De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Het moet mij van het hart dat de aanloop naar de behandeling van dit wetsvoorstel wel erg lang is geweest. Dat is geen verwijt in de richting van de minister. Zijn wetsvoorstel ligt namelijk al een jaar bij de Kamer. De Kamer moet dit zichzelf aantrekken. Het is niet te hopen dat het trage verloop van behandeling van dit wetsvoorstel illustratief is voor de wijze waarop het onderwerp bij de overheid leeft. Als ik mijn collega's hoor spreken, is dat in ieder geval bij hen niet het geval.
Mijn fractie, de fractie van de ChristenUnie, heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat het onderwerp integriteit van het openbaar bestuur, waaronder dit wetsvoorstel valt, voor haar van groot belang is. Dat heeft alles te maken met de hoogheid van het ambt van de overheid. Het wetsvoorstel heeft in dat opzicht onze hartelijke steun. Dat laat onverlet dat ik een aantal vragen heb over een aantal onderdelen. Dat betreft in het bijzonder ook de voorstellen over de eed en de belofte. Die vinden wij een te open karakter hebben.
De fractie van de ChristenUnie is blij dat het wetsvoorstel uitgaat van een bredere in-vulling van het begrip integriteit. Vaak wordt bij integriteitsbeleid ingezet op naleving van voorschriften en regels. Dat hoort er zeker bij. Van even groot belang is het versterken van de morele competentie van ambtenaren en het koppelen van het begrip integriteit aan verant-woordelijkheden en de kwaliteit en de effectiviteit van dienstverlening. Ik las ergens treffend de opmerking dat een integere ambtenaar nog niet direct een goed ambtenaar is. Iemand die geen verkeersregels overtreedt, rijdt namelijk nog niet automatisch de goede route. In dat opzicht is het van groot belang dat de regering goed inzet op ''goed ambtenaarschap''. Dat hoort er heel nadrukkelijk bij. Dat heeft in dat opzicht ook onze steun.
Ik heb bij de behandeling van de nota over integriteit van het openbaar bestuur en de politie, in september 2003, het hoofdlijnendebat dus in de aanloop naar dit wetsvoorstel, namens mijn fractie gevraagd of de overheid kan waarmaken wat zij op het gebied van integriteitsbeleid voorstaat. Dat is een vraag die ons voortdurend bezig moet blijven houden. Wij zetten zwaar in, ook als je kijkt naar wat er in het wetsvoorstel allemaal wordt geregeld. Ik ben daar echter nog niet helemaal gerust op. Hoewel wij in de afgelopen jaren flinke stappen vooruit hebben gezet als het om integriteitsbeleid gaat, is er in algemene zin gesproken bij de overheid nog steeds geen sprake van voldragen integriteitsmanagement.
Dit wetsvoorstel kan daartoe een bijdrage leveren. Uiteindelijk staat of valt alles bij de innerlijke motivatie van degene die in de praktijk van het overheidswerk een en ander invul-ling moet geven. Ik hoor graag van de minister hoe hij op dit moment de situatie taxeert. Het is goed als hij daarbij de uitkomsten van het lezerspanel van Binnenlands Bestuur meeneemt. Dat geldt ook voor de constatering van de rijksrecherche dat gemeenten ondanks meer aan-dacht voor integriteitsbeleid en ondanks de wettelijke verplichting nog steeds te weinig aan-gifte doen van integriteitschendingen.
Kan de minister ook aangeven hoe met de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen voorkomen kan worden dat integriteitsbeleid te veel van bovenaf wordt opgelegd? Kan de minister aangeven op welke wijze dit wetsvoorstel voldoende borgt dat het integriteitsbeleid geïntegreerd wordt in het primaire proces en verankerd wordt in de cultuur en de structuur van de overheidsorganisatie? Dat is immers wat wij willen en moeten bereiken. Als dat onvol-doende is geregeld, is het risico heel groot aanwezig dat veel van de voorgenomen maatregelen die onze hartelijke steun hebben, bijvoorbeeld een gedragscode, in de praktijk tot dode let-ters verworden. Mede daarom heeft mijn fractie in dit opzicht eerder voorgesteld om de Algemene Rekenkamer een rol te geven bij het toezicht op het integriteitsbeleid bij de rijks-overheid. Vreemde ogen dwingen, nietwaar? De minister heeft die suggestie niet opgepakt. Hij verwees naar de integriteitsaudits van de departementale auditdiensten. Toen wij daar in 2003 over spraken, waren die nog nauwelijks van de grond gekomen. Inmiddels is er een heel jaar ervaring mee opgedaan. Volgens ons hoeft het elkaar niet te bijten. Het kan elkaar aanvullen. Mijn fractie is benieuwd wat de uitkomsten van die audits waren in het jaar 2004.
Ik vraag aandacht voor de invoering van de eed of de belofte voor ambtenaren. Wij zijn daar altijd voorstander van geweest. Wij steunen ook het voornemen van de minister om de eed of belofte verplicht te stellen. Dat is een heel goede zaak. Wij begrijpen echter niet dat hij voorstelt om binnen de overheidsorganisaties het bevoegd gezag het formulier van de eed- of beloftebepaling vast te laten stellen.
Onze vraag is of een vaste, overal geldende tekst niet veel meer zeggingskracht heeft dan de enorme variëteit aan teksten die straks in de praktijk kan ontstaan. Is het risico niet groot dat de geboden mogelijkheid voor variatie in eedsteksten afbreuk doet aan de beoogde ernst van de eedsaflegging? Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van der Staaij, namelijk of de minister er niet samen met VNG en IPO uit had kunnen komen. Ik sluit mij ook aan bij wat de heer Van der Staaij heeft gevraagd over de bekrachtigingsformule waarmee een eed of belofte wordt afgesloten. Ligt dat ook open en kan er ruimte worden geboden voor nieuwe varianten? Het lijkt ons beter dat de minister aansluit bij het gewoonterecht, namelijk de hoofdregel die in 1911 in de wetgeving is vastgelegd. Ik hoop ook dat dit de bedoeling is. In 1971 is de hoofdregel aangevuld met de optie ''dat verklaar en beloof ik''. In sommige gemeenten ontwikkelt men op dit punt echter allerlei variaties.
Amsterdam is hiervan het meest in het oog springende voorbeeld. Zo heb ik een variant gezien ''zo waarlijk helpe mij Allah de erbarmer, de barmhartige''. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de islamitische werknemers. Zo zou je er nog een heel aantal kunnen verzinnen. Het zou wel ver gaan als met dit wetsvoorstel op dat punt ruimte werd gecreëerd. Die ruimte is er voor politieke ambtsdragers niet, ondanks het feit dat wij daarover in het verleden in de Kamer zeer diepgaand met elkaar hebben gedebatteerd. Ik wil graag meer duidelijkheid op dit punt.
Reacties op 'Bijdrage debat Wijziging ambtenarenwet – goed ambtelijk handelen en integriteit'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.