Overleg over biotechnologie

woensdag 18 april 2007 09:42

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) plaatst
vraagtekens bij in het kabinetsstandpunt bij het rapport «Verdere vereenvoudiging
regelgeving biotechnologie». Het kabinet motiveert de voorgestelde
vereenvoudiging namelijk met het argument dat het aansluit bij het
streven om innovatieve activiteiten op het gebied van de biotechnologie
zo veel mogelijk te stimuleren. Begrippen als het «nee, tenzijprincipe», de
case by casebenadering en de intrinsieke waarde van levende organismen
komen in het rapport niet terug. Het is in strijd met het «nee, tenzijprincipe
» om alleen vanwege de commercieel interessante kleur een
genetisch veranderde anjer op de Europese markt te brengen.

Het is een gemiste kans dat in de brief van het kabinet wordt gezwegen over de
argumenten op grond waarvan de beoordelende deskundigencommissie
niet tot een meerderheidsadvies kon komen, waardoor dit voorstel onder
andere aan de Kamer wordt voorgelegd. Gelukkig meldt het kabinet dat
bij vereenvoudiging niet mag worden getornd aan een verantwoorde en
zorgvuldige toepassing van biotechnologie met betrekking tot milieuveiligheid,
dierenwelzijn en volksgezondheid.

Daarnaast moeten voorstellen volgens het kabinet passen binnen de
EU-kaders en kan niet met principiële standpunten vooruit worden
gelopen op de afronding van processen die zijn ingezet op basis van wetsevaluaties.
Wat wordt bedoeld met principiële standpunten en het
afronden van wetsevaluaties?

Uit de stukken blijkt dat het kabinet tot een vereenvoudiging van Europese
regelgeving wil komen. Is de regering bereid om op Europees niveau een
ethische toets op dierproeven te bepleiten? Op dit punt kent Nederland de
GWWD en de WOD, een dubbele nationale kop op de Europese regels.
Zou dit door middel van een afstemmingsregeling beperkt kunnen
worden tot een enkele toets? Daar mag tegenover staan dat Nederland
zich op Europees niveau sterk maakt voor de invoering van een enkelvoudige
toets op dierproeven.

Bij de tweede aanbeveling plaatst mevrouw Wiegman vraagtekens. Is juist
hier een vergunningsplicht niet hard nodig, met het oog op de kans van
ontsnappen van de bedoelde organismen naar de vrije natuur? Dat klemt
temeer wanneer er sprake zou zijn van pathogene organismen.

Bij de derde aanbeveling is er sprake van om in gevallen van gestold
beleid gebruik te maken van de mogelijkheid om in de GWWD biotechnologische
behandelingen vrij te stellen van de vergunningplicht. Wat moet
onder gestold beleid worden verstaan? Is dat niet gewoon door de Kamer
vastgesteld beleid?

De vierde aanbeveling beoogt een versnelling van de vergunningprocedure
uit de GWWD tot stand te brengen door te kiezen voor de reguliere
besluitvormingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht.
Wanneer daarbij alle openheid en openbaarheid wordt betracht, zijn daar
geen bezwaren tegen. Ook andere procedurele verbeteringen, zoals een
centraal loket, automatisering en meldingen voor soortgelijke werkzaamheden,
kunnen onnodige bureaucratie tegengaan. De brief over het
Virtueel Kenniscentrum Biotechnologie sluit goed aan op deze ontwikkelingen.
Transparante en betrouwbare informatie en communicatie over dit
complexe beleidsveld is belangrijk, maar de overheid dient daarbij te
waken voor propaganda.

Mevrouw Wiegman houdt een pleidooi om de ontwikkelingen op het
terrein van de biotechnologie niet alleen te beschouwen vanuit de optiek
van het vereenvoudigen van bestaande regelgeving. De politiek zal zich
steeds de vraag moeten stellen van welke leemtes, lacunes en omissies in
de regelgeving nog sprake is. Daarbij gaat het vooral om de problemen
rondom het ggo-vrij (ggo = genetisch gemodificeerde organismen)
houden van veevoer en daarmee van de verdere voedselketen. Hier schiet
de regelgeving met betrekking tot etikettering en labeling nog steeds te
kort. Scheiding van veevoerstromen in ggo-vrij en ggo-houdend is gezien
de keuzevrijheid van boeren en consumenten een moreel recht en zou een
morele plicht moeten zijn. Over dit probleem zijn in het verleden Kamermoties
aangenomen, maar daarmee is weinig gebeurd. Is dit kabinet
bereid, dit punt op nationaal en Europees niveau op te pakken?

Dit punt klemt te meer nu er een enorme groei voorzien is van het areaal waar
biobrandstoffen worden gekweekt. Naast de mogelijke effecten hiervan op
de voedingsmiddelenprijzen speelt hier nog een ander punt. Veel van de
biobrandstofgewassen zullen onder andere worden gevormd door genetisch
veranderde koolzaadrassen. Eind maart heeft de EU nog drie soorten
gentechkoolzaad toegelaten. Naast de mogelijke problemen van
uitkruising met wilde familieleden zullen bestanddelen van deze
gewassen via de biobrandstof en via de verwerking van de restproducten
in het veevoer, in het milieu en de voedselketen terechtkomen. Over de
mogelijke gevolgen hiervan is weinig bekend. In ieder geval komt hierdoor
de scheiding van voedselketens in een ggo-vrije en ggo-houdende
stroom verder op losse schroeven te staan. Dat kan vergaande consequenties
hebben voor de biologische sector, die er principieel voor heeft
gekozen, juist vrij van genetisch veranderde bestanddelen te blijven.

Onderkent de regering deze nieuwe vraagstukken op het terrein van de
biotechnologie? Zo ja, hoe denkt zij op deze punten oplossingen te
bieden?

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Reacties op 'Overleg over biotechnologie'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2007 > april