Bijdrage initiatief Klaas de Vries; Wet op de parlementaire enquête

dinsdag 17 oktober 2006 10:15

De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Allereerst wil ik de indieners van voorliggend wetsvoorstel van harte complimenteren. Het is een gedegen stuk werk geworden dat, zoals bekend, voortvloeit uit de opdracht van de Kamer om te komen tot voorstellen om de ruim 150 jaar oude Wet op de parlementaire enquête te vervangen door een nieuwe. Dat is in onze ogen geen drang om te vernieuwen om te vernieuwen, maar het was nodig in verband met de gebleken leemten in de oude wet. Wij zijn de commissie zeer erkentelijk dat zij is gekomen met een zeer doorwrocht voorstel dat in hoofdlijnen onze steun heeft. Dat hebben wij ook in onze schriftelijke inbreng aangegeven. Wij zien het resultaat van haar werk als een verbetering en actualisering van de oude regeling.

Wij missen een regeling voor het parlementair onderzoek, maar door de commissie is gemotiveerd waarom deze niet is bijgeleverd. Ik zal daar straks nog een vraag over stellen. Wat wij wel hebben ontvangen, geeft mogelijkheden om het belangrijke grondwettelijke recht van enquête van de Kamer beter vorm en inhoud te geven. Ik denk dat het van zeer groot belang is dat de Kamer daar op een zorgvuldige wijze mee omgaat. Als je merkt dat er een aantal tekortkomingen zijn in de bestaande regelingen, moet je zorgen dat je daar verbetering in aanbrengt, en dat is gebeurd.

Mijn fractie heeft een aantal vragen over het voorstel die wij graag beantwoord zien. Door de geheimhoudingsplicht kan de commissie een getuige niet confronteren met informatie die tijdens een voorgesprek is verkregen. Ook voor het eindrapport mag de commissie geen gebruikmaken van deze informatie. Dat levert toch wel een dilemma op. Ik hoor hierop graag een reactie van de indieners. Hetzelfde geldt overigens voor informatie, verkregen uit een besloten verhoor.

Door collega's is erop gewezen dat de parlementaire enquêtecommissie ook de bevoegdheid krijgt om woningen binnen te treden, als dit wetsvoorstel door de Kamer wordt aanvaard. Wij hebben goed begrepen dat het doel daarvan niet is om te kunnen onderzoeken, maar om te kunnen bezichtigen. Dat kan in sommige gevallen meerwaarde opleveren, dat ziet mijn fractie ook wel, al is dat toch nog wat speculatief. Het gaat hier wel om een bevoegdheid waarmee inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. Mijn fractie krijgt graag een nadere onderbouwing van dit voorstel, vooral op de vraag welke leemtes met deze mogelijkheid worden opgevuld. Bij welke commissies heeft het ontbreken van deze mogelijkheid volgens de indieners in het verleden tot problemen geleid?

Een ander punt is dat de verplichting tot medewerking op grond van de nieuwe Wet op de parlementaire enquête gaat voor eventuele wettelijke geheimhoudingsverplichtingen in bijzondere wetten. Tegelijk kan er met dezelfde wet een breder beroep worden gedaan op verschoningsgronden, zoals mevrouw Smilde al opmerkte. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?

In de schriftelijke inbreng hebben wij ook aandacht gevraagd voor wat het belang van de staat wordt genoemd. Kern blijft de moeilijkheid dat de Kamer nooit feitelijk kan controleren of het belang van de staat daadwerkelijk in het geding was. De indieners stellen in antwoord op de vragen die wij hierover schriftelijk hebben gesteld, dat er niet zoveel discussie is over de reikwijdte van het begrip "belang van de staat", en dan wordt er verwezen naar een brief van de minister van Binnenlandse Zaken.

Er wordt inderdaad een aantal aspecten genoemd, maar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt in zijn brief eveneens dat theoretisch noch aan de hand van voorbeelden uit de staatsrechtelijke praktijk de gestelde vraag precies kan worden beantwoord. Het betreft de vraag in welke gevallen het belang van de Staat zich verzet tegen het geven van de gevraagde inlichtingen of het vertrouwelijk verstrekken van inlichtingen. Ook in de staatsrechtelijke literatuur komt men niet veel verder dan de constatering dat onder dit begrip allerlei zaken kunnen worden geschaard, namelijk die van de staatsveiligheid tot die van de waarborging van de eenheid van de Kroon en die van de bescherming van belangen van onderdanen. De opsomming van de minister is dus niet limitatief en in een concreet geval is toetsing toch nog behoorlijk lastig. Zijn de initiatiefnemers van mening dat betrekkelijk duidelijk is wat daaronder valt?

Mijn voorgangers hebben in hun betoog al aandacht besteed aan het vraagstuk van de informatieverstrekking. Ook de informatie-uitwisseling tussen het kabinet en de commissie is aan de orde geweest. De commissie heeft de opdracht gekregen om in het wetsvoorstel aandacht te schenken aan de wijze van protocollering van informatieverstrekking in het geval dat het middel van de parlementaire enquête wordt gebruikt en in het geval dat er sprake is van tijdelijke commissies. De commissie rapporteert in reactie daarop dat de Kamer de suggestie krijgt om modelprotocollen op te stellen. Waarom heeft de commissie ervoor gekozen om daarvoor niet een wettelijke basis te creëren of in ieder geval een poging te doen om een aantal basisafspraken te formuleren?
Tot slot kom ik op de keuze van de initiatiefnemers om geen wettelijke regeling te treffen voor parlementaire onderzoeken. Zij benadrukken het principiële onderscheid tussen een parlementaire enquête en een parlementair onderzoek.

Als het parlement de waarheid boven tafel wil krijgen, zal het moeten besluiten tot het houden van een parlementaire enquête. Dat uitgangspunt steunt mijn fractie, al zal dat in de praktijk waarschijnlijk tot gevolg hebben dat er vaker gebruik wordt gemaakt van het middel van de enquête in plaats van dat van het onderzoek. Het eerstgenoemde middel heeft immers het belangrijke extraatje om personen onder ede te horen. Het parlementair onderzoek heeft dat niet. De commissie heeft dan ook de bewuste keuze gemaakt om voor het parlementair onderzoek geen verdere maatregelen op dat punt voor te stellen. Haar keuze heeft zij voldoende onderbouwd.

Dat neemt niet weg dat in de brief met de opdracht aan de commissie een behoorlijk aantal specifieke knelpunten is opgenomen dat betrekking heeft op het parlementair onderzoek. Eén daarvan is dat de waarborgen van het parlementair onderzoek zonder enquêtebevoegdheid uit juridisch oogpunt niet in voldoende mate zijn vastgelegd. Zal het voor het wegnemen van die knelpunten voldoende zijn om gebruik te maken van de door de initiatiefnemers genoemde mogelijkheid om het Reglement van orde van de Tweede Kamer en het protocol te wijzigen? Welke concrete wijzigingen hebben zij in gedachten? Het lijkt ons goed om de Kamer deelgenoot te maken van de uitvoerige gedachtenwisseling van de initiatiefnemers op dit punt. Ook indien de Kamer een en ander verder dient op te pakken, kan zij van de wijsheid van de initiatiefnemers op dit punt profiteren.

Tweede termijn
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de initiatiefnemers voor hun uitgebreide reactie in eerste termijn. Ik dank in het bijzonder de heer Van de Camp die mij wat extra leesstof heeft meegegeven in zijn beantwoording van mijn vragen.

Ik had in mijn eerste termijn al gezegd dat mijn fractie op hoofdlijnen akkoord was met het doorwrochte stuk werk dat de commissie de Kamer heeft geleverd. Ik had over een aantal zaken vragen. Gezien het tijdstip zal ik het kort houden, want ik vond de wijze waarop de commissie is ingegaan op de vragen van mijn fractie en van anderen en de argumentatie die zij gaf voor de keuzes die zij heeft gemaakt behoorlijk overtuigend.

Ik vond het opvallend dat de regering op twee onderdelen keuzes heeft gemaakt die precies tegenover die van de commissie staan. Dat is het goed recht van de regering. Ik waardeer het dat minister Nicolaï deze als advies aan de Kamer heeft voorgelegd. Ik vond het wel jammer dat hij zich niet beriep op concrete knelpunten die zich in het verleden hebben voorgedaan. Die vormden immers de directe aanleiding voor de vorming van de commissie. Het was toch een wat theoretische exercitie. Deze was op zich interessant, maar het is de vraag of de Kamer daar in alle opzichten mee gediend is.

Mijn fractie is er niet van overtuigd dat het extra verschoningsrecht dat de minister erbij zou willen hebben het functioneren van enquêtecommissies en de wapens die zij in handen hebben ten goede komen. Ik ben eerder bang dat het een tegengesteld effect zal hebben en dat is niet wat wij beogen.

De heer Van Beek zei net dat het misschien handiger zou zijn om de bijdrages van de regering in een wat eerder stadium te hebben. Ik ben daar niet zo voor. Ik denk dat er over initiatiefwetten, die uit de Kamer komen, in eerste instantie een gedachtewisseling moet zijn in de Kamer. Die moet in alle openheid plaatsvinden zonder dat de regering zich erin mengt. Uiteraard nemen wij het advies van de regering serieus, maar dat moet wel in de juiste volgordelijkheid worden gegeven in de Kamer. Dat hoeft dus niet te veranderen.

Mijn fractie vindt dat de commissie de Kamer een grote dienst heeft bewezen door met dit wetsvoorstel te komen. Het is een aanscherping van het enquêterecht, dat een heel belangrijk instrument is in handen van de Kamer.

Wij hebben de motie van collega Boelhouwer ook van harte gesteund. Wij hopen dat de Kamer de opdracht inzake de onderzoekscommissie die u hebt gekregen, maar die u beargumenteerd heeft teruggegeven aan de Kamer, zo snel mogelijk oppakt, want in het verleden is men vaak genoeg op belemmeringen in het onderzoek gestuit. Die vereisen nadrukkelijk actie van de Kamer, liefst zo snel mogelijk. Er staat op dit moment geen onderzoek op stapel, maar dat kan soms heel snel gaan. Ik vind het meer dan terecht dat de heer Klaas de Vries in het bijzonder is bedankt voor zijn bijdrage als voorzitter van deze commissie zonder dat de andere leden van de commissie en hun medewerkers onrecht is aangedaan. Hier hoort ook oud-collega Luchtenveld bij trouwens. Het is natuurlijk ook bijzonder om te zien dat een aantal van hen ervaring heeft opgedaan met het recht van enquête. Ik ben ervan overtuigd dat dit zijn weerslag heeft gevonden in het voorstel dat ons is gepresenteerd. Ik adviseer mijn fractie, voor dit voorstel te stemmen.

Bron: ongecorrigeerd verslag
Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage initiatief Klaas de Vries; Wet op de parlementaire enquête'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > oktober