Bijdrage Esmé Wiegman aan wetgevingsoverleg Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

maandag 20 juni 2011 00:00

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft op 20 juni 2011overleg gevoerd met staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu over de Deltawet.

Aan de orde is de behandeling van:

-          het wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet en de Wet Infrastructuurfonds in verband met de bescherming tegen overstromingen en de zorg voor de zoetwatervoorziening in relatie tot verwachte klimaatveranderingen (Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening) (32304).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink(ChristenUnie): Voorzitter. Ik vind het wel heel erg jammer dat de behandelingvan de Deltawet verplaatst is naar dit tijdstip, maar ik weet ook dat er geen andere mogelijkheden waren. Dit is een wet waarnaar mijn fractie met grote interesse heeft uitgekeken en aan de komst waarvan zij van harte heeft bijgedragen.Ik was er graag tijdens de hele behandeling bij geweest.

            De watersnoodramp van 1953 staat in ons aller geheugen gegrift. In het zuidwesten van ons land is die ramp voor velen een nog belangrijker ankerpunt in hun bestaan dan bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog. De vraag of je van voor of na de ramp bent, is daar een illustratie van. Het komt erop aan niet meer pas in actie te komen na een ramp, maar te vermijden dat er ooit nog zoiets ergs gebeurt. Dat was het idee toen de Deltacommissie werd ingesteld. Een overstroming kunnen we ons eigenlijk niet permitteren, niet vanuit het perspectief van mensenlevens, maar ook economisch niet. Met de Deltawet wordt de aanbevelingvan de Deltacommissieom de bepleite aanpak juridisch te verankeren, opgevolgd. De bescherming van ons land is van zo'n fundamenteel belang dat dit alleen al een gegronde reden is om de aanpak juridisch te verankeren. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie positief staat tegenover dit wetsvoorstel en de verankering van het Deltaprogramma, de Deltacommissaris en een Deltafonds.

            Waterveiligheid is niet gebaat bij kortetermijnpolitiek, maar vraagt -- zoals het advies van Veerman benadrukte -- een blik ver vooruit. Daarbij hoort een stabiele langjarige aanpak en daarom is het goed dat een Deltaprogramma in het leven is geroepen. Dit geeft de ruimte om stapsgewijs te investeren in waterveiligheid en zoetwatervoorziening. In het Deltaprogramma heet dit "adaptief Deltamanagement". Een stabiele langjarige aanpak levert de mogelijkheid om verstandig met de al te beperkte financiële middelen om te gaan. De kans op overinvesteringen wordt hiermee voorkomen, omdat bij een stapsgewijze aanpak niet in een keer een forse maatregel hoeft te worden genomen. Deze nuchtere aanpakvan de Deltacommissarismoet ook mijn collega De Mos aanspreken.

            Het Deltaprogramma moet de bescherming van ons land tegen het water ook overzichtelijker maken. Nu hebben we nog tal van uitvoeringsprogramma's en projecten. Wat betreft de ChristenUnie moet er na afronding van deze projecten sprake zijn van een groot nationaal uitvoeringsprogramma, te weten het Deltaprogramma. Ik kan me voorstellen dat het Hoogwaterbeschermingsprogramma, gelet op de verantwoordelijkheidsverdeling, een zekere eigenstandige plaats zal behouden. De hoofdregel is wat mij betreft een nationaal Deltaprogramma voor alle waterveiligheid en zoetwatervoorziening van nationaal belang. Ziet de staatssecretaris dit ook zo?

            Met het Deltafonds komt er niet pas geld voor noodzakelijke maatregelen vele jaren nadat dijken zijn afgekeurd, maar komt er net als bij mobiliteit een continue geldstroom beschikbaar die werkende weg kan worden belegd met noodzakelijke maatregelen. Deze eigenstandige geldstroom voor de waterveiligheid en zoetwatervoorziening hoeft niet te concurreren met andere, ook legitieme belangen zoals wegen en spoor. Dat is een vooruitgang ten opzichtevan de huidigesituatie.

            Het oprichten van een Deltafonds is een stap, maar dit fonds voldoende vullen is natuurlijk iets anders. Ik herhaal het betoog van mijn fractiegenootArie Slobbij de begrotingsbehandeling vorig jaar om het Deltafonds zodanig te vullen dat de grote waterveiligheidsopgave adequaat kan worden aangepakt. Ik neem aan dat de afspraken in het aanvullend beleidsakkoord over de tenminste 1 mld. voor het Deltaprogramma het uitgangspunt blijven vormen en dat additionele uitgaven aan zaken zoals beheer en onderhoud ook additioneel worden gefinancierd. Graag krijg ik hiervan een bevestigingvan de staatssecretaris.

            Ik zag zojuist het amendement van collega Lucas binnenkomen. Daarin spreekt mij aan dat de uitvoeringvan de waterkwaliteitstakenniet uit het Deltafonds komt. Het grote voordeel is dat het Deltafonds en het Deltaprogramma een-op-een worden gekoppeld en primair gericht zijn op de veiligheid van ons land en de zoetwatervoorziening. Daarom vind ik het onderdeelvan de nota vanwijziging, waardoor waterkwaliteit voortaan ongeclausuleerd uit het Deltafonds zou moeten worden bekostigd, een stap terug. Geen misverstand, mijn fractie is doordrongenvan de noodzaak vaneen integrale aanpak, maar die mag niet leiden tot concurrentie tussen middelen voor waterveiligheid en bijvoorbeeld natuurontwikkeling. Om te zorgen voor genoeg budget voor het Deltaprogramma zou je beheer en onderhoudvan de natteinfrastructuur uit het Deltafonds kunnen amenderen, zoals de Unie van Waterschappen bepleit. Anderzijds horen aanleg, beheer en onderhoud bij elkaar. Het benodigde budget daarvoor moet er dus wel bij worden gevoegd. Ik ben benieuwd hoe vanavond de discussie over dit punt verloopt, maar ik ben vooral ook benieuwd naar de reactievan de staatssecretarisop deze overwegingen.

Ik deel de meningvan de staatssecretarisdat bestrijding van wateroverlast een verantwoordelijkheid van gemeenten en waterschappen is. Toch ben ik niet helemaal overtuigd vanwege afwenteleffecten. Hoe voorkomen we suboptimale oplossingen doordat regio's maatregelen moeten nemen, terwijl de wateroverlast wordt veroorzaakt of versterkt door het hoofdwatersysteem? Ik krijg hierop graag een reactie.

In de wet zit een experimenteerbepaling om te komen tot een integrale bekostiging van projecten. Daarin is niet alleen aandacht voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening, maar ook voor ruimtelijke kwaliteit of natuur. Ik vind dit een prima voorstel, maar om dit mogelijk te maken moeten er structurele afspraken worden gemaakt over extra voeding van dit fonds uit andere hoofdstukkenvan de rijksbegrotingof uit de begroting van andere overheden. Dit is een goed voornemen, maar waar is dat geld? Juist op genoemde beleidsterreinen wordt bezuinigd. Ziet destaatssecretaris de komendejaren überhaupt experimentenvan de grondkomen of is dit nu al een dode letter in de wet, omdat er simpelweg geen geld is? Hoe zit het met al die projecten van provincies en waterschappen waarin zowel onderdelen voor waterveiligheid als voor ruimtelijke ordening, recreatie en natuur zitten? Hoe wil de staatssecretaris voor elkaar krijgen dat een waterveiligheidsproject door kan gaan, nu de financiering van het natuurdeel vaak ter discussie staat en allerlei ontwikkelingen lam legt? Ik krijg hierop graag een reactie.

Ik ben tevreden met hoe de staatssecretaris is ingegaan op het geven van ruimte aan de deltacommissaris, zodat hij behoorlijk onafhankelijk kan opereren, terwijl de bewindspersoon tegelijkertijd politiek verantwoordelijk blijft. Voor een belangrijk onderwerp als waterveiligheid is wat mijn fractie betreft van belang dat de deltacommissaris voor het Deltaprogramma onafhankelijk en met gezag kan opereren en adviseren.

Ik dank de staatssecretaris ook voor het feit dat in de nota van wijziging de suggestie van mijn fractie met betrekking tot artikel 3.6d.1 is overgenomen om ook de gemeente expliciet te noemen als betrokken bestuursorgaan waarmee de deltacommissaris regelmatig overleg voert.

Ik rond af. Het water geeft, maar als we ons niet goed voorbereiden, neemt het water ook. Daarom is het goed dat deze wet er komt. De ChristenUnie-fractie hoopt dat de in deze wet verankerde aanpak ertoe bijdraagt dat niet alleen wij, maar ook onze kinderen en kleinkinderen kunnen blijven zeggen: ikben van na deramp.

 

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Dat was een mooie afsluitingvan de ChristenUnie. Wat mij betreft, is dat het kader waarbinnen wij dit bespreken. Het Deltaprogramma, de Deltawet en de Deltaregie zijn in mijn ogen een prima ontwikkeling. Er zitten nog wel heel veel zaken omheen diede Kamer op grond van haar heel belangrijke toezicht- en budgetteringsrol samen met de staatssecretaris op scherp moet houden. De insteek van mijn fractie is positief, maar over een aantal zaken wissel ik graag nog van gedachten met de staatssecretaris.

Er is een apart begrotingsfonds Waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit voorgesteld. Aan de ene kant hebben wij juist in het MIRT, waar de R bij is gekomen, gezegd dat het sectorale karakter zo veel mogelijk moet worden ontschot, zodat het een intersectoraal karakter krijgt, en dat de gebiedgerichte benadering zo veel mogelijk moet worden benut. Op zichzelf gaat het Deltaprogramma wel uit van gebiedsgerichte aanpakken en deelprogramma's daarop, maar het is en blijft sectorale financiering.

Ik denk dat in die samenhang straks het succes, maar mogelijk ook de grote kans op missers zit, omdat wij nu te veel worden geleid door de korte termijn. Zeker op de korte termijn zal gezegd worden: er is maar zoveel geld en daar moeten wij het van doen. Ik verwijs in dit verband naar de Afsluitdijk. Dat kan leiden tot een gebrek aan mastervisie en visie in de breedte. Graag hoor ikvan de staatssecretarisiets meer over de manier waarop wijvan de programmatischeaanpak toch een succes kunnen maken. In de wetgevingsstukken wordt op de pagina’s 6, 7 en 19, heel breed uiteengezet hoe het op het vlakvan de planvormingzal werken tussen het Rijk en de regio. Het Rijk zal niet eerder iets uitvoeren dan nadat de gemeenten en de provincies daar de uitvoering van hun plannen bij hebben kunnen leggen, maar wie zorgt nu eigenlijk echt voor de prioritering? Als er gaten vallen, wie staat er dan bokje voor de tekorten en hoe houden wij de totale planvorming goed bij elkaar? Graag hoor ik daar iets meer over, want ik heb de angst dat wij te sectoraal insteken op het Deltaprogramma, waarbij wij een aantal zaken weer schotten in plaats van ontschotten.

Vervolgens een opmerking over de verhouding tussen waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit. Wij hebben al houwen en keren om via het Deltafonds de waterveiligheid en de grote kunstwerken te financieren. Te vaak merk ik, ook in alle stukken, dat de zoetwatervoorziening en de waterkwaliteit een beetje in de zijlijn terechtkomen. Ik hoor graagvan de staatssecretariswat meer visie op de wijze waarop wij ook de zoetwatervoorziening en de waterkwaliteit prioritair houden.

Wij hebben het rapportvan de commissie-Veermangekregen. Daarna is er een ronde door het land geweest, waaraan ik voor een deel heb deelgenomen. Eenvan de zakendie mij daarvan zijn bijgebleven, betreft de dijken langs het IJsselmeer. Veel mensen uit Workum, Hindeloopen en andere mooie stadjes hebben grote angst dat zij straks achter metershoge dijken zullen wonen. Volgens mij ligt dat idee er nog steeds. Hoe meer je de mensen spreekt, hoe meer je een vraagteken zet bij dat onderdeel van het Deltaprogramma. Misschien is dat ideevan de commissie-Veermantoch nog niet helemaal goed uitgewerkt. Dat zou best kunnen. Op zich is het Deltaprogramma geweldig, maar van sommige onderdelen zeggen ook dijkgraven dat men daar misschien eerst wat meer experimenteel mee aan de gang moet gaan en dat wij – op dit punt ben ik het eens met de heer De Mos -- niet overal metershoge dijken moeten neerleggen als er ook andere mogelijkheden zijn. Er zijn misschien ook mogelijkheden om in combinatie met de natuur dezelfde veiligheidsdoelen te bereiken, zonder dat er metershoge dijken gelegd hoeven te worden bij onze mooie stadjes rondom het IJsselmeer.

In de beantwoording staat dat er een onderzoek komt naar de wijze waarop particulier geld en private partners betrokken kunnen worden bij de financieringvan de zoetwaterreservoirs.Onze boeren behoren tot de grootste zoetwatergebruikers. Krijgen die in deze financieringsconstructie ook een plek? Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar? Welke concrete mogelijkheden ziet hij op dit punt?

Ten slotte een opmerking over de financieringvan de maatregelenvoor het hoofdwatersysteem. De Deltawet voorziet niet in de mogelijkheid van financiering van veiligheidsmaatregelen in het regionale watersysteem die ten gunste komen van het hoofdwatersysteem. Hetzelfde geldt voor de bekostiging van afwenteleffecten in het regionale watersysteem als gevolg van maatregelen in het hoofdwatersysteem. Het opnemen van deze mogelijkheid betekent dat efficiënter met middelen kan worden omgegaan en dat gekeken wordt welke maatregelen het meeste effect hebben. Kan de staatssecretaris iets doen met deze efficiënte wisselwerking en is hij bereid om de wet op dit punt aan te passen? Ik denk dat wij daar in de toekomst voordeel van kunnen hebben, juist vanuit de wisselwerking tussen rijksfinanciering en waterschapsfinanciering.

zie voor meer informatie www.tweedekamer.nl

 

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2011 > juni