Echtscheiding moet zorgvuldiger

ChristenUnie Vrienden vd Fractie dag 090woensdag 21 maart 2007 14:50

In het debat over ouderschap en scheiding stelde Kamerlid Ed Anker een aantal belangrijke thema's aan de orde omtrent echtscheiding. Zo moet de flitsscheiding worden afgeschaft en moet er meer aandacht komen voor kinderen van gescheiden ouders. De vragen die de partij hierover stelde, liggen ter beantwoording bij André Rouvoet. De minister van Jeugd en Gezin zal in dit debat zijn eerste optreden als minister hebben in de Tweede Kamer.

De hele bijdrage aan het debat:


• In het opinieblad CV/Koers staat deze maand een artikel onder de treffende kop “Echtscheiding trekt de samenleving uit elkaar”. In dit artikel wordt ingegaan op het toegenomen aantal echtscheidingen, op de gevolgen voor onze samenleving en vooral ook op de desastreuze gevolgen die dit heeft op kinderen. Scheiding kan ernstige gevolgen hebben voor het zelfbeeld van een kind en het vermogen om relaties met anderen op te kunnen bouwen. Vaak is echtscheiding een traumatische ervaring voor een kind.

• Onze fractie heeft blijvende zorgen over het grote aantal echtscheidingen. We zien de problemen tussen mensen die ontstaan na een scheiding en maken ons zorgen over de gevolgen voor de betrokken kinderen. Desondanks is mijn fractie blij met de hoofdlijn van het voorliggende wetsvoorstel. Zoals wij eerder hebben aangegeven is het huwelijk in onze opvatting veel meer dan zomaar een contract en is echtscheiding dus ook veel meer dan het simpelweg beëindigen van zo’n contract. Zowel het aangaan, als het beëindigen van een huwelijk heeft allereerst persoonlijke, maar ook zeker juridische en maatschappelijke gevolgen. Daarom is de overheid betrokken en daarom dient zij mede verantwoordelijkheid te dragen, vooral om de zwakkere partij te beschermen. Dit geldt temeer wanneer uit een verbintenis kinderen zijn geboren, want zij zijn bijna per definitie zo’n zwakkere partij.

• Mijn fractie steunt het uitgangspunt dat het gezamenlijk ouderschap doorloopt na echtscheiding en dat ouders d.m.v. het opstellen van een ouderschapsplan gedwongen worden concrete afspraken te maken over de invulling van hun verantwoordelijkheden.

• De sterkere benadrukking van de handhavingsmogelijkheden van bijvoorbeeld een omgangsregeling spreekt mijn fractie aan. Het komt te vaak voor dat één van de ouders stuit op pure onwil en frustratie bij de andere ouder en dat die laatste erin slaagt de omgangsregeling ongestraft te traineren of onmogelijk te maken. Het wetsvoorstel biedt geen goedkope antwoorden of oplossingen, maar geeft wel een signaal af waarvan mijn fractie hoopt dat het opgepakt wordt: de belangen van het kind moeten centraal staan en daarbij kan het best zo zijn dat een goede omgang met beide ouders zwaarwegender is dan de nadelen van bijvoorbeeld een dwangsom. Anderzijds is ook denkbaar dat het voor het kind beter is om tijdelijk geen omgang te hebben met een van de ouders of om bij niet-naleven van de omgangsregeling juist af te zien van dwangmiddelen. Het wetsvoorstel biedt die ruimte.

• Een andere hoofdlijn is het onmogelijk maken van de zogenoemde ‘flitsscheiding’. Bijna onnodig te benadrukken dat mijn fractie dit van harte steunt. Juist vanuit onze visie op het beschermen van de zwakkere partijen en een onafhankelijke toets op de gemaakte afspraken vinden wij het van het grootste belang dat de rechter eraan te pas komt. Ook de keuze in dit wetsvoorstel om geen aparte administratieve procedure voor echtscheidingen in het leven te roepen krijgt de volle steun van de ChristenUnie.

• Het valt ons op dat inmiddels het geregistreerd partnerschap inhoudelijk steeds meer in de buurt van het huwelijk komt. Mijn fractie vraagt zich dan ook sterk af wat de zin is van het apart laten voortbestaan van het geregistreerd partnerschap. De minister wees op een evaluatie door de Universiteit Utrecht. Wij zien uit naar het evaluatierapport.

Dan kom ik nu toe aan enkele verhelderende vragen:

1. Als effectief middel om een zorg- of omgangsregeling af te dwingen noemt de minister het toewijzen van het eenhoofdig gezag aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft (NaV,p. 10). Kan de minister bevestigen dat hij hier doelt op de zogenoemde ‘paradoxale toewijzing’? De minister bespreekt deze mogelijkheid wel in de NaV, maar geeft niet nader aan waarom deze hem effectief lijkt. Graag een reactie op dit punt en in het bijzonder op de vraag of niet het risico bestaat dat omgangsproblemen hiermee nodeloos vaak in het strafrechtelijke zullen worden getrokken. Wanneer de andere ouder niet meewerkt aan de omgangsregeling, wordt het kind aan het wettig gezag onttrokken wat strafrechterlijke gevolgen klan hebben.

(De ouder bij wie het kind verblijft heeft in dit model niet het gezag. Bij niet-naleven van de omgangsregeling kan dus een situatie ontstaan van onttrekken aan het wettig gezag, art. 279 Sr)

2. Het voorgestelde artikel 1:377a BW maakt het mogelijk dat ook anderen dan de ouders een omgangsregeling verzoeken, als zij in nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staan. Het eerste lid van de voorgestelde bepaling formuleert dit uitdrukkelijk als een recht van het kind. Het derde lid laat zich echter lezen als een ‘ja, tenzij ernstig nadeel, ernstig bezwaar of kennelijk ongeschikt’. Wordt hiermee het recht uit het eerste lid niet omgevormd tot een plicht omgangsregelingen te dulden zolang van de ernstige uitzonderingen geen sprake is? Hoe worden de belangen van het betrokken kind hier gewaarborgd en is daarbij een rol weggelegd voor de bijzondere curator? (art. 1:250 BW)

3. In het voorstel wordt niet expliciet gemaakt wie het initiatief neemt voor een omgangsregeling. In hoeverre spelen de wensen van het kind hierin een rol? Kan het kind tegen de wens van de ouders in bijvoorbeeld vragen om een omgangsregeling met andere familieleden als bijvoorbeeld grootouders?

4. Het initiatief-wetsvoorstel Luchtenveld voorzag in een eenvoudige rechtsgang zonder verplichte procesvertegenwoordiging voor lik-op-stuk-beleid, bijvoorbeeld bij het niet-naleven van een omgangsregeling. Vanuit het oogpunt van de hoge kosten (met name voor rechtsbijstand) die een partij soms moet maken om niet meer dan naleving van gemaakte afspraken of van rechterlijke beslissingen te vragen lijkt dit sympathiek. Kan de minister aangeven hoe hij hier tegenover staat?

5. Een groep die buiten het bestek van dit wetsvoorstel valt is die van ouders die uit elkaar gaan terwijl zij niet getrouwd waren en geen geregistreerd partnerschap hadden. Met het oog op de belangen van kinderen uit zulke relaties zou mijn fractie graag zien dat ook in dergelijke situaties een ouderschapsplan tot stand komt dat aan die belangen recht doet. Kunnen de ministers toezeggen dat zij dit zullen bevorderen?

Labels
Ed Anker

« Terug

Reacties op 'Echtscheiding moet zorgvuldiger'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2007 > maart