Bron: ongecorrigeerd stenogram
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Opnieuw voeren wij een debat over de overheidsfinanciën onder een minder gunstig economisch gesternte, al ontwaart het kabinet reeds het ochtendgloren van in economisch opzicht zonniger tijden. Waar het kabinet zijn optimisme precies vandaan haalt, is mij niet geheel duidelijk. Het lijkt op zijn minst een tikkeltje voorbarig. Ik ken natuurlijk ook de diverse ramingen, zoals de onlangs verschenen kortetermijnraming van het CPB, die trouwens een neerwaartse bijstelling van de verwachte economische groei voor 2006 aangaf. Feit is dat wij reeds zeventien kwartalen een laagconjunctuur meemaken. Dat is de langste periode van laagconjunctuur sinds de Tweede Wereldoorlog. Er zijn ook zeker al zeventien tussentijdse neerwaartse bijstellingen geweest die de steeds weer te optimistische ramingen hebben gelogenstraft.
Naast de olieprijs als verklarende factor is een dalend consumentenvertrouwen en da-lend vertrouwen in het kabinet daar debet aan. Aan het herstel van vertrouwen kan het kabi-net een bijdrage leveren. Bij het verantwoordingsdebat heb ik er al op gewezen dat het kabinet zich niet alleen druk moet maken om de dingen goed te doen, maar vooral ook om de goede dingen goed te doen. Een voorbeeld van zo'n goed ding dat gedaan moet worden en dat ook een bijdrage aan het herstel van vertrouwen zal kunnen leveren, is het afschaffen van het les-geld. In hetzelfde verband is wat mij betreft tevens de vraag opportuun wat zich er principieel tegen verzet om de koppeling per 1 juli aanstaande te herstellen. Graag een reactie.
Bij velen is de indruk ontstaan dat het kabinet te veel een boekhoudersmentaliteit ten-toon spreid. Het kabinet veegt zijn eigen straatje schoon. De overheidsfinanciën zijn ondanks de moeilijke tijden redelijk op orde. Maar veegt het kabinet dat vuil niet te gemakkelijk zijn eigen straatje uit en de samenleving in? Ik heb daar al vaker op gewezen bij het ter sprake komen van de verschillende maatregelen waartegen wij ons hebben verzet. Ik hoop dat de minister mij enigszins gerust kan stellen op dit punt, dat overigens ook door de REA in zijn advies is gemaakt.
De REA heeft in zijn advies bij de voorjaarsnota flinke uitspraken gedaan over de pro-cyclische uitwerking van het kabinetsbeleid. En passent wordt het invoeringstijdstip, 1 januari 2006, van de diverse stelselherzieningen door de REA gekraakt. Het kabinet onder-kent het procyclische effect van een stelselherziening, maar is het overigens niet eens met de algemene kritiek van de REA op de procyclische effecten van het kabinetsbeleid. Wij hebben natuurlijk een open economie waarin wij de invloed van het overheidsbeleid niet moeten overschatten. Zo zijn de invloeden van de volatiele olieprijs en de groei van de wereldeconomie groot, maar overduidelijk is wel dat er in ieder geval sprake is van een verschil in economische visie tussen REA en kabinet. Zonder daar gelijk positie in te kiezen, leg ik de vraag aan het kabinet voor hoe het komt dat wij ons eind jaren negentig wél positief konden onderscheiden --bijvoorbeeld vergeleken met de situatie in Duitsland -- maar dat wij ons de laatste jaren ergens in de onderste regionen van de Eurozone bevinden qua economische groei en ons dus in negatieve zin onderscheiden. Graag een verklaring en een visie daarop van het kabinet.
Ik pik er in mijn beperkte spreektijd een enkel onderwerp uit dat mij zwaar op de maag ligt. Om te beginnen de manier waarop wij als politiek omgaan met reële knelpunten in de samenleving. Ik heb het dan onder andere over de verpleeghuiszorg en de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten en veel ouderen. Over dat laatste onderwerp hebben wij al vaak gesproken en mijn ervaring is dat wij voortdurend nieuwe cijfers krijgen, steeds zeggen dat wij nog niet het volledige beeld hebben en dat wij het zetten van concrete stappen om tot verbetering te komen, steeds voor ons uit schuiven. Wij schuiven steeds maar door totdat wij nieuwe rapporten hebben.
Verpleeghuiszorg is daar het meest recente voorbeeld van. Wij hebben een rapport ge-vraagd van de staatssecretaris en zij heeft daartoe iemand opdracht gegeven. Vorige week hebben wij hierover een pittig debat gevoerd. En opnieuw moeten wij zeggen dat de vraag die wij stelden nog niet is beantwoord, zodat wij ook nog niet kunnen bezien of er echt geld naar toe moet. Wat ons betreft was die conclusie al duidelijk. Wij zijn er niet de partij naar om te zeggen: stop er maar meer geld in, dan komt het wel goed. Het is namelijk ook een kwestie van organisatie, goed management en bedrijfsvoering. Sprekend over de verpleeghuiszorg hebben wij sterk de indruk dat wij met elkaar een concrete investering in die sector moeten doen. Mijn fractie is dan ook geneigd om met de PvdA-fractie te zoeken naar mogelijkheden om al in het voorjaarsdebat maatregelen te treffen en niet te gemakkelijk te verwijzen naar de begroting 2006 als zou dat de eerste gelegenheid zijn waarbij wij als Kamer wat kunnen doen. Nee, de eerste gelegenheid is nu, want bij de voorjaarsnota kunnen wij ook al iets doen. Wat ons betreft gaat dat dan ook gebeuren.
Vorig jaar was het gezinsbeleid een majeur punt bij onze inbreng bij het debat over de toenmalige voorjaarsnota. Uit onderzoek van de University of York bleek dat Nederland toen onderaan bungelde op de lijst van 22 welvarende landen met betrekking tot gezinsvriende-lijkheid. Alleen Griekenland stond nog lager. Ik weet niet hoe wij er inmiddels bijstaan, maar ik ben bang dat het er niet veel beter op is geworden. Of heeft het kabinet misschien positief nieuws op dat front te melden? Ik roep ook graag ons pleidooi voor een kindgebonden budget in herinnering. Toen wij dat bij de behandeling van het Belastingplan 2005 voor de zoveelste keer inbrachten, werd er dit keer positief gereageerd door de bewindslieden. Wat is er intus-sen van geworden? Is er serieus naar gekeken en kunnen wij wellicht zelfs voorstellen tegemoet zien? Graag een heldere reactie.
Hetzelfde geldt voor de kinderkorting per kind in plaats van per gezin. Ook dat heb ik vorig jaar aan de orde gesteld. De staatssecretaris van Financiën heeft toen gezegd dat hij zou kijken hoe dat vormgegeven zou kunnen worden. Ik vraag naar de concretisering van die toe-zegging en wanneer wij voorstellen tegemoet kunnen zien. Nauw verwant hiermee is het af-schaffen van het lesgeld voor zestien- en zeventienjarigen. Wij pleiten hier al jaar en dag voor.
Wij hebben de daad bij het woord gevoegd en een amendement rond laten gaan dat ertoe strekt om met ingang van het komende cursusjaar het lesgeld af te schaffen. Inmiddels hebben ook de coalitiepartijen dit voornemen kenbaar gemaakt. Ik ben er op zich verheugd over dat daarmee een ruime Kamermeerderheid lijkt te zijn ontstaan om hier daadwerkelijk een stap in te zetten. Dat moet wat ons betreft per direct gebeuren. De heer De Nerée zei dat een verkeerd bedrag wordt genoemd in het amendement en wil het voor de helft ervan doen. Hij noemde in de kranten en bedrag van €150 mln. In ons amendement gaat het om €93 mln. Dat bedrag komt in de buurt van de helft van het bedrag dat de heer De Nerée uit zou willen geven voor afschaffing dit jaar. Dat betekent dat ik in elk geval reken op de steun van de CDA-fractie voor dit amendement.
Ik heb al gezegd dat ik bereid ben om over de verdere invulling na te denken met anderen. Volgens mij ben ik echter tegemoet gekomen aan de opmerkingen van de CDA-frac-tie. Dat zou kunnen betekenen dat wij nu een concrete stap kunnen zetten om de lasten voor gezinnen met schoolgaande kinderen te verlichten. Dat is dringend noodzakelijk. Het amen-dement zal verder worden behandeld bij de suppletore begroting voor OCW. Het leek mij toch goed om het ook hier aan de orde te stellen. Ik neem aan dat het kabinet bereid is om zijn woorden over de bestudering van de mogelijkheid om het lesgeld voor 16- en 17-jarigen af te schaffen per direct om te zetten in daden. Daarmee zou ook het kabinet laten zien dat aan het veel gebezigde "investeren in kennis, innovatie en onderwijs" ook daadwerkelijk handen en voeten wordt gegeven.
Afschaffing van het lesgeld staat voor mijn fractie in een tweeledig kader. Ten eerste dient funderend onderwijs uit principe te gratis te zijn. Dat is geen nieuw standpunt van mijn fractie. Het was bekend dat wij er zo over denken. Het is ook vastgelegd in het internationale ECOSOC-verdrag dat door Nederland is ondertekend. Ten tweede staat afschaffing in het ka-der van een goed gezinsbeleid. Voor dit cursusjaar moeten de ouders van 16- en 17-jarigen maar liefst €936 ophoesten. Er is dus een zware financiële belasting voor gezinnen. Het af-schaffen van het lesgeld is een goede stap om de financiële positie van gezinnen met kinde-ren te verbeteren. Wij beëindigen hiermee ook in belangrijke mate het rondpompen van geld.
Mevrouw Kant (SP): Ik wil toch graag een toelichting op het amendement omdat ik goed wil begrijpen wat u precies wilt. Als de tegemoetkoming gelijk wordt afgeschaft en het rondpompen van geld dus ook, worden ook gezinnen getroffen die al een tegemoetkoming krijgen in andere schoolkosten dan het lesgeld. Lost uw amendement dat probleem op?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik heb het amendement samen met onze onderwijs-woordvoerder de heer Slob opgesteld. Wij stemmen eerst af voordat wij publieke uitspraken doen over wat wij willen, in tegenstelling tot bij de CDA-fractie. Voor zover onze informatie reikt, is dit een adequate oplossing die dus niet raakt aan de overige vergoedingen. Uiteraard zijn wij bereid om bij de behandeling van de suppletore begroting OCW details uit te werken met de andere onderwijswoordvoerders. Volgens mijn informatie komt deze dekking, die maar voor een deel uit de WTOS komt, tegemoet aan de bezwaren die u al eerder bij interruptie hebt geuit.
Mevrouw Kant (SP): Dat is mooi. Dat maakt het goed om het amendement te steunen. U bent daarmee echter niet van de hele bureaucratische rompslomp af. U zou, zo begreep ik net, liever nog verder willen gaan en ook de kosten voor het onderwijs tot nul reduceren voor ouders. Dan zijn wij er helemaal vanaf.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Het verminderen van het rondpompen van geld en bureaucratie is een belangrijke doelstelling. Het dragende motief voor dit amendement is echter het verlagen van de lasten voor gezinnen met schoolgaande kinderen. Daar is het lesgeld een ongelofelijk belangrijk element in. Het verminderen van bureaucratie en het rondpompen van geld is daarbij een mooie bijkomstigheid.
Mevrouw Kant (SP): De eerste doelstelling betreft alleen de mensen met hogere inkomens. Mensen met lagere inkomens krijgen het lesgeld immers nu al terug.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Het gaat om gezinnen met schoolgaande kinderen van zestien en zeventien jaar. Daar richt het amendement zich op.
Mevrouw Kant (SP): Boven een bepaald inkomen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik heb over het amendement gezegd wat ik erover kan en wil zeggen in dit debat. Verdere detailvragen over de uitwerking met betrekking tot de precieze vormgeving van de WTOS moeten bij de behandeling van suppletore begroting OCW worden gesteld. Mijn collega Slob zal u dan graag te woord staan. Ik heb de informatie gegeven die ik heb en volgens mij is daarmee tegemoet gekomen aan uw bezwaren. Als het anders is, kunt u dat donderdag bespreken.
De heer Crone (PvdA): Het gaat om ouders met een inkomen boven €28.000. Mensen met een lager inkomen krijgen al een compensatie. Voor de laagste inkomens is het vestzak-broekzak en door uw amendement wordt het broekzak-vestzak, dus dat maakt niets uit. U dekt het amendement uit verwachte onderuitputting. Daarmee loopt u nogal ver voor de troepen uit, want de hoogte daarvan kan pas in december worden vastgesteld. Een principiëler punt is dat dit een structurele maatregel is. Ik vind dat je dan toch eerlijk moet zeggen dat je het dekt uit de gasbaten, het financieringstekort, bezuinigingen of lasten-verzwaring. Onderuitputting is voor zoiets als dit niet zo erg solide. Dat had ik zeker niet van iemand met uw achtergrond verwacht.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Wij hebben hiervoor gekozen bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2005. Voorzien was inderdaad al dat wij dat met ingang van schooljaar 2006-2007 konden doen. Daar had het kabinet eerder toezeggingen over gedaan. Aangezien wij al heel lang vinden dat dit moet gebeuren, hebben wij de koe bij de horens gevat en de wens geuit om het voor het komende cursusjaar al af te schaffen. Wij hebben in het kader van de Voorjaarsnota voor een bepaalde dekking gekozen. Ik mag wel zeggen dat u in het kader van allerlei voorstellen vrij automatisch kiest voor een dekking uit de aardgasbaten. Wij heb-ben daar niet voor gekozen. Wij hebben ons uiteraard laten adviseren door de betreffende diensten. Wij denken dat dit voor 2005 en goede dekking kan zijn. Wij willen best nagaan of die tegemoetkomt aan de wens van een brede meerderheid van de Kamer. Zo kent u ons ook. Wij zijn ook best te porren voor eventuele adequatere dekkingen die op de steun van de meer-derheid van de Kamer kunnen rekenen en welwillend door de minister worden bejegend, of desnoods tegen de wil van de minister in door een Kamermeerderheid worden gesteund -- dat kan natuurlijk ook. Daar willen wij altijd wel over spreken. Ons leek deze combinatie van een deel uit de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en studiekosten, waarvan dan een verla-ging voor de hand ligt, gelet op de afschaffing van het lesgeld, en een deel uit de eindejaars-marge, nominaal onvoorzien, een acceptabele dekking.
De heer Crone (PvdA): U gebruikt erg veel woorden om geheel langs mijn vraag heen te gaan.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik ga niet langs uw vraag heen.
De heer Crone (PvdA): Je kunt toch niet nu al maatregelen dekken uit een onderuitputting? Die kan nooit structureel zijn. U zegt dat het al structureel is gedekt voor 2006, omdat er een toezegging van het kabinet is. Die toezegging wil ik wel eens zien. In de tweede plaats heeft de heer De Nerée eigenlijk duidelijk gemaakt dat zelfs die toezegging voor 2006 niet binnen is. Hij zit dus met een dubbel probleem. Hij vraagt zich af hoe hij het voor dit jaar en voor volgend jaar kan dekken. Dan heb ik toch liever eerlijkheid. Zoals ik zei, heeft de CDA-fractie wel een zeer razendsnelle draai gemaakt. Vanochtend stond in de krant dat het dit jaar moest gebeuren. Nu hoeft het al niet meer. U hebt geen enkele dekking, dus ik ben zeer verrast en een beetje teleurgesteld. Ik haal het overigens niet automatisch uit de gasbaten. Ik stel vast dat het Centraal Planbureau constateert dat de gasbaten meevallen. Ga daar nu dus geen rare woorden over bezigen, want dat is gewoon een feit.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik was even bang dat we weer een toelichting op het gehele PvdA-plan kregen. Zo kent u ons ook. Binnen de beperkte mogelijkheden van een kleine fractie doen wij wat mogelijk is om voor ons belangrijke doelstellingen te realiseren. Afschaffing van het lesgeld is voor ons een zeer belangrijke politieke doelstelling. Als wij daarvoor een politieke meerderheid kunnen vinden, zijn wij daar zeer voor te porren. Kunnen wij met elkaar een adequatere dekking vinden waar een meerderheid van de Kamer zich in kan vinden, dan zijn wij daartoe bereid en willen wij daarover praten. U mag ons alleen niet kwalijk nemen dat wij dat op een op zichzelf voor ons acceptabele manier proberen te dekken in het amendement. Dit is geen nieuwe wens van ons, mijnheer Crone. U kunt dus niet zeggen dat wij te snel hebben gereageerd. Wij hebben eerder amendementen ingediend. Volgens ons is het adequaat. Als er een betere dekking denkbaar is, staan wij open voor overleg. Laten wij ons alstublieft focussen op de vraag wat wij aan doelstellingen voor het jaar 2005 willen bereiken met deze voorjaarsnota. Het gaat mij in de eerste plaats om wat wij willen bereiken in politieke zin. Wat mij betreft is de dekking daaraan ondergeschikt.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik heb twee korte vraagjes. De heer Rouvoet zei dat hij eerst wilde overleggen, geloof ik. Ik heb niet gehoord wat hij precies zei. Dat doet er verder ook niet toe.
In zijn amendement staat dat het bedrag dat ontbreekt, taakstellend wordt opgelegd aan de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat gaat dus ten koste van de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat wil de CDA-fractie absoluut niet. Het volledig afschaffen van het lesgeld is voor haar een brug te ver. Uitgesloten moet zijn dat juist het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat toch al een krap budget heeft, een taakstelling krijgt om bepaalde dingen te doen. Dat was ook de reden van mijn verzoek aan het kabinet.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Het amendement ligt ter inhoudelijke bespreking ook voor bij de suppletoiren. De heer De Nerée maakte al duidelijk dat zijn fractie er op dit moment nog niet in is geslaagd om een amendement in te dienen. Ik ben geïnteresseerd in het samen zoeken naar een manier waarop wij onze gemeenschappelijke doelstelling om het les-geld af te schaffen, liefst helemaal en liefst 2005, te verwezenlijken. Ik ben geïnteresseerd in de reactie van het kabinet en natuurlijk in het debat met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van aanstaande donderdag. Daarin zal dit aspect absoluut aan de orde komen. Dat kunt u zowel de minister als de onderwijswoordvoerders onder wie de heer, Slob absoluut toevertrouwen. Ik ben natuurlijk ook geïnteresseerd in welke steun dan ook van de CDA-frac-tie voor het vrijmaken van dit bedrag voor de verlichting van lasten voor gezinnen met schoolgaande kinderen. De CDA-fractie heeft duidelijk gemaakt, dit belangrijk te vinden, net als ik. Dit debat is er volgens mij voor bedoeld om de politieke doelstellingen uiteen te zetten. De suppletoiren zijn voor de "fine tuning", zoals dat in goed Nederlands heet, van de ver-wer-king in de onderscheiden begrotingen. Zo kennen wij die procedure beiden.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Dat zal ik doen, voorzitter. Ik heb nog twee heel kleine puntjes ter afronding. De gemeentelijke financiën dienen natuurlijk op orde te zijn. Door een decentralisatie van taken stijgen de kosten voor de gemeenten voortdurend. Dat is de achterliggende periode het geval geweest en er komt ook nog wat aan. Onze vraag is, of de rijksbijdrage aan het gemeentefonds nog wel in lijn is met de taken en verantwoordelijkheden die de gemeenten erbij hebben gekregen. Wat ons betreft is de vraag stellen, haar beantwoor-den. Ik krijg echter graag een reactie van de minister van Financiën op mijn vraag hoe die twee zich tot elkaar verhouden.
Mijn laatste punt betreft duurzaamheid en vergroening. Wat is op dit moment bekend over de vrijstelling van accijnzen op biobrandstoffen? Kan er eindelijk zekerheid over de hoogte en duur ervan worden gegeven aan de bedrijven die hierin willen investeren? Wij weten dat wij al op een achterstand liggen ten opzichte van de ons omringende landen. Hoe en wanneer gaan wij die inlopen? Ik wijs erop dat de EU-richtlijn biobrandstoffen ons daartoe noopt. De vraag is dus niet of, maar wanneer wij de nodige stappen gaan zetten. Ik hoor dat graag in de reactie van de minister.
Reacties op 'Bijdrage debat Voorjaarsnota 2005'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.