Overleg over duurzaam hout

woensdag 27 juni 2007 16:06

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) kwalificeert de vijftien jaar beleid, gericht op het gebruik van duurzaam hout, als een teleurstelling. Vele doelstellingen werden naar beneden bijgesteld en desondanks niet gehaald. Het lijkt alsof de overheid haar eigen beleidsuitgangspunten niet serieus neemt. De mondiale context is taai. De bilaterale verdragen leveren een bijdrage aan de groei van het percentage duurzaam hout, maar dat meer ondanks, dan dankzij het overheidsbeleid.

Particulier initiatief en maatschappelijke betrokkenheid zijn ook op dit terrein een groot goed, maar het beleid zou veel slagvaardiger zijn geweest als de overheid en de maatschappelijk vooroplopende organisaties, zoals ngo's en bedrijfsleven, gezamenlijk eerder de schouders onder deze zaak hadden gezet. De tijd lijkt rijp voor een dergelijke aanpak. Het nieuwe kabinet heeft op het punt van duurzaamheid en CO2-emissie immers ambitieuze doelstellingen geformuleerd. Ook het begrip transitie staat in het overheidshandelen centraal. Op het dossier duurzaam hout is transitie nodig en mogelijk. Daarbij zijn voor mevrouw Wiegman de principes voorzorg en rentmeesterschap bepalend.

Er bestaan grote verschillen in het beleid inzake duurzaamheid in de tuinmeubelbranche. Morele en beleidsmatige keuzes maken blijkbaar het verschil. Inzetten op het uitsluitend gebruiken van duurzaam geproduceerd hout is kennelijk een kwestie van geld en concurrentie. Zolang een soortgelijk product bij de een goedkoper is dan bij de ander zal het gros van de consumenten kiezen voor het goedkopere product. Waar de noodzaak tot duurzaam handelen waarschijnlijk door iedereen wordt erkend, maar dat handelen blijkbaar niet vanzelf tot stand komt, mag van de overheid een actief optreden worden verwacht én het geven van het goede voorbeeld. Mevrouw Wiegman roept de overheid op voorwaarden te scheppen, regels te stellen, via voorlichting te stimuleren en het goede voorbeeld te geven door zelf een geloofwaardig en consistent aan- en inkoopbeleid te voeren. Het afgelopen decennium heeft de overheid zich in een patstelling laten manoeuvreren. De wildgroei aan keurmerken heeft de vrijblijvendheid en onduidelijkheid vergroot. Het onafhankelijke keurmerk van het Forest Stewardship Council (FSC-keurmerk) is het meest compleet. Daarbij spelen ook beloning, veiligheid en sociale omstandigheden een rol. Het is een soort Max Havelaarkeurmerk voor hout. Een eenduidige standaard kan concurrentie voorkomen. Het verdient derhalve aanbeveling dat de rijksoverheid zich aanmeldt als FSC-partner en daarmee het goede voorbeeld volgt van woningbouwcorporaties en enkele grote bouwbedrijven. Daarnaast zouden de rijksoverheid, de decentrale overheden en de waterschappen FSC als voorwaarde kunnen stellen bij hun eigen aanbestedingen. Waarom zou dat niet vanzelfsprekend zijn? Hoe denken de bewindspersonen hierover? Als op deze manier de vraag naar goed hout wordt gestimuleerd, zal dit leiden tot grote verbeteringen aan de bron.

Bilaterale overeenkomsten met producentenlanden zijn uiteraard niet verkeerd, maar langs die weg komen verbeteringen van het beleid te traag en niet volledig tot stand. Een verbod op de import van illegaal hout werkt veel adequater. Zelfs de Vereniging van Nederlandse Houtondernemingen (VVNH) roept op om zo snel mogelijk te komen tot een Europees importverbod. Nederland stelt dat een dergelijk verbod in strijd is met de WTO, omdat het om een non-trade concern zou gaan. Volgens mevrouw Wiegman is duurzaam geproduceerd hout, dus het tegengaan van illegaal geproduceerd hout, wel degelijk een trade concern. Een importverbod op illegaal hout is niet discriminatoir, maar wel transparant en proportioneel en dus toepasbaar. De Europese Commissie heeft vier opties geformuleerd waaruit kan worden gekozen. Mevrouw Wiegman roept het kabinet op te kiezen voor optie 4b: al het hout dat op de Europese markt komt, moet aantoonbaar legaal zijn en afkomstig uit verantwoord beheerde bossen. Zij vraagt het kabinet voorts om de juridische mogelijkheden tot wetgeving te benutten en draagvlak te verwerven bij Europese ministerraden, zodat de patstelling kan worden doorbroken waarin de verschillende ministeries terechtgekomen lijken te zijn. Het argument van de minister van LNV dat geïmporteerd hout niet terug te leiden is naar een concessie in het land van herkomst, is niet sterk. Dat toont aan dat er dwingende regelgeving nodig is. Mevrouw Wiegman verwijst naar het stelsel van tracing en labeling dat door de EU verplicht is gesteld om vervuiling van voedingsmiddelen met gentechbestanddelen te kunnen achterhalen. Zoiets zou voor hout ook kunnen. Voor de controle en handhaving is een helder keurmerk noodzakelijk.

Het kabinet dient tevens flankerend beleid te voeren met voorlichting, het stimuleren van groen beleggen, het aanpassen van subsidieregelingen en fiscale regelingen, het sluiten van convenanten met branches en dergelijke. Zijn de ministers bereid deze sprong voorwaarts te maken? Op die manier zijn op relatief korte termijn vertrouwenwekkende resultaten te bereiken.

Bron: ongecorrigeerd verslag

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Reacties op 'Overleg over duurzaam hout'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2007 > juni