Bijdrage debat Onderdeel Integratiebeleid Begroting 2005 Justitie

maandag 13 december 2004 15:25

Tineke Huizinga-Heringa: Ook andere commissieleden hebben ge-zegd dat voor ons land op dit moment de uitdaging is onze samenleving met elkaar vorm te geven. Nieuwkomers, oudkomers en Nederlanders van oudsher zullen zich gezamenlijk ver-antwoordelijk moeten voelen voor onze samenleving. Zij dienen zich daarvoor ook op een dusdanige manier in te zetten dat er in onze samenleving sprake is van vrede en dat wij elkaar ruimte geven om het leven te leiden met de godsdienst die wij belijden. Daarin moeten wij el-kaar respecteren en daarvoor dienen wij eenieder de ruimte te geven. Kennis van de Neder-landse taal, de cultuur en de geschiedenis van ons land is belangrijk om die doelen te berei-ken. Het is namelijk van belang dat wij elkaar begrijpen en kunnen aanspreken. Een belang-rijk deel van mijn bijdrage zal daarom betrekking hebben op de inburgeringcursus waarmee de minister wil bereiken dat de Nederlandse taal in ons land door zoveel mogelijk mensen wordt gesproken.

Ik ben gelukkig met het nieuwe voorstel van de minister, omdat een groot aantal punten is verbeterd waarop eerder kritiek werd geleverd. Vanwege de tijd, sluit ik mij wat dat betreft aan bij de woorden die mevrouw Lambrechts daarover heeft gesproken.

Dat neemt niet weg dat er een aantal problemen blijft bestaan. Op de eerste plaats is er die groteske oplossing om de inburgeringplicht juridisch houdbaar te maken. De keuze die nu is gemaakt, is ietwat vreemd. Blijkbaar is die keuze echter nodig om diegenen te laten inburgeren voor wie dat naar ons oordeel noodzakelijk is. Naar het oordeel van mijn fractie moeten wij de gemaakte keuze daarom op de koop toe nemen.

Daarnaast is er nog een aantal punten. Er zijn veel inburgeringplichtigen, maar uit de voorstellen van de minister maak ik op dat slechts in een gering aantal gevallen wordt gehandhaafd. Heb ik het goed begrepen dat het traject met uiteindelijk de dreiging van een boete pas ingaat op het moment dat een aanbod wordt gedaan, of is het juist dat op een gegeven moment een grote groep personen kan worden geconfronteerd met het feit dat hij het inburgeringexamen had moeten behalen en dus een boete krijgt? Het laatste merkte mevrouw Lambrechts op.

Ik raad de minister aan veel personen vrijstelling te geven en pleit ervoor ons te concentreren op de drie groepen die het grote probleem vormen. Ik doel dan op de nieuwkomers en de allochtone vrouwen die thuis zitten en zich absoluut niet in onze samenleving kunnen mengen. Zij spreken de Nederlandse taal namelijk niet en hebben geen contact. De derde groep bestaat uit de geestelijke bedienaren met een islamitische achtergrond waarvan wij pro-blemen verwachten. De fractie van de ChristenUnie pleit er dus voor de overige groepen vrijstelling te geven.

Niet alleen de kennis van de Nederlandse taal zal worden getoetst, maar ook die van de Nederlandse cultuur. Naar mijn idee is het de commissie-Franssen, die deze kennis vooral ophangt aan artikel 1 van de Grondwet. Het gaat er dan om dat de inburgeraars ook de cen-trale waarden van onze rechtstaat leren waarderen en kennen. Ik spreek de hoop uit dat de mi-nister dit onderdeel wat breder oppakt en dat dus niet alleen ophangt aan artikel 1 van de Grondwet. De centrale waarden van onze rechtstaat omvatten immers meer dan dat artikel. Ik noem bijvoorbeeld de scheiding van kerk en staat waarover in de Grondwet niets is terug te vinden. Toch is dat voor inburgeraars een belangrijk gegeven. Het lijkt mij tevens van belang dat iets van de christelijke achtergrond in de cursus aan de orde komt, zoals de Verlichting. Hetzelfde geldt voor de ontstaansgeschiedenis van ons land in het algemeen. Ik vraag de minister of zij bereid is daarmee rekening te houden en of de Tweede Kamer de test voor inburgeraars over de kennis van Nederland nog onder ogen krijgt.

De minister zegt dat zij niet kinderachtig is als mensen het examen niet hebben be-haald. Dan zal zij die personen beboeten. Als dat nodig is, zal zij dat meerdere malen doen. Ik vraag mij af waar dan het einde is en of het niet beter is te grijpen naar het middel van de dwangsom. Is dat juridisch houdbaar, of is er dan sprake van het steeds opnieuw straffen voor hetzelfde feit? Los daarvan vraag ik mij af hoe houdbaar deze zaak is. Op welke manier is na-melijk te bewijzen dat het aan de inburgeraar is te wijten dat hij het examen niet behaalt? Ook andere Kamerleden hebben deze vraag gesteld. Naar mijn idee kan het voorkomen dat mensen dat examen niet behalen zonder dat er sprake is van dwarsheid of laksheid. Het kan een kwestie van onmacht zijn. Op welke wijze wil de minister daaraan tegemoet komen en hoe wenst zij het onderscheid te maken tussen verwijtbaar en niet verwijtbaar gedrag op dat punt?

Er is gesproken over geestelijke bedienaren. Naast de vragen die mevrouw Sterk daarover heeft gesteld – zij stelde ook vragen over de inhoud van die extra cursus voor die geestelijke bedienaren – merk ik op dat ik heb begrepen dat het met name in bepaalde islamitische kringen de gewoonte is dat een imam voor een periode van vier jaar naar Nederland wordt gehaald en dat er vervolgens een ander komt. Deze gewoonte staat natuurlijk lijnrecht op de wens van de minister dat imams inburgeren. Op het moment dat die imams zijn ingeburgerd en het examen moeten behalen, verdwijnen zij namelijk. Is de minister zich bewust van dat probleem en heeft zij ook daarvoor een oplossing bedacht? Of is zij van mening dat wij ons daarbij moeten neerleggen?

Ik ben het eens met de keuze van de minister voor een laag niveau in het algemeen. Wel plaats ik daarbij vraagtekens als het uitkeringsgerechtigde allochtonen zijn die in een gecombineerd reïntegratie- en inburgeringtraject zitten. Ik kan mij namelijk voorstellen dat zij op de arbeidsmarkt met dat A2-niveau geen hoge ogen gooien. Is het mogelijk in dergelijke gevallen naar een hoger niveau te streven?

Ook kan ik mij voorstellen dat voor naturalisatie een nog hoger niveau wordt gevraagd. De minister zegt dat zij in geval van naturalisatie niet een extra toets in het leven roept, maar ik kan mij voorstellen dat wij een extra inspanning mogen verwachten van iemand die graag Nederlander wil worden. Misschien is het beheersen van de Nederlandse taal op A2-niveau in dat geval heel laag. Ik kan mij dan ook voorstellen dat in het geval van naturalisatie een hoger niveau is vereist.

De fractie van de VVD stelde bij monde van de heer Visser voor een extra dag in te stellen in het kader van de naturalisatie. Ik vermoed dat dit punt in het programma van iedere partij of in alle nota’s over de integratie is opgenomen. Het was handig van hem dit punt als eerste goed onderbouwd naar voren te brengen. De heer Visser is de eerste die in het kader van dat punt een praktisch voorbeeld kan noemen. Ik ben van mening dat dit een uitstekend punt is, ondersteun dat van harte en complimenteer de heer Visser met zijn alertheid.

Mevrouw Lambrechts heeft al opgemerkt dat in het stuk wordt gesproken over de spil-functie van de gemeenten. Uitgaand van de taken die zij op dat terrein zouden kunnen ver-vullen, lijkt mij dat een regiefunctie meer voor de hand ligt. Zijn de begrippen spil- en regie-functie inwisselbaar, of heeft de minister bewust voor het eerstgenoemde begrip gekozen? Als het laatste het geval is, vraag ik haar waarom zij de gemeente niet een regiefunctie wil geven.

Ik heb begrepen dat de gemeenten worden gekort en niet worden betaald voor de in-burgeraars die hun examen niet behalen. Dat lijkt mij een vreemde gang van zaken. Ik vraag mij af hoe de minister gemeenten verantwoordelijk kan stellen voor het feit dat een inburge-raar zijn examen niet behaalt. Als de gemeente daarop was aan te spreken, zou haar arm heel lang zijn.

De minister dringt erop aan alle vluchtelingen die een status krijgen in een geïnte-greerd traject te plaatsen. Daarmee doelt zij op een traject dat zowel tot doel heeft te reïnte-greren als in te burgeren. Ik wijs de minister er graag op dat een dergelijk traject voor hoog-opgeleide vluchtelingen – er zijn veel vluchtelingen met een hoog opleidingsniveau – heel nadelig werkt. Zij zijn veel meer gebaat bij een applicatiecursus of een vervolgopleiding. Heeft de minister daarvoor ruimte binnen haar plannen?
Labels
Bijdragen
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat Onderdeel Integratiebeleid Begroting 2005 Justitie'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > december