Bijdrage Arie Slob Kabinetsreactie op de aanbevelingen uit het eindrapport van commissie de Wit

woensdag 16 maart 2011 15:00

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Wij hebben inmiddels uitputtend gedebatteerd over het betekenisvolle rapport van de commissie-De Wit. Inmiddels is nationaal en internationaal het nodige in gang gezet om het vertrouwen in en het functioneren van de financiële sector te verbeteren. Vorige week, tijdens het notaoverleg, heb ik de minister de principiële vraag gesteld hoe hij de wijze taxeert waarop de sector zelf probeert om het geschonden vertrouwen te herwinnen. In de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-De Wit was zelfs sprake van "ernstig geschonden vertrouwen". Ik moet zeggen dat ik wel een beetje teleurgesteld was dat de minister helemaal niet op die vraag is ingegaan. Ik geef hem morgenochtend heel graag een herkansing. Ik roep hem er wederom met klem toe op om toch een beschouwing te geven: hoe taxeert hij de situatie? In 2008 is de crisis losgebarsten. We leven nu in 2011 en we zijn, zoals gezegd, bezig met het herstellen van het vertrouwen. Hoe kijkt de minister vanuit zijn positie naar de sector en hoe taxeert hij de bewegingen in de sector?

Het is belangrijk ook omdat het vertrouwen van binnenuit heroverd en teruggewonnen moet worden. Men weet hoe dat gaat. Het komt te voet en gaat te paard. Er moet ook een oprechte intentie zijn, ook bij de sector, om een en ander te doen en te verbeteren. Dat kunnen wij maar voor een deel van buitenaf afdwingen door allerlei regels te stellen, hoe noodzakelijk dat overigens soms ook is.

            Ik kom over een paar punten te spreken waar wij wat meer actie van het kabinet willen dan tot nu toe door de minister is toegezegd. Ook dank ik hem graag voor een toezegging aan de Kamer. Allereerst de Code Banken, die de gemoederen aardig heeft beziggehouden, met name het al dan niet wettelijk verankeren van de Code. Namens de ChristenUnie heb ik aangegeven dat voor ons vooral van belang is dat de Code wordt nageleefd. Ik zeg het de minister na: het is bijzonder dat die er is, ook als je kijkt naar wat er in andere landen gebeurt. In die zin zijn wij vooral benieuwd naar de definitieve uitkomsten van de Monitoring Commissie. Die is toegezegd voor september. Ik zet een dikke streep onder die maand. Wij verwachten die dan ook echt. Mochten de resultaten tegenvallen, wat ik uiteraard niet hoop, dan komt wat ons betreft een wettelijke verankering van de Code verder in beeld. Ik weet dat collega Blanksma de Kamer straks nog een uitspraak hierover zal voorleggen. Ik sluit mij daarbij kortheidshalve aan.

            Ik weet dat er collega's zijn die de zaak wat betreft de bonussen wat strakker willen aantrekken. Dat is ook in het notaoverleg aan de orde geweest. Ik sluit niet uit dat mijn fractie een of misschien zelfs meerdere moties over bonussen zal steunen. Ik zeg er wel dit bij: wij moeten enig realiteitsbesef hebben over wat uiteindelijk de uitwerking van dergelijke uitspraken van de Kamer zal zijn. Het is een beetje een waterbedeffect. Als de bonussen naar beneden gaan, zie je de vaste salarissen weer omhoog gaan. Het is heel erg moeilijk om daarop goed greep te krijgen.

            Over duurzaam aandeelhouderschap heeft de commissie-De Wit ware woorden gesproken. Wij moeten aandeelhouders koesteren die niet puur voor het snelle geld gaan, maar het belang van de onderneming centraal hebben staan. De commissie-De Wit pleit er dan ook terecht voor, vindt mijn fractie, om duurzaam aandeelhouderschap te stimuleren en te belonen, bijvoorbeeld in de vorm van loyaliteitsdividend of verzwaard stemrecht. Er ligt al anderhalf jaar een motie-Van Geel/Hamer/Slob waarin wordt gevraagd het langetermijnaandeelhouderschap te belonen. Tot op heden zijn daar geen concrete voorstellen vanuit het kabinet over gekomen. Dat wordt nu echt een keer tijd. Daarom heb ik een motie van harte ondertekend die collega Blanksma straks zal gaan indienen. Zo moeten bij het onderwerp vervolgstappen gemaakt worden. Uiteraard hopen wij dat als de motie aangenomen wordt, die ook echt uitgevoerd wordt. Dat is uiteindelijk het doel dat wij beogen met het doen van Kameruitspraken.

            De commissie-De Wit heeft voorgesteld om nutsbankactiviteiten van zakenbankactiviteiten te scheiden en het risico voor spaargeld in het depositogarantiestelsel te beperken. Mijn fractie is ook van mening dat nutsbankactiviteiten geen risico mogen ondervinden van relatief risicovolle zakenbankactiviteiten. Het kabinet onderschrijft de intentie van het voorstel en wijdt er ook behoorlijk wat woorden aan in de reactie op het rapport van de commissie-De Wit, maar neemt geen heel concrete maatregelen op dit punt. Daarom dat ik de volgende motie indien.

 

*M

 

De Kamer,

 

gehoord de beraadslaging,

 

overwegende dat de commissie-De Wit een scheiding voorstelt van nutsbankactiviteiten en zakenbankactiviteiten teneinde het risico voor spaargeld in het depositogarantiestelsel te beperken;

 

constaterende dat het kabinet de intentie van het voorstel onderschrijft, maar verder geen concrete maatregelen neemt om dit te realiseren;

 

van mening dat nutsbankactiviteiten geen risico mogen ondervinden van relatief risicovolle (zaken)bankactiviteiten;

 

verzoekt de regering, in overleg met de NVB, te bezien welke maatregelen getroffen kunnen worden om spaargeld uit het depositogarantiestelsel geen risico te laten lopen door (zaken)bankactiviteiten en de Kamer hierover voor de zomer van 2011 te informeren,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

            Zij krijgt nr. 19 (31980).

**

 

De heer Van Vliet (PVV): Ik vraag de heer Slob hoe ver de fractie van de ChristenUnie bereid zou zijn te gaan indien achteraf blijkt dat de acties van de minister teleurstellend uitpakken. Hoe ver wil de ChristenUnie gaan in het eventueel scheiden van die activiteiten?

 

De heer Slob (ChristenUnie): De heer Van Vliet kan aan de formulering van de motie zien dat wij stap voor stap verder willen komen. De eerste stap is dat erkend wordt dat hier een risico ligt en dat bekeken moet worden of meer scheiding aangebracht kan worden om de spaarders in dit opzicht te beschermen. Ik merk dat het kabinet zegt dat er mogelijkheden zijn. Een aantal wordt concreet genoemd in de reactie. Voor de rest blijft het hangen. Ik zou graag willen dat er concreet overleg over wordt gevoerd met de banken. Dat is de tweede stap. De minister moet de uitkomsten van het overleg weer bij de Kamer leggen, zodat wij kunnen bezien wat wijs en verstandig is.

We weten dat je daarin heel ver kunt gaan, tot aan complete splitsingen toe. Dat lijkt mij een wel heel grote sprong. Dat beoogt mijn fractie ook niet direct. Maar dat wij hierin wat verder moeten komen en niet moeten overgaan tot de orde van de dag, zoals nu enigszins dreigt te gebeuren, is de intentie van mijn motie.

 

De heer Van Vliet (PVV): Mag ik daaruit concluderen dat de fractie van de ChristenUnie nog steeds de aanbeveling van de commissie-De Wit op dit punt voor honderd procent onderschrijft?

 

De heer Slob (ChristenUnie): Zeker, die onderschrijf ik van harte. Ik hoop dat wij daarin wat verder kunnen komen.

 

De heer Plasterk (PvdA): Wij hebben in de eerste termijn met de minister een discussie gevoerd over het feit dat hij op dit punt in zijn advies leek af te wijken van hetgeen de commissie-De Wit Kamerbreed heeft geadviseerd. Wij hebben de minister toen gevraagd of hij bereid was om daarop later tijdens een apart overleg met de Kamer terug te komen. Ik had de indruk dat de minister daarop bevestigend heeft geantwoord. Is de heer Slob ontevreden over dat antwoord of is er een andere aanleiding om met een aparte motie te komen? Ik verkeer in de veronderstelling dat wij dit hele onderwerp, waarover ik het inhoudelijk met de heer Slob eens ben, hebben geparkeerd voor een binnenkort met de minister te houden apart overleg.

 

De heer Slob (ChristenUnie): Ik weet dat de minister heeft aangegeven dat hij hierover nog wel eens verder wil spreken, maar met mijn motie beoog ik dat wij hem naar de banken sturen -- overigens met alle respect uitgesproken -- zodat hij overleg kan voeren met de banken. Ik hoop dat hij met concrete voorstellen zal terugkomen, zodat wij die met elkaar kunnen bespreken. Ik wil op dit punt echt voortgang kunnen boeken. Ik heb deze motie ingediend omdat ik graag wil voorkomen dat het allemaal in de tijd vooruit wordt geschoven, dat het te vrijblijvend is en dat wij bij deze heel waardevolle aanbeveling van de commissie-De Wit weer tijd verliezen en geen voortgang boeken. Ik heb dit ook tijdens het debat met de commissie vrij uitvoerig aan de orde gesteld.

 

De heer Plasterk (PvdA): Mijn indruk was dat dit ook de conclusie was van het gemeenschappelijk beraad dat wij in de eerste termijn hebben gevoerd, namelijk dat wij daarop op korte termijn met de minister terugkomen. In zoverre de motie van de heer Slob hetzelfde beoogt, lijkt het mij prima om die van mijn kant te ondersteunen. Als dat het geval is, dan willen wij op dit punt allemaal hetzelfde qua procedure, want inhoudelijk is het mogelijk dat fracties verschillend denken over de wenselijkheid van die scheiding.

 

De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb het niet zo scherp als de heer Plasterk stelt, maar goed, wij hebben tijdens dat overleg over heel veel zaken gesproken. Mocht het zo zijn, dan zal dit straks wel blijken. Als de minister precies gaat doen wat in deze motie staat, is het helder en trek ik haar in.

 

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ik wil dit ook markeren. Ik dacht dat dit punt in de eerste termijn was afgerond omdat daar heel harde toezeggingen zijn gedaan om het debat met de Kamer met een open vizier te hervatten. Begrijp ik uit de motie van de heer Slob dat ook de fractie van de ChristenUnie die motie met een open vizier zal indienen? Dat betekent dat iedere uitspraak bespreekbaar is.

 

De heer Slob (ChristenUnie): Ook in lijn met de wijze waarop ik mij destijds tot de heer De Wit heb uitgelaten, vinden wij dat hier iets moet gaan gebeuren. Een open vizier hebben wij ook bij dit onderwerp. Zo kent men de ChristenUnie. Ik hoop oprecht dat wij hierin verder zullen gaan, want dit is een ontzettend wezenlijk onderdeel van de aanbevelingen van de commissie. Ik hoop dat dit niet in de tijd zal verdwijnen, zodat wij hierin verder kunnen komen. In principe is alles bespreekbaar, al denk ik zelf dat het meest vergaande, het opsplitsen van banken, waarover wij vorige week maandag tijdens het notaoverleg hebben gesproken, wel heel rigoureus is. Maar goed, laten wij afwachten wat er uit dit overleg komt.

 

De heer Irrgang (SP): Volgens mij was dit laatste geen aanbeveling van de commissie-De Wit.

 

De heer Slob (ChristenUnie): Dat klopt.

 

De heer Irrgang (SP): Die angst is daarmee bij voorbaat weggenomen. Het dictum van de motie gaat net iets verder dan wij tijdens het notaoverleg hebben afgesproken. Wij zouden er verder over spreken op een later moment. Hier lees ik: "te bezien in welke mate maatregelen getroffen kunnen worden" om het doel van de aanbeveling te bewerkstelligen. Daarmee geeft de Kamer aan dat zij net een stapje verder wil als deze motie wordt aangenomen.

 

De heer Slob (ChristenUnie): Ik gaf ook in mijn eerste reactie op de heer Plasterk aan dat mijn beeld niet zo scherp was dat de minister al had toegezegd zo ver te willen gaan, maar als straks blijkt dat dit wel zo is, dan is dat prima. Ik wil die vrijblijvendheid er echter uit halen en ik wil dat wij in overleg treden met de banken om te bekijken wat er kan gebeuren. De commissie-De Wit heeft een aantal mogelijkheden genoemd die ook in de brief van de regering staan. Het klopt dat het meest vergaande daarin niet staat, maar het is in de debatten wel aan de orde geweest. Laten wij zien waar wij uiteindelijk terecht zullen komen. Ik hoop dat dit een stuk verder zal zijn dan waar wij nu met de onderwerp staan.

 

            Over het depositogarantiestelsel is vanmiddag gesproken in een algemeen overleg. Ik ben daar niet bij geweest, omdat ik bij een ander overleg aanwezig was. Ik wil wel zeggen dat wij zeer aangenaam verrast waren door de mededeling van de minister vorige week dat er een nieuwe ex ante te financieren bankenheffing komt ter vervanging van het huidige depositogarantiestelsel. Althans, zo heb ik zijn brief opgevat. Wij vinden het huidige stelsel niet rechtvaardig omdat relatief gezonde banken opdraaien voor banken die veel risico's nemen. Uit de brief van de minister heb ik begrepen dat er risicogedifferentieerde bijdragen zullen komen. Als ik hem verkeerd heb begrepen, hoor ik het graag. In de brief staat dat risicovollere banken een hogere premie moeten gaan betalen dan de meer solide banken. Dat vinden wij een prima zaak. Ik had een motie voorbereid op dit punt, maar die dien ik nu niet in. Als dit de lijn is die is uitgezet, steun ik de minister van harte.

            De commissie-De Wit heeft de nodige aanbevelingen gedaan op het terrein van toezicht. Een van de conclusies is dat er meer transparantie moet komen bij de uitoefening van het toezicht. De Algemene Rekenkamer doet onder meer onderzoek naar het bankentoezicht, maar ondervindt hierbij beperkingen doordat de Nederlandsche Bank weigert bepaalde stukken te overleggen in verband met de vertrouwelijkheid van de informatie. De minister steunt deze lijn van de Nederlandsche Bank met een beroep op Europese richtlijnen. De fractie van de ChristenUnie is voor maximale transparantie van het toezicht, al begrijpen wij dat er spanning in kan zitten. Een strikt geheimhoudingsregime kan parlementaire controle in de weg staan, wat niet de bedoeling kan zijn. De minister zegt dat hij in Brussel de dialoog is aangegaan over verruiming van het geheimhoudingsregime. Dat vinden wij wat te vrijblijvend. Daar mag want ons betreft best een tandje bij. Daarom dien ik een motie in.

 

*M

 

De Kamer,

 

gehoord de beraadslaging,

 

overwegende dat de Algemene Rekenkamer onderzoek doet naar het bankentoezicht;

 

constaterende dat de Algemene Rekenkamer stelt dat het hierbij beperkingen ondervindt, vanwege de weigering van DNB om bepaalde stukken te overleggen in verband met de vertrouwelijkheid van de informatie;

 

constaterende dat het kabinet van mening is dat er binnen de huidige Europese richtlijnen geen ruimte is om de vertrouwelijke informatie aan de Algemene Rekenkamer te overleggen;

 

constaterende dat de commissie-De Wit van mening is dat de grenzen van de wettelijke geheimhoudingsbepaling opgerekt moeten worden;

 

van mening dat er maximale transparantie in de uitvoering van het toezicht betracht moet worden;

 

verzoekt de regering, zich in Europees verband actief te gaan inzetten voor herziening van het strikte geheimhoudingsregime en de Kamer hierover voor de zomer van 2011 te informeren,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

            Zij krijgt nr. 20 (31980).

**

 

De heer Slob (ChristenUnie): Het laatste onderwerp waar ik nog kort iets over wil zeggen, is de mate van onafhankelijkheid van de Ombudsman Financiële Dienstverlening. Wij hebben daar vorige week in het notaoverleg al uitvoerig over gesproken. Op zich, zo zeg ik in alle eerlijkheid, hebben wij geen aanwijzingen dat hieraan getwijfeld hoeft te worden. Wij merken echter dat de beeldvorming erom heen niet goed is. De vraag is wat wij moeten doen als er sprake is van een spanning tussen het beeld en de werkelijkheid. Wij vinden uiteraard dat die onafhankelijkheid echt gewaarborgd moet zijn. Als er in het beeld wat ruis zit op dat punt, moeten wij eraan werken. Dan moeten wij niet ineens allerlei heel wilde bewegingen maken. Dat moet uiterst zorgvuldig gebeuren. Ik heb gelezen in de brief van de minister dat hij daar serieus mee aan het werk wil, maar dat hij nu niet heel snel allerlei dingen wil gaan doen waar wij misschien later weer spijt van krijgen. Wij steunen hem in het onderzoek dat hij op dit punt wil gaan doen en de gesprekken die hij wil gaan voeren. Wij hopen wel dat hij zo snel als mogelijk de Kamer hierover informeert. Indien nodig, moeten er vervolgstappen worden gezet. Voor dit moment zullen wij geen moties op dit punt steunen. Wij geven de minister alle ruimte.

 

Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Archief > 2011 > maart