemakkelijk uitwerkt als zelfredzaamheid, ligt in ‘dienstbaarheid’ besloten dat verantwoordelijkheid ook inhoudt het dragen van verantwoordelijkheid voor elkaar.
 
Hoe krijgt die ‘dienstbare samenleving’ nu vorm? We keren daartoe nog even terug naar het eerder genoemde debat over het integratiebeleid. Daarbij werd door de D66-fractie een motie ingediend met als strekking dat elke nieuwkomer een ‘handvest van burgerrechten’ uitgereikt zou moeten krijgen, met daarin de belangrijkste normen, waarden en grondrechten. Wij gaan daar in mee, maar vinden deze suggestie tegelijkertijd te beperkt. De nadruk op de grondrechten van burgers in de samenleving ontneemt namelijk gemakkelijk het zicht op het belangrijke aspect van de plichten van de burger jegens, de dienstbaarheid aan de samenleving waarvan hij deel uitmaakt. Niet voor niets speelde in hetzelfde debat de inburgeringsplicht een grote rol, daaronder begrepen een besef van wat eigenlijk verwacht wordt van een nieuwkomer in onze samenleving. Als de taak van de politiek om het waarden-en-normendebat in de samenleving concreet te maken ergens ligt, dan is het wel in het helder articuleren van die – vaak haast vanzelfsprekende – plichten, waarmee de burger zich jegens de samenleving dienstbaar kan maken. Op basis van innerlijk plichtsbesef, maar misschien ook wel op basis van het minder verheven principe van ‘do ut des’.
 
Burgerplichten… Dienstbaarheid… Is dat allemaal niet buiten de orde in een op individuele vrijheden en individuele rechten geënte samenleving? Toch niet. Zoals de Franse oud-president Giscard d’Estaing stelde tijdens een begin september in de Ridderzaal gehouden debat over Europese waarden: het begrip ‘waarden’ is niet hetzelfde als (mensen-)rechten. ‘Waarden’ omvat ook plichten en verantwoordelijkheden. Deze notie keert eveneens terug in de Universele verklaring van de rechten van de mens. Een ieder heeft plichten jegens de gemeenschap “zonder welke de vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is”, aldus de preambule.Het VN-verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten spreekt wat betreft de nakoming van de in het verdrag genoemde rechten en vrijheden niet alleen staten aan, maar ook de individuele mens, “uit hoofde van de plichten die hij heeft tegenover anderen en tegenover de gemeenschap waartoe hij behoort.”
In vergelijking daarmee is de Nederlandse Grondwet tamelijk armoedig. Als (burger)plichten worden slechts de dienstplicht en de belastingplicht expliciet genoemd. Het besef dat voor de verwerkelijking van burgerrechten en burgerlijke vrijheden in de samenleving ook inspanningen van de burger zelf nodig zijn, vind je niet in de Grondwet zelf, maar slechts in daarop gestoelde ‘gewone’ wetten als de Algemene wet gelijke behandeling, waarin een uitwerking is gegeven aan de zogeheten horizontale werking van grondrechten. Maar zelfs in dergelijke wetten overheerst de ‘recht op’-benadering en niet de ‘plicht tot’-benadering. Het is misschien ook wel tekenend dat zelfs diep gevoelde burger- of maatschappelijke plichten als de plicht van ouders om kinderen onderwijs te laten volgen, of de onderhoudsplicht van ouders jegens hun kinderen, geen grondwettelijke basis kennen. Zij zijn slechts verankerd in ‘gewone’ wetten als de Leerplichtwet of het Burgerlijk Wetboek.
 
Met andere woorden: onze rechtsorde ontbeert een politieke vertaling van het waarden-en-normendebat in concrete plichten. Wij pleiten daarom voor het totstandbrengen van een Handvest van burgerplichten. Bij de opstelling daarvan zou wel eens kunnen blijken dat veel van die maatschappelijke plichten de keerzijde zijn van de thans in de Grondwet genoemde burgerrechten en vrijheidsrechten.
Bijvoorbeeld: de keerzijde van de vrijheid van meningsuiting (artikel 7) zou de maatschappelijke plicht kunnen zijn om verantwoorde wijze gebruik te maken van dit vrijheidsrecht en dit recht niet te misbruiken door anderen te beledigen. De keerzijde van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10) zou de maatschappelijke plicht kunnen zijn om zich in het maatschappelijk verkeer jegens een ieder respectvol te gedragen en niemand hinderlijk lastig te vallen. En de vrijheid van stichting en inrichting van eigen scholen (artikel 23) zou als keerzijde kunnen hebben de maatschappelijke plicht om bij te dragen aan gezonde verhoudingen en maatschappelijke doelen als integratie en participatie.
Ook sociale grondrechten kunnen worden gekoppeld aan een maatschappelijke plicht. Zo kan het recht op bestaanszekerheid (artikel 20) gepaard gaan met de plicht tot een verantwoord gebruik van collectieve voorzieningen. De zorg van de overheid voor het milieu (artikel 21) kan gekoppeld worden aan de maatschappelijke plicht om de publieke ruimte schoon en gezond te houden.
Maar ook andere, niet direct aan grondrechten gerelateerde maatschappelijke plichten zijn denkbaar, zoals de plicht om in het maatschappelijk verkeer de Nederlandse taal te bezigen, de plicht tot sociaal gedrag ( op basis van de zogenaamde kleine deugden) of de plicht nagekomen beloften in te lossen (afspraak is afspraak). 
 
Als route om tot een dergelijk Handvest van burgerplichten te komen, stellen we ons een breed samengestelde staatscommissie voor ogen, waarin vertegenwoordigers van de verschillende levensovertuigingen nagaan in hoeverre ze samen burgerplichten kunnen accepteren, zonder tekort te doen aan eigen waarden en normen. De commissie zou als taak moeten krijgen om op grond van gedaan onderzoek met concrete voorstellen richting de politiek te komen, die daarover vervolgens beslist.
 
De politiek is gehouden tot adequaat en beslist optreden om de maatschappelijke onvrede en verwarring in onze samenleving weg te nemen. Dat vereist vertrouwenwekkend beleid en concrete maatregelen. Versterking van het besef dat burgerrechten met burgerplichten samengaan, kan daaraan een goede bijdrage leveren. Daarmee krijgt het waarden-en-normendebat een concrete en herkenbare politieke vertaling. En de dienstbare overheid krijgt haar onmisbare tegenhanger in een dienstbare samenleving.
 
André Rouvoet
Egbert Schuurman
 
De auteurs zijn resp. fractievoorzitter van de ChristenUnie in Tweede en Eerste Kamer
 
Labels
Opinie
Overheid

« Terug

Reacties op 'Leg de plichten van de burger vast in een Handvest'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2005 > januari