Column Centraal Weekblad

maandag 11 november 2002 23:40

Gisteren in de kerk sprak Ali mij aan. Nee, niet Alie de vrouw van onze organist, maar Alí, de man van Mitra. Een Iraanse vluchteling die in ons land asiel kreeg. Hij wilde een probleem met mij bespreken. Een paar maanden geleden raakte hij zijn baan kwijt. Als degene die het laatst was aangenomen, vloog hij er het eerste uit toen het slechter ging met het bedrijf. Een principe waar velen in deze tijd van economische neergang mee te maken krijgen, helaas. Maar daar ging het hem niet om. ‘Nu ik weer aan het solliciteren ben’, zei hij, ‘merk ik dat het klimaat tegenover buitenlanders veranderd is. Als ik het arbeidsbureau bel, moet ik mijn telefoonnummer geven en zullen ze bellen als er iets is, maar ze bellen niet. Ik heb een aantal sollicitatiebrieven geschreven, maar ik krijg niet eens een afschrijving als antwoord. Ik hoor helemaal niets. En ik ben niet de enige, van buitenlandse kennissen en vrienden hoor ik dezelfde verhalen.’
Integratie staat sinds Pim hoog op de politieke agenda. Geen partij in Nederland kan er meer omheen. In de komende verkiezingstijd zal het opnieuw een heel belangrijk thema worden. Woordvoerders rollen zo ongeveer over elkaar heen in hun pogingen aan de kiezer duidelijk te maken wat verwacht mag worden van de vreemdelingen en bijwoners in ons land. Terecht. Maar het opsommen van maatregelen en eisen is niet genoeg. Natuurlijk is het spreken van de Nederlandse taal een vereiste, is globale kennis van onze geschiedenis een must en begrip voor onze cultuur en gewoonten onontbeerlijk. Maar daarmee is de integratie nog geen feit.
Alí wilde met mij eens bespreken welke gedachten hij heeft over zijn leven in Nederland. ‘Integratie is goed, ik wil ook integreren, zei hij, ‘maar het kan niet van één kant komen. Wij moeten wel een kans krijgen’.
Daarmee legt hij de vinger op de zere plek. Integratie kan, net als liefde, niet van één kant komen. Wij stellen terecht eisen aan nieuwkomers in onze maatschappij, maar de last van het aanpassen, ligt niet alleen op hun schouders. Ook wij moeten ons inzetten om begrip te krijgen van de moeilijkheden die buitenlanders in ons land ondervinden. We moeten geduld hebben, wanneer iemand langer naar woorden zoekt. Belangstelling hebben voor de gewoonten waarmee iemand uit een ander land is opgegroeid, ons een beeld vormen van die vreemde andere leefwereld in het thuisland van de nieuwkomers. Ze een kans geven op de arbeidsmarkt. We moeten buitenlanders tegemoet komen. Alleen zo geven wij werkelijke integratie een kans.

Het politieke debat over integratie heeft nog een ander aspect. Voor sommige partijen is de roep om integratie een aanleiding om het christelijke onderwijs weer eens op de schop te nemen. Het bijzonder onderwijs moet verplicht worden om ieder die zich aanmeldt aan te nemen. Deze scholen mogen de maatschappelijke problemen niet aan het openbare onderwijs overlaten, wordt gesteld. Gemakshalve wordt voorbijgegaan aan het feit dat heel veel christelijke scholen al lang zo’n open toelatingsbeleid hebben. De reformatorische en gereformeerd vrijgemaakte scholen hanteren over het algemeen wel beperkende regels bij de toelating van leerlingen. Waarom ook niet. Op deze scholen wordt van leerlingen een bepaald gedrag verwacht met bijbehorende kledingcodes en zo meer. Ouders kiezen voor hun kinderen het beschermde milieu dat deze scholen bieden. Het zou wel heel vreemd zijn dat in de naam van integratie deze scholen hun identiteit op zouden moeten geven. Leerlingen die de achterliggende overtuiging niet delen, zullen zich niet thuis voelen op een school met regels die voor hen geen inhoud hebben. Met een open toelatingsbeleid voor deze scholen is noch de school, noch de nieuwe leerling gediend. Daarbij is integratie een proces dat de hele maatschappij aangaat. Goede integratie gaat alle sectoren van de maatschappij aan, niet alleen het onderwijs.

Identiteit en integratie zijn aanvullende begrippen. Een integratiebeleid dat het iemand onmogelijk maakt om zijn eigen identiteit te beleven, is geen goed beleid. Maar een identiteitsbesef dat aanpassing aan Nederlandse gedragsregels in de weg staat, maakt een goede integratie onmogelijk. Het feit dat iemand in Nederland woont, zal ook consequenties moeten hebben voor zijn identiteitsbeleving.
Terug naar het begin. Naar Alí die de kans wil krijgen om te integreren. Van dichtbij maken wij mee hoe moeilijk die aanpassing aan de Nederlandse cultuur soms is. Onze protestantse gewoonte om elke zondagochtend naar de kerk te gaan is voor Alí, die in Iran moslim was, erg moeilijk. Hij probeert het echt, maar het valt hem en zijn gezin zwaar. Voor iemand die zoveel moeite doet zich in onze wereld te voegen, moeten wij toch ook moeite doen.

Deze column is verschenen in het Centraal Weekblad
Labels
Opinie
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Column Centraal Weekblad'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2002 > november