Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Mevrouw de Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie is ervan doordrongen dat de nood onder mensen die een orgaan nodig hebben, groot is. Wij zijn ervan overtuigd dat er te weinig mensen zijn die donor willen zijn. De toename van het aantal donoren is ook te weinig. Tijdens het overleg in januari in de Kamer hebben wij alle mogelijkheden van het nieuwe ADR-systeem, waarvan meer verwachtingen zijn, bekeken. Mijn conclusie na dat algemeen overleg was dat ik geen mogelijkheid zag het ADR-systeem te ondersteunen. In het overleg kreeg ik niet voldoende antwoord op de vragen over de problemen die wij in dat ADRsysteem zagen. Na het algemeen overleg is er een ander overleg geweest met de Nierstichting, de KNMG en ook met andere politieke partijen. Het is ons gelukt om met elkaar tot een ander systeem te komen, waarin aan onze bezwaren tegen het ADR-systeem tegemoet werd gekomen. Wij hebben een aantal voorwaarden gesteld.
Alleen onder die voorwaarden willen wij dit systeem ondersteunen. Die voorwaarden hebben anderen overgenomen. Wij zochten naar een systeem dat de vrijblijvendheid wegneemt, dat de mensen dringt tot het maken van een keuze, maar dat tegelijkertijd duidelijk maakt dat de keuze voor wel of niet orgaandonor zijn een eigen keuze is. Ons lichaam is niet het eigendom van de staat of van de gemeenschap. Ieder voor zich moet bepalen of hij dat geschenk aan zijn medemens wil geven of niet. Dat betekent ook dat niemand buiten zijn wil of zonder zijn weten als donor geregistreerd mag staan. Aan deze voorwaarden is wat ons betreft voldaan. In de motie wordt gesteld dat er een duidelijke start moet zijn, met aanschrijving van iedereen. Wilt u als donor geregistreerd staan of niet? Er mag geen sprake zijn van een automatisme. Je staat niet bij je geboorte al als donor ingeschreven.
Er moet eerst een brief komen met de vraag om een keuze te maken. Vervolgens wordt bij ieder bezoek aan de gemeente een uitdraai gemaakt hoe je geregistreerd staat. Mocht het briefje aan je aandacht zijn ontsnapt, dan word je diverse keren bij bezoeken aan de gemeente eraan herinnerd. Dat sluit uit dat mensen niet weten dat zij als donor geregistreerd staan. Bovendien kunnen zij het ieder moment veranderen.
De positie van de nabestaanden moet blijven zoals zij nu is. Dat betekent dat nabestaanden uiteindelijk het laatste woord hebben. Voor analfabeten moet er een duidelijk op hen gerichte campagne komen, zodat uitgesloten is dat deze mensen niet weten hoe het nieuwe systeem eruit ziet.
De voorzitter: Wilt u uw betoog afronden?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Met deze voorwaarden kan de fractie van de ChristenUnie instemmen. Wij hopen dat de motie het zal halen en dat er zo een nieuw systeem komt in Nederland dat meer donoren zal opleveren.
De heer Van der Vlies (SGP): Uiteraard heeft elk Kamerlid en elke fractie het recht om gedurende een denkproces tot andere instellingen en opvattingen te komen. Ik heb de fracties van RPF en GPV in het verleden vrij principieel horen spreken over het individuele toestemmingsvereiste bij de Wet op de orgaandonatie om er überhaupt mee akkoord te kunnen gaan. In de fractie van de ChristenUnie ziet men dat een slag anders. Begrijp ik dat goed?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Ik denk niet dat u dat goed begrijpt. Het gaat de fractie van de ChristenUnie erom dat duidelijk is en duidelijk blijft, dat het een eigen keuze is van mensen of zij donor willen zijn of niet. In die zin moet er toestemming zijn. Wij willen echter af van de vrijblijvendheid. Wanneer niet reageren betekent dat er niets gebeurt, werkt het dat in de hand. Dat blijkt nu ook al. 8 miljoen mensen nemen geen beslissing. Wij zoeken naar een middel om mensen te prikkelen om die beslissing te nemen, om de keuze te maken. Tegelijkertijd moet het duidelijk zijn dat het wel de eigen keuze is. Dat standpunt zien wij in dit voorstel gehonoreerd. Ik denk niet dat dit een principieel andere keuze is dan in het verleden is gemaakt.
De heer Van der Vlies (SGP): Dat zoveel burgers niet reageren, is ook mijn probleem. Dat erken ik. Daar moeten wij iets aan doen. Mijn vraag aan mevrouw Huizinga-Heringa is toch of het ook in een verfijnd, uiterst zorgvuldig ADR-systeem niet zo is, een uiterste, dat mensen ondanks alle acties om een reactie blijven zwijgen. Je kunt ze dat kwalijk nemen. Dat houd ik voor mogelijk. U interpreteert het zo: dan neem ik ze dus in het vervolg maar op in het bestand van de potentiële donoren. Dat is echt een principiële omslag. Dat standpunt kunt u mij niet ontnemen.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Mensen die blijven zwijgen, krijgen bij ieder bezoek aan het gemeentehuis voorgelegd of zij wel weten dat zij omdat zij niets zeggen en die keuze niet maken, door de gemeente zijn ingeschreven als donor. Zij krijgen de vraag voorgelegd of zij dat wel weten, of zij dat wel willen en of zij het willen veranderen. Mensen die blijven zwijgen, worden steeds aangesproken om een keuze te maken.
Wanneer mensen die eigen keuze niet willen maken en op de koop toe nemen dat zij als donor geregistreerd staan hoewel zij dat niet willen, maar weigeren om actie te onderne-men, zijn er altijd nog de nabestaanden van wie ik aanneem dat zij weten hoe de persoon erover denkt. Die kunnen in het uiterste geval nog zeggen dat zij wel als donor geregistreerd staan, maar geen donor wilden zijn en dus geen toestemming geven.
De heer Van der Vlies (SGP): Heeft de burger in deze visie de plicht om ja of nee te zeggen?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): In deze visie vind ik dat de burger een morele plicht heeft om nate denken hoe hij wil reageren op de grote nood die er leeft, op alle mensen die in ondraaglijk lijden wachten op een orgaan. Dat is een moreel appel dat gedaan wordt. Ik denk dat een burger op dat morele appel antwoord zou moeten geven.
De heer Van der Vlies (SGP): Vanuit het allerindividueelste recht op een eigen lichaam en wat er in menselijke verhoudingen mee gebeurt, heeft ieder mens het recht om daar niet op te reageren. Het gaat niet aan dat de samenleving dan vervolgens beslag legt op onderdelen van het lichaam. Dat is toch de principiële visie waar u aanvankelijk ook bij ankerde?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Als mensen weigeren om te laten weten dat zij geen donor willen zijn, ondanks het feit dat zij steeds met de vraag worden gecon-fronteerd, dan nog kunnen nabestaanden duidelijk maken dat zij al of niet donor wilden zijn.
Mevrouw Veenendaal (VVD): Heeft iemand niet het recht om niet te willen beslissen?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): In de samenleving wordt een moreel appèl op mensen gedaan om hun ''mind'' op te maken, om te zeggen of zij wel of niet hun lichaam ter beschikking willen stellen. Als mensen niet beslissen, is de consequentie dat zij als donor geregistreerd worden. Zij kunnen dan toch aan hun nabestaanden kenbaar maken dat zij geen donor willen zijn.
Mevrouw Veenendaal (VVD): Bij het morele onderdeel sluit ik mij aan; ik denk niet dat de ChristenUnie of andere partijen dat in pacht hebben. Wij wensen allemaal dat heel veel mensen zich laten registreren, want dan zou het probleem zijn opgelost. Vindt u dat mensen het recht hebben om zich niet te laten registreren?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Ja, dan moeten zij zeggen dat zij geen donor willen zijn. Dan worden ze niet geregistreerd.
Mevrouw Veenendaal (VVD): Nee, dan verplicht u de mensen om zich negatief te laten registreren. Vindt u dat mensen het recht hebben om zich niet te laten registreren?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Zij hebben het recht zich niet te laten registreren. Dan moeten zij namelijk zeggen dat zij geen donor willen zijn.
De heer Ormel (CDA): Mevrouw Huizinga merkt op dat 8 miljoen mensen geen donor zijn. Op hen wordt een moreel appèl gedaan om donor te worden of in ieder geval na te denken. Zij moeten een keuze maken. In het woord ''moeten'' zit al dat het geen moreel appèl, maar een feitelijk appèl is. Denkt zij echt dat er 8 miljoen lakse Nederlanders zijn? Zouden er onder die 8 miljoen niet ook velen zitten die wel degelijk hebben nagedacht, die het wel degelijk met hun naasten hebben besproken, maar die vinden dat het de Staat niets aangaat?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Blijkbaar heb ik het woord ''moeten'' gebruikt. Laat ik dat veranderen. De mensen zouden een keuze moeten maken. De overheid moet er bij hen op aandringen erover na te denken. De overheid moet erop aandringen dat zij op dit morele appèl een beslissing te nemen.
De heer Ormel (CDA): Dat is mooi gezegd, maar als zij geen keuze maken, zijn zij donor. Punt.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Met enige schaamte moet ik bekennen dat ik één van die 8 miljoen Nederlanders ben. Ik heb het tot nu toe zo’n ongelooflijk moeilijke gedachte gevonden om mij voor te stellen dat mijn organen worden gebruikt voor iemand anders, dat ik die gedachte voor mij uit heb geschoven. Ik heb tegen mijn man gezegd dat hij het maar moet bekijken als het zover is. Ik ben ook wakker geschud door de berichten, en door wat ik te zien heb gekregen van het enorme lijden van mensen die zitten te wachten op een orgaan. Ik heb voor mijzelf de conclusie getrokken dat ik een keuze moet maken. Voor dat morele appèl wil ik gevoelig zijn. Ik denk dat de overheid dat morele appèl mag laten doorklinken aan zijn burgers. En dan beschuldig ik 8 miljoen mensen niet van laksheid, ik denk dat hen net als ik menselijke zwakheid niet vreemd is. Maar soms moet daar wel een zetje van de overheid bij.
De heer Ormel (CDA): Ik vind het mooi, moedig en eerlijk dat u uw persoonlijke ontboezeming doet. Maar zo zijn er 8 miljoen Nederlanders die net als u redeneren. Zo zullen er anderen zijn die bang zijn voor hersendood, en weer anderen willen het voor zich uitschuiven.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Die mogelijkheid hebben die mensen nog steeds, want of ze nu geregistreerd zijn als donor of niet, één van onze harde voorwaarden is dat de nabestaanden het laatste woord blijven houden.
De heer Nawijn (LPF): U houdt een primabetoog. Is het niet zo dat mensen die nu niet beslissen, dat eigenlijk wel doen? Immers, op het moment dat ze in zo’n situatie komen, laten ze het over aan de nabestaanden, en dat is ook een beslissing. Dan kunnen de nabestaanden bepalen of ze het wel of niet doen.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Het is het uitstellen van het moment waarop een beslissing wordt genomen. Er zal een moment komen waarop de beslissing genomen moet worden en niet meer kan worden ontlopen.
Mevrouw Van Heteren (PvdA): De interactie van u met de heer Ormel is een discussie die zich op dit moment in half Nederland afspeelt. Ik vind het buitengewoon moedig dat u het zo zegt. Wat was bij u het doorslaggevende moment waarop u ging verschuiven met uw inzichten?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Dat wordt erg persoonlijk, wat niet mijn bedoeling is geweest.
Mevrouw Van Heteren (PvdA): Wanneer kreeg uw fractie dat inzicht?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Op het moment dat wij voldoende waarborgen hadden bij het ADR-systeem dat mensen niet tegen hun wil of zonder dat zij het weten geregistreerd staan als donor, op het moment dat wij wisten dat de mogelijkheid aanwezig blijft dat mensen geen beslissing willen nemen en het aan hun nabestaanden vertellen, die het laatste woord hebben, en dat wij wisten dat analfabeten er niet buiten blijven en dat er een duidelijke start zal zijn. Die waarborgen hebben ons doen besluiten, in te stemmen met het ADR-systeem.
Reacties op 'Bijdrage debat Orgaandonatie'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.