Arie Slob: De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennis genomen van de evaluatie.
Ze hebben de volgende vragen:
Het blijkt dat scholen zeer slecht op de hoogte zijn van de regeling. Het beleid rond het onderwijs aan zieke leerlingen is op veel scholen ad hoc. Bij ziekte van een leerling verloopt de aanmelding van die leerling niet altijd volgens een vast patroon. Vaak zijn het de ouders die begeleiding zoeken voor hun zieke kind, soms meldt de school een kind bij de consulent of doet een ziekenhuis dat. Er is niet vastgelegd wie de ondersteuning voor een zieke leerling zou moeten initiëren.
De minister stelt dat scholen verantwoordelijk zijn voor het onderwijs bij ziekte van een leerling. Ligt het dan niet in de rede een vaste procedure af te spreken voor aanmelding voor begeleiding van een leerling bij ziekte? (p III samenvatting)
De minister komt op grond van de evaluatie tot de conclusie dat er in het veld verwarring bestaat over de verdeling van verantwoordelijkheden voor het onderwijs aan zieke leerlingen. Ze heeft de indruk dat de consulenten alle zieke leerlingen tot hun verantwoordelijkheid rekenen en dat ze daarbij ook veelal zelf het onderwijs aan die leerlingen verzorgen in plaats van zich te beperken tot begeleiding van scholen. Consulenten zullen zich meer en beter bewust moeten worden dat de school primair verantwoordelijk is en dat en dat zij een primaire taak hebben scholen te ondersteunen.
In het evaluatie rapport staat echter dat het ontbreken van thuisonderwijs geweten wordt aan een strikte opvatting binnen de verschillende OBD’s dat de consulent geen leraar is, maar een begeleider en daarom zelf geen thuisonderwijs mag geven. (p. V) Dit lijkt de leden van de fractie van de ChristenUnie met elkaar in tegenspraak. Ze vernemen graag een reactie van de minister.
De minister geeft in haar beleidsreactie op de evaluatie drie zaken aan:
Ten eerste dat de financiële middelen voor de consulenten geoormerkt zullen blijven.
Ten tweede dat er bij scholen en ouders een grote onbekendheid met de wet bestaat en dat ze met de meest betrokken organisaties gaat verkennen op welke wijze de voorlichting over de wet verbeterd kan worden.
Ten derde dat consulenten beter prioriteiten moeten stellen en zich meer moeten beperken tot het begeleiden van scholen in plaats van zelf les te geven aan zieke leerlingen.
De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat de minister hiermee slechts ingaat op een deel van de in de evaluatie aangedragen knelpunten en oplossingen. Ze zouden op de volgende punten graag alsnog een reactie van de minister ontvangen.
- In het rapport wordt geschat dat ongeveer de helft van de leerlingen die voor begeleiding in aanmerking komen ook daadwerkelijk aangemeld wordt en begeleiding van een consulent krijgt. De rest van de zieke leerlingen krijgt onderwijs van de school zelf of helemaal geen onderwijs. Onduidelijk is echter om hoeveel zieke leerlingen het gaat en in welke mate zij onderwijs krijgen. Het rapport constateert dat de scholen zich onvoldoende kunnen verantwoorden omdat van de resultaten van het onderwijs aan de zieke leerlingen door de school zelf geen cijfers worden bijgehouden. (p III)
- Kan de minister reageren op de aanbeveling een protocol te laten opnemen in de schoolgids ten aanzien van de handelwijze bij ziekte van een leerling? (p III)
- Zowel de scholen als de consulenten zien gebrek aan personeelscapaciteit op de scholen als belangrijkste knelpunt bij het thuisonderwijs door de school zelf. (p. IV)
- Vrijwel alle betrokkenen vinden dat de financiering onvoldoende is om de opdracht die de organisaties vanuit de Wooz hebben meegekregen uit te kunnen voeren. Hoewel er aanwijzingen zijn dat deze claim gerechtvaardigd is (de vergoeding is gebaseerd op tellingen in 1994 en de trend is dat meer leerlingen langer worden begeleid), ontbreken harde cijfers zodat het lastig is om te kunnen berekenen welk budget feitelijk nodig is. Dit kan alleen bepaald worden wanneer de consulenten zowel leerlingenaantal als aantal begeleidingsuren structureel en op een landelijk uniforme wijze bijhouden. Daarmee kan dan een normberekening worden vastgesteld. (p. V)
- In het rapport wordt de suggestie gedaan om een landelijk registratiesysteem bij te houden met daarin informatie als aantallen zieke leerlingen, ziektebeelden, soort begeleiding van de leerling en de duur daarvan. (p. V/VI)
Reacties op 'Verslag Ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.