De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik sta hier, namens de fractie van de ChristenUnie, met enige terughoudendheid. In de afgelopen weken, maar vooral in de afgelopen dagen is er in de media veel geschreven en gesproken over minister Veerman en sommige leden van de vaste Kamercommissie LNV. De toon was daarbij vaak scherp en er werden soms grote woorden gebruikt, woorden die de integriteit van mensen raakten, in het bijzonder die van minister Veerman. Vooral bij zijn handelen als minister in relatie tot zijn achtergrond als boer werden vraagtekens gezet.
Als de integriteit van mensen in het geding is, past het om uiterste zorgvuldigheid in acht te nemen. Dat is een goed bijbels principe. Aan de andere kant mogen wij, en ook dat is een goed bijbels principe, zaken die niet goed zijn of waren, niet onbesproken laten. Integriteit is gebaat bij maximale transparantie. Dat was in december 2002 reden voor de minister-president om met nieuwe, aangescherpte richtlijnen te komen voor het toetsen van kandidaatbewindslieden. Bij bewindslieden als dienaren van de Kroon luistert het immers heel erg nauw. Integriteit raakt echter ook aan het functioneren van en de beeldvorming over de politiek. Wij zien dat nu ook gebeuren.
De fractie van de ChristenUnie heeft nooit getwijfeld aan het functioneren of de integriteit van minister Veerman. Ondanks het feit dat wij soms inhoudelijk tegenover hem ston-den – recent nog in de discussie over de visserij en de olieprijzen – is er bij mijn fractie veel waardering voor zijn functioneren. Zijn grote kennis van het aan hem toevertrouwde beleids-terrein, gekoppeld aan een groot inlevingsvermogen, dat een gevolg is van zijn afkomst en arbeidzame verleden, vormen een prima combinatie voor het vervullen van het ministerschap.
Wij hebben hem in de afgelopen jaren leren kennen als een integere minister die het ook aandurfde om met een harde boodschap naar de sector toe te gaan. Denk maar aan de discussies over het mestbeleid. Ik wil dit namens mijn fractie gezegd hebben, maar er is meer te zeggen, want ook deze minister is gebonden aan de afspraken over het op afstand zetten van de zeggenschap over bezit en het afstand doen, dan wel het aanmelden van nevenfuncties. De Kamer was op de hoogte van de situatie van minister Veerman en de regelingen die hij net voor zijn aantreden als minister heeft getroffen. Een en ander was destijds geen reden voor de Kamer om aan de bel te trekken. Daar was ook geen reden voor, want het was goed geregeld. Bovendien was er alle vertrouwen dat het allemaal goed zou gaan.
Nu blijkt dat zaken op papier goed waren geregeld, maar dat in de uitvoering fouten zijn gemaakt. Sommigen spreken over slordigheden of foutjes. Mijn fractie ziet geen reden voor dit soort verkleinwoordjes: als afspraken niet worden nagekomen, zijn er fouten gemaakt. Dat moeten wij niet minimaliseren. Wij betreuren het dat deze fouten zijn gemaakt.
De kern van dit debat is dat wij uiteindelijk zullen moeten afwegen of de gemaakte fouten ook invloed hebben gehad op het functioneren van minister Veerman als minister. Voordat mijn fractie daarover een definitief oordeel zal vellen, wil zij deze vraag uitvoerig beantwoord hebben door de minister-president en minister Veerman zelf. Het is goed dat zij daarover al het een en ander in de aanloop van dit debat hebben gezegd in de media. Dat is ook onvermijdelijk. Maar uiteindelijk wordt er hier, in deze Kamer, verantwoording afgelegd. Wij verwachten dat dit straks ook zal gebeuren.
Van de minister-president zouden wij graag willen horen of naar zijn oordeel de regeling rond het aantrekken van bewindspersonen die – terecht – op zijn initiatief is aange-scherpt, naar behoren heeft gefunctioneerd. Ik vraag hem dat in het licht van de situatie waar-over wij nu spreken, maar uiteraard ook op basis van de lijst met nevenfuncties die wij heb-ben ontvangen. In de brief van december 2002 zijn de regels zeer gedetailleerd weergegeven en naar nu blijkt zijn er zaken gebeurd die de minister-president zelf niet wist. Dat is erg jam-mer. In de regeling staat dat de ministerpresident daarover persoonlijk met de kandidaat-ministers spreekt. De vraag is of dat ook is gebeurd. Ook achter de naam van minister Pechtold, die nog maar net is aangetreden, zie ik namelijk een lijstje met nevenactiviteiten staan. Ik vraag de minister-president om dat te verhelderen. Mijnheer Van der Ham, ik denk dat het droomhuis van minister Pechtold over bestuurlijke vernieuwing gaat. Mijn slotvraag is zeer serieus. Mogen wij ervan uitgaan dat er geen andere feiten, naast de nu bij de Kamer bekende feiten, aanwezig zijn die voor ons van belang zijn om straks in tweede termijn ons eindoordeel te kunnen geven?
Mevrouw Kalsbeek (PvdA): Ik kan mij voorstellen dat u die vraag stelt en tegelijker-tijd kan ik mij voorstellen dat het zelfs voor minister Veerman of de minister-president moei-lijk is om die vraag te beantwoorden. Zou het niet goed zijn om die zaak voor eens en altijd uit te laten zoeken door mensen die daartoe geëquipeerd zijn?
De heer Slob (ChristenUnie): Ik wil alles in de juiste volgorde aan de orde stellen. De vraag die ik heb gesteld, hoort in de eerste plaats thuis bij de twee heren in vak-K: minister Veerman en de ministerpresident. Ik wacht hun antwoord af. Uw vraag over vervolgonder-zoek vind ik op dit moment nog prematuur.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA): Mag ik uw antwoord zo interpreteren dat het wellicht verstandig is om onderzoek te laten uitvoeren als minister Veerman niet de garantie kan geven dat er geen nieuwe feiten naar voren komen?
De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb geen enkele behoefte om daarover op dit moment uitspraken te doen.
Reacties op 'Bijdrage debat Zakelijke belangen minister Veerman'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.