Verslag door André Rouvoet
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel hetgeen beoogt gereguleerde marktwerking te introduceren, om daarmee de doelmatigheid en vraaggerichtheid in de ambulancezorg te verbeteren. Zij hebben op dit moment behoefte aan het stellen van enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de regering bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel uiteindelijk niet heeft gekozen voor een stelsel van vergunningverlening onder voorwaarden? Had daarmee niet meer continuïteit in de ambulancezorg kunnen worden gewaarborgd, dan met het gekozen stelsel? Zo neen, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in dit verband tevens waarom gekozen is voor een vergunningverlening voor een termijn van 4 jaar? Is de regering bereid om, nu zij niet heeft gekozen voor vergunningverlening onder voorwaarden, als termijn voor de vergunningverlening een termijn van 6 jaar te hanteren, om daarmee meer continuïteit voor de ambulancezorg te waarborgen? Zo neen, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij het wenselijk vindt dat bij het verlenen van een vergunning, aan een andere dan de oorspronkelijke aanbieder, bij de overdracht zo min mogelijk kapitaal wordt vernietigd? Is de regering bereid hierin een stimulerende rol in te spelen?
De minister stelt per regio een programma van eisen vast, waarin hij aangeeft waaraan gega-digden voor een vergunning als RAV moeten voldoen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het programma van eisen wordt gedifferentieerd per regio of landelijk wordt vast-gesteld? Is het mogelijk dat het programma van eisen per regio verschillend kan zijn? Welke uitwerking heeft dit op ambulancezorg die buiten de oorspronkelijke regio wordt verleend?
De IGZ ziet toe op de naleving van de eisen die de Kwaliteitswet zorginstellingen stelt aan de te leveren ambulancezorg. Op welke momenten van de vergunningperiode vindt dit toezicht plaats, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Hoe verhoudt het toezicht van de IGZ zich tot de taken van de Zorgautoriteit in oprichting?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de regering het van noodzakelijk belang acht dat het GHOR-bestuur verantwoordelijk is voor het instellen van de meldkamer en de RAV-directeur belast is met de aansturing van de meldkamer ambulancezorg? Waarom is er expliciet voor gekozen deze twee verantwoordelijkheden te scheiden? Bestaat de mogelijk-heid dat, door deze verantwoordelijkheidsverdeling, een patstelling kan ontstaan tussen GHOR-bestuur en de RAV-directeur over het instandhouden en onderhouden van de regio-communicatie? Zo ja, op welke wijze denkt de regering dat een patstelling kan worden voorkomen?
Kan de regering aangeven waarom er niet is gekozen voor de financiering te baseren op beschikbaarheid, maar op basis van het aantal en soort ritten, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Hoe verhoudt zich dit tot het feit dat juist de beschikbaarheid van de ambulancezorg een van de publieke randvoorwaarden voor marktwerking in de ambulance-zorg betreft?
Reacties op 'Verslag Wet ambulancezorg'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.